Joh.20,24-29 (3/07/2024)
24 Maar Tomas, die ‘de tweeling’ wordt genoemd,
één van de twaalf,
was niet bij hen toen Jezus kwam.
25 De andere leerlingen zeiden hem: “We hebben de Heer gezien!”
Maar hij zei tegen hen:
“Als ik in zijn handen de inslag van de spijkers niet zie
en er mijn vingers in kan steken,
en als ik mijn hand niet in zijn zijde kan leggen,
hoe kan ik het dan vertrouwen?”
26 Acht dagen later waren zijn leerlingen weer bijeen
en nu was Tomas er wel bij.
Jezus kwam – terwijl de deuren gesloten waren – in hun midden
en zei: “Vrede voor jullie!”
27 Daarna zei hij tegen Tomas:
“Kom met je vinger, kijk naar mijn handen,
kom met je hand en leg die in mijn zijde.
Wees niet wantrouwig, maar vertrouw!”
28 Tomas antwoordde hem: “Mijn Heer en mijn God!”
29 Jezus zei hem:
“Omdat je mij gezien hebt, ben je gaan vertrouwen.
Gezegend wie niet gezien heeft én vertrouwen!”
Het woord dat een preciezere aanduiding geeft bij de persoon van Tomas, is wel degelijk het gebruikelijke woord voor ‘de tweeling’. Maar als je het heel letterlijk vertaalt, zou je ook kunnen zeggen: de dubbele. En zo heeft de traditie hem ook wel vaak gezien: als iemand die op twee gedachten hinkt en zich niet zomaar kan overgeven.
We hebben het hier al vaker over gehad dat dat eigenlijk niet klopt, en dat hij het misschien wel net goed had gezien dat de ‘verschijning’ de echte Jezus niet kon zijn als hij niet de wonden vertoonde waarmee hij het daad-werkelijke bewijs leverde van zijn goddelijke liefde voor de mensen.
Die ‘dubbelheid’ wijst er dan misschien op dat hij dieptezicht had. Daarvoor moet je in ‘stereo’ kunnen kijken, met één oog zie je geen diepte! Door dat dieptezicht ziet hij ín de pijnlijke menselijke realiteit van het lijden de bevrijdende goddelijke realiteit van de liefdevolle aanwezigheid.
Van onze ‘dubbele’ kunnen we dus leren ‘in stereo’ te kijken – én te leven!