Joh.19,25-34 (20/05/2024)
25 Bij Jezus’ kruis stonden
zijn moeder, de zuster van zijn moeder,
Maria [de vrouw] van Klopas en Maria van Magdala.
26 Toen Jezus zijn moeder zag,
en naast haar de leerling die hij liefhad,
zei hij tegen zijn moeder: “Vrouw, kijk, je zoon!”
27 En daarna zei hij tegen de leerling: “Kijk, je moeder!”
En van toen af nam de leerling haar bij zich op.
28 Hierna, wetend dat alles nu was voleindigd,
zei Jezus – opdat de Schrift voleindigd zou worden:
“Ik heb dorst.” [Ps.42,3]
29 Er stond daar een kruik met wijnazijn.
Ze staken een spons, vol met die wijnazijn,
op een hysopstengel
en brachten die aan zijn mond. [Ps.69,22]
30 Toen Jezus van de wijnazijn genomen had,
zei hij: “Het is voleindigd.”
Toen boog hij het hoofd,
en gaf de levensadem over.
31 Aangezien het voorbereidingsdag was [van de sabbat],
bovendien een grote sabbat [van het Paasfeest],
wilden de Joden niet dat de lichamen aan het kruis bleven.
Daarom vroegen ze aan Pilatus
dat hun de benen zouden gebroken worden [waardoor ze sneller stierven]
en weggenomen worden.
32 Dus kwamen de soldaten
en sloegen zowel van de een als van de ander die met hem gekruisigd waren,
de benen stuk.
33 Maar toen ze bij Jezus kwamen
en zagen dat hij reeds gestorven was,
braken zij van hem de benen niet stuk.
34 Maar één van de soldaten doorstak met een speer zijn zijde.
Onmiddellijk kwam er bloed en water uit.
Stel je even voor dat jij, met de vrouwen en de leerling, aan het kruis staat. De mens die jou met heel z’n wezen heeft liefgehad, is stervende. Het einde nadert. Je voelt het verdriet om het lijden van de ander en om je eigen lijden, maar dwars daar doorheen voel je ook de intense liefde. Je voelt zijn betrokkenheid en hij spreekt je – met z’n laatste krachten – toe. “Kijk elkaar aan. Kijk en zie je evenmens. Draag zorg voor elkaar. Laat elkaar niet los. Doe het! Leef die zorgzame, alerte Liefde waarmee ik jullie heb liefgehad!”
Je voelt zijn levensadem over jou komen. Wat hij gedaan heeft, wat hij geleefd heeft, geeft hij aan jou door.
Je mag een mooi staaltje van ‘kerk zijn’, hoe pril ook, mee-maken. Kerk zijn gebeurt immers daar waar mensen te midden van lijden, pijn en verdriet aan elkaar worden toevertrouwd. Hoe pijnlijk en onzeker alles ook lijkt, je laat elkaar niet in de steek, maar blijft elkaar nabij in alle onmacht tot het uiterste. Kerk-zijn gebeurt daar waar mensen zich aan elkaar toevertrouwen.
Joh.6,51-58 (18/08/2024)
51 Ik ben het levende brood
dat uit de hemel is neergedaald.
Als iemand van dit brood eet,
zal hij in volheid leven.
Het brood dat ik zal geven voor het leven van de wereld
is mijn vlees [lichaam].
52 De Joden raakten onder elkaar in heftige discussie:
Hoe kan hij ons zijn vlees te eten geven?
53 Jezus zei hen:
“Amen, amen, ik zeg jullie:
Als jullie het vlees van de mensenzoon niet eten
en zijn bloed niet drinken,
hebben jullie geen leven in jullie.
54 Wie mijn vlees herkauwt en mijn bloed drinkt,
heeft het volle leven
en ik zal hem doen opstaan op de ultieme dag.
55 Want mijn vlees is waarachtig voedsel
en mijn bloed waarachtige drank.
56 Wie mijn vlees herkauwt en mijn bloed drinkt,
verblijft in mij
en ik in hem.
57 Zoals de levende Vader mij gezonden heeft
en ik leef door de Vader,
zo zal ook wie mij herkauwt
leven door mij.
58 Zo is het met het brood dat uit de hemel is neergedaald.
Het is niet zoals met het manna
dat jullie vaderen aten terwijl ze [toch] gestorven zijn.
Wie dít brood herkauwt,
zal leven in volheid.”
Dit is het laatste deel van de zogenaamde ‘broodrede’ in het Johannesevangelie. Jezus is nog niet eens uitgesproken of er ontstaat alweer discussie. Maar geef toe: begrijp jij zo goed wat Jezus hier allemaal zegt?
Voor een (iets) beter begrip moeten we inrekenen dat de evangelist Johannes dit schrijft, al een behoorlijk ruime tijd ná Jezus’ dood (men schat minstens het jaar 100, of zelfs 110). Ondertussen hebben zich al Christen-gemeenschappen gevormd, sommige voortvloeiend uit Joodse groepen, andere helemaal ‘nieuw’ uit niet-Joodse groepen. Ze vieren ook al naarstig de ‘Eucharistie’. En het is duidelijk in dát licht dat we de Evangeliewoorden van vandaag moeten zien.
Jezus’ lichaam en bloed tot ons nemen, mogen we uiteraard niet letterlijk nemen. Er bij stilstaan – elke ‘Communie’ opnieuw – dat dit wel een innerlijk en verinnerlijkend gebeuren is, moeten we wel. Jezus reikt ons zíjn leven – het volle leven! – aan. Zal ik het mij eigen maken, niet als ‘hebbeding’, maar als levensbron?
Joh.3,13-17 (14/09/2024)
13 Nooit is iemand opgeklommen naar de hemel
als hij niet uit de hemel is neergedaald.
Zo is de mensenzoon in de hemel.”
14 “Zoals Mozes in de woestijn
de slang heeft omhoog geheven,
zo moet de mensenzoon
omhoog worden geheven [op het kruis],
15 opdat al wie vertrouwende ín hem is,
niet verloren gaat,
maar het volle leven heeft.
16 Want zó lief heeft God de wereld,
dat hij zijn eniggeboren zoon heeft gegeven,
opdat al wie vertrouwende ín hem is,
niet verloren gaat,
maar het volle leven heeft.
17 Want God heeft zijn zoon niet in de wereld gezonden
om die wereld te vonnissen,
maar opdat ze door hem zou worden bevrijd.
Dit feest, dat in de spiritualiteit een belangrijke rol heeft gespeeld als het begin van de ‘kleine vasten’, gaat terug op de legendarische Kruisvinding door keizerin Helena (ca. 325). Het vertelt ons uiteraard over het belang van het kruis in ons Christelijk geloof.
Dat is op zich iets heel merkwaardigs – sommigen vinden het zelfs aanstootgevend of dwaasheid: het werktuig van een gruwelijke en smadelijke dood wordt tot centraal symbool voor een godsdienst! Maar dat is nu net inderdaad het zo bijzondere en krachtige in het Christendom, dat G-d zich zó wil laten kennen aan de mensen! Het is in heel de Bijbel duidelijk, maar hier wordt het ‘ten top gedreven’ hoe in G-ds wereld dood en lijden nooit het laatste woord heeft, maar wel bevrijding en ‘vol leven’.
Het zou ons hoopvol moeten stemmen! Als wij ons vertrouwen stellen in hem, kan niets ons nog schaden, zoals ook Paulus schrijft (Rom.8,35-39). G-ds liefde is immers sterker en til óns op. Het kruis spreekt niet van dood, maar van hoop!
Joh.10,31-42 (8/04/2022)
De Joden raapten weer stenen op om hem te stenigen.
Jezus antwoordde hen: “Ik heb jullie vele goede werken getoond, die ik deed vanuit mijn Vader. Om welke van mijn werken wil je mij stenigen?”
De Joden antwoordden hem: “Wij stenigen je niet om een goed werk, maar om een godslastering, omdat jij, een mens, jezelf tot God maakt.”
Jezus antwoordde hen: “Staat er niet geschreven in jullie wet: ‘Ik heb gezegd: jullie zijn goden.’?” [Ps.82,6] Als hij hen tot wie het woord van God gesproken wordt, goden noemt, en de Schrift niet kan ontbonden worden, noemen jullie dan wie de Vader heeft geheiligd en in de wereld gezonden, een godslasteraar, omdat ik heb gezegd: ‘Ik ben de Zoon van God.’? Als ik niet de werken van mijn Vader doe, moet je mij niet vertrouwen, maar als ik ze wel doe, zelfs als je mij niet vertrouwt, vertrouw dan de werken. Dan zul je herkennen en erkennen dat de Vader in mij is en ik in de Vader.”
Opnieuw trachtten ze hem te grijpen, maar hij kon aan hun handen ontkomen.
Hij trok weer naar de overkant van de Jordaan, naar de plaats waar Johannes vroeger doopte, en hij verbleef daar. Velen kwamen naar hem en zeiden: “Johannes heeft weliswaar geen enkel teken gedaan, maar alles wat hij zei over deze man was waar.” En velen gingen daar hun vertrouwen stellen in hem.
Of het nu zijn werken zijn of zijn woorden, altijd vinden ‘de Joden’ er wel iets op om Jezus te bekritiseren en af te wijzen – tot stenigen toe. Eigenlijk sluiten ze zich bijna per definitie af van wat hij te bieden heeft.
Wíllen ze niet luisteren? Of kúnnen ze niet luisteren? Is er iets wat hen belemmert open te staan voor dat wat van ergens Anders komt? De overtuiging van eigen gelijk is natuurlijk zo’n belemmering, maar in dezelfde lijn liggen ook: de angst voor verandering van wat voor hen vertrouwd is en het opgeven van hun positie en aanzien – hoewel Jezus hen nooit vraagt hun ambt op te geven, alleen maar hun groot gaan op of uitbuiten van dat ambt.
Finaal gaat de belemmering over niet in het vervelende gevoel van de onmacht kunnen blijven staan, omdat ze meer vertrouwen op eigen gedachten dan op G-d. Mensen houden nu eenmaal graag de controle over de dingen, terwijl een leven in G-ds-dienst er net om gaat die controle los te laten en je leven in G-ds hand te laten. In díe Verbondenheid is alle Léven te vinden.
Joh.20,19-31 (7/04/2024)
19 Toen het dan avond was, op die eerste dag,
waren de leerlingen bijeen,
met gesloten deuren, uit vrees voor de Joden.
Jezus kwam, hij stond in hun midden,
en zei tegen hen: “Vrede voor jullie!” [Sjaloom]
20 En hij toonde hun zijn handen en zijn zijde.
De leerlingen waren diep verheugd toen ze de Heer zagen.
21 Jezus zei hen opnieuw: “Vrede voor jullie!
Zoals de Vader mij gezonden heeft, zo zend ik jullie.”
22 Toen blies hij over hen en zei:
“Ontvang de heilige Geest-adem.”
23 Als je iemands zonden [verwijdering] loslaat [vergeeft],
dan worden ze losgelaten;
als je ze vasthoudt, worden ze vastgehouden.
24 Maar Tomas, die ‘de tweeling’ wordt genoemd,
één van de twaalf,
was niet bij hen toen Jezus kwam.
25 De andere leerlingen zeiden hem:
“We hebben de Heer gezien!”
Maar hij zei tegen hen:
Als ik in zijn handen de inslag van de spijkers niet zie
en er mijn vingers in kan steken,
en als ik mijn hand niet in zijn zijde kan leggen,
hoe kan ik het dan vertrouwen?”
26 Acht dagen later waren zijn leerlingen weer bijeen
en nu was Tomas er wel bij.
Jezus kwam – terwijl de deuren gesloten waren –
in hun midden
en zei: “Vrede voor jullie!”
27 Daarna zei hij tegen Tomas:
“Kom met je vinger, kijk naar mijn handen,
kom met je hand en leg die in mijn zijde.
Wees niet wantrouwig, maar vertrouw!”
28 Tomas antwoordde hem: “Mijn Heer en mijn God!”
29 Jezus zei hem:
“Omdat je mij gezien hebt, ben je gaan vertrouwen.
Gezegend wie niet gezien heeft én vertrouwen!”
30 Jezus heeft nog veel andere tekens gedaan
voor de ogen van zijn leerlingen.
Ze zijn niet allemaal opgeschreven in dit boek.
31 Maar deze zijn wel opgeschreven
opdat je zou gaan vertrouwen dat Jezus de Gezalfde is,
de Zoon van God,
en opdat jij, door dit vertrouwen,
zou léven, in zijn Naam!
Als antwoord op de angst van de leerlingen biedt Jezus hen zijn vrede aan. Geen zeemzoeterige vrede, maar een vrede die geworteld is in de harde, concrete realiteit. Het is ook naar die keiharde realiteit dat hij hen zendt, maar niet zonder hen opnieuw zijn vrede toe te zeggen. Vrede én de heilige Geest krijgen ze mee om het wankele vertrouwen waarin ze nu leven te behoeden en er verder in te groeien.
Voor Tomas heeft het allemaal wat meer tijd nodig. Hij aarzelt. Hij wil eerst geconfronteerd worden met wie Jezus écht is. Voor Tomas is het van essentieel belang, om met eigen ogen te mogen zien en zelf te mogen horen, dat het waar is dat Jezus’ vertrouwen in G-d niet beschaamd geworden is. Langsheen de wonden komt hij tot het besef dat Léven-IN-vertrouwen vér gaat, zelfs voorbij lijden en sterven.
Jezus heeft er begrip voor en toch hoopt hij dat er ook mensen zullen zijn die ‘gewoon’ durven vertrouwen op het Woord. Hij hoopt dat er mensen zullen zijn die het aandurven – met alle consequenties die het met zich meebrengt – te leven-IN-vertrouwen.
Zullen wij die mensen zijn?
Joh.17,11b-19 (12/05/2024)
11b Heilige Vader,
hen die Jij mij gegeven hebt,
bewaar hen in Jouw naam,
opdat zij één zouden zijn zoals wij.
12 Zolang ik bij hen was,
be-waarde ik hen in Jouw naam:
ik heb gewaakt over wie Je mij gaf
en niemand van hen is verloren gegaan,
behalve de zoon van de verlorenheid
– opdat de Schrift vervuld moest worden.
13 Maar nu kom ik naar Jou
en spreek ik deze dingen uit in de wereld
opdat zij mijn vreugde vervuld mogen ontvangen in zich.
14 Ik heb hen Jouw woord gegeven.
De wereld is hen gaan haten
omdat zij niet van de wereld zijn,
zoals ik niet van de wereld ben.
15 Ik bid niet dat Je hen zou opheffen uit de wereld,
maar dat Je hen be-waar-t uit het kwade.
16 Zij zijn niet van de wereld,
zoals ik niet van de wereld ben.
17 Heilig hen in Jouw waarheid.
Jouw woord is waarheid.
18 Zoals Jij mij de wereld hebt ingezonden,
zo heb ik ook hen de wereld ingezonden.
19 En omwille van hen
heilig ik mijzelf,
opdat ook zij geheiligd zouden zijn
in de waarheid.
Eergisteren had Jezus het al over de vreugde – vreugde én pijn; vandaag haalt Johannes het in het afscheidsgebed van Jezus opnieuw aan: vreugde is het doel – de haat zullen we er bij moeten nemen …
Er is een vreemde relatie tussen ‘de wereld’ en Jezus/zijn leerlingen. Eigenlijk brengt hij toch alleen maar goede dingen, en toch haat ‘de wereld’ dat. Dat maakt het voor christenen natuurlijk wel lastig, want uiteindelijk leven ze/we wel ín die wereld, en niemand kan het prettig vinden om voor zijn of haar goedbedoelde pogingen alleen maar haat te krijgen.
Jezus drukt het ons echter innig op het hart: Tja, van ‘de wereld’ kun je haat verwachten, maar van mijn Vader zúl je vreugde krijgen, een vreugde die onpeilbaar diep gaat en onverwoestbaar is en die ook niemand je kan afnemen. Het is de vreugde van een leven in Liefde en Waarheid.
Hoe sterker wij de eenheid met Jezus daad-werkelijk beleven, en hij ons in zijn eenheid met de Vader meeneemt, hoe sterker in ons de Vreugde zal worden …