Verbonden Leven

Mc.12,18-27 (5/06/2024)

18    Nu kwamen er sadduceeën bij hem.
       Zij [als religieuze stroming voor wie enkel de eerste vijf boeken van de Schrift bepalend waren] zeggen dat er geen opstanding [uit de doden] is.
       Ze vroegen Jezus:
19    “Meester, Mozes heeft ons geschreven:
       Als iemands broer sterft
       en een vrouw achterlaat, maar geen kinderen,
       dan moet die broer bij de vrouw een nakomeling verwekken
       voor zijn broer. [Deut.25,5-10]
20    Nu waren er eens zeven broers.
       De eerste huwde en stierf zonder nakomeling.
21    De tweede huwde haar, maar ook hij stierf zonder nakomeling.
       De derde evenzo.
22    Zo huwden alle zeven haar zonder een nakomeling na te laten.
       Als laatste stierf ook de vrouw.
23    Bij de opstanding nu, van wie zal zij de vrouw zijn,
       want alle zeven hebben haar als vrouw gehad?”
24    Jezus antwoordde hen:
       “Dwalen jullie niet,
       omdat je niet in kennis bent met de Schrift
       noch met de dynamiek van God?
25    Want wanneer zij opstaan uit de doden,
       huwen ze niet en worden niet gehuwd,
       maar zijn ze als engelen in de hemelen.
26    En over de doden, dat zij opstaan:
       Hebben jullie niet gelezen in het boek van Mozes
       hoe God bij de braamstruik tegen hem zei:
       ‘Ik ben de God van Abraham,
       de God van Isaak en de God van Jakob’?
27    Hij is toch geen God van doden, maar van levenden?!
       Jullie dwalen ernstig!”

Wij kijken wat vreemd op van zo’n spitsvondige verhaaltjes, die wij als ‘spijkers op laag water’ ervaren. Jezus kijkt er níet vreemd van op! Dit soort denktrant was – en is – eigen aan de Joodse religie. D.m.v. ver doorgedreven casussen verkent men alle zijden van de Torah / de Wijzing, om zo al zoekend en discussiërend misschien iets dichter bij te komen. Een definitief woord kan nooit worden gezegd.
Jezus verwijt het hen dan ook niet dat ze met zo’n casus komen. Integendeel, hij gaat er op in – of hier preciezer: hij gaat er tegenin. De letterlijkheid van
hun voorbeeld zou verkeerdelijk kunnen doen begrijpen dat het ‘leven na de opstanding’ er zomaar hetzelfde zou uitzien als het leven dat wij nu kennen. Hún – logische! – conclusie is dan dat het dus niet kan. Nee, zegt Jezus, je maakt een denkfout! Dat ‘leven na de opstanding’ is helemaal anders dan wij ons nu kunnen indenken. Geen menselijke beperking, van wat voor aard ook, kan en zal het tegenhouden! Het kán dus niet alleen, het ís er ook!