Mc.11,27-33 (1/06/2024)
27 Ze kwamen weer in Jeruzalem.
Toen ze op het tempelplein wandelden,
kwamen hogepriesters, schriftgeleerden en oudsten naar hem
28 en vroegen:
“Met welke volmacht doe jij deze dingen
[de zuivering van het tempelplein],
en wie heeft je die volmacht gegeven om dat te doen?”
29 Jezus antwoordde hen:
“Ik zal jullie ook één iets vragen,
en als je mij antwoord geeft,
zal ik jullie zeggen met welke volmacht ik dit doe.
30 Het doopsel door Johannes,
was dat van de hemel uit, of van mensen uit?
Geef mij antwoord.”
31 Ze overlegden onder elkaar:
“Als we zeggen: van de hemel uit,
dan zal hij zeggen:
waarom heb je dan geen geloof gehecht aan hem?
32 Maar als we zeggen: van de mensen uit, …”
Ze waren bang voor het volk,
want allen hielden hem werkelijk voor een profeet.
33 Ze gaven Jezus ten antwoord:
“Wij weten het niet.”
En daarop zei Jezus tegen hen:
“Dan zeg ik jullie ook niet met welke volmacht ik dit doe.”
Het begint goed, schriftgeleerden, oudsten en hogepriesters komen naar Jezus toe met een vraag. Wanneer Jezus echter een wedervraag stelt, loopt het mis. De tegenpartij begint onderling – al mompelend – in te vullen wat Jezus zou kunnen antwoorden. Al deze mogelijke antwoorden (die ze niet aftoetsen) maken hen bang. Ze durven niet meer oprecht uit te spreken wat er in hen omgaat zodat er geen dialoog mogelijk is, integendeel. Echte dialoog vraagt immers dat je elkaar de ruimte geeft om jezelf in te brengen, jezelf op het spel te zetten en dat je tegelijk ontvankelijk bent voor de ander. Het constructieve hieraan is dat je elkaars stemmen naast elkaar legt, niet in de verdediging schiet of tot aanval overgaat. Je bent bereid de ander te laten zijn wie of wat hij is. Het is pas dan dat er verrassende inzichten zullen oplichten en mensen dichter bij zichzelf – en zo ook dichter bij G-d – zullen uitkomen.