Verbonden Leven

Joh.3,1-8 (8/04/2024)

1      Er was iemand uit de farizeeën,
       een overste van de Joden [lid van de Hoge Raad / Sanhedrin],
       met de naam Nikodemus,
     die ’s nachts naar Jezus kwam en hem zei:
       “Rabbi [meester],
       wij weten dat jij als leraar vanwege God bent gekomen,
       want niemand is zo vol-macht de tekenen te doen die jij doet
       als God niet met hem is.”
3      Jezus antwoordde hem:
       Amen, amen, ik zeg je:
       Als iemand niet nieuw geboren wordt,
       is hij niet bij machte het koningschap van God te zien.”
     Nikodemus vroeg hem:
       “Hoe kan een mens nog geboren worden
       als hij al een oude man is?
       Hij kan toch niet opnieuw in de schoot van zijn moeder
       om een tweede keer geboren te worden?”
     Jezus antwoordde:
       Amen, amen, ik zeg je:
       Als iemand niet geboren wordt uit water en geest [pneuma/ruach],
       is hij niet bij machte het koningschap van God binnen te gaan.
     Wat geboren wordt uit het vlees, is vlees;
       wat geboren wordt uit de geest-adem, is geest-adem. [pneuma/ruach]
     Verwonder je niet dat ik zei
       ‘het is nodig nieuw geboren te worden’.
     De wind [pneuma/ruach] waait waarheen het zijn bedoeling is.
       Je hoort zijn geluid,
       maar je weet niet vanwaar hij komt of waarheen hij gaat.
       Zo is het met ieder die geboren wordt uit de geest-adem [wind/pneuma/ruach]

De volgende dagen komt de ontmoeting tussen Jezus en Nikodemus uitgebreid aan bod, daarom willen we ook een uitgebreidere commentaar meegeven over Nikodemus en wat deze ontmoeting bij hem teweeggebracht zou kunnen hebben. Klik hier om hem te lezen.

Joh. 3,31-36 (11/04/2024)

31   “Wie van boven komt, is boven allen.
      Wie uit de aarde is, is uit de aarde en spreekt uit de aarde.
      Wie uit de hemel komt, is boven allen.
32    Wat hij gezien en gehoord heeft,
      daar getuigt hij van.
      Maar niemand neemt zijn getuigenis aan.
33       Wie zijn getuigenis wél aanneemt,
      bezegelt daarmee dat God waarachtig ís.
34      Want wie God gezonden heeft,
      spreekt de woorden van God,
      want God geeft de geest-adem [pneuma/ruach] zonder maat.
35      De Vader heeft de Zoon lief
      en heeft hem alles in handen gegeven.
36     Wie zijn vertrouwen stelt in de Zoon,
      heeft het volle leven,
      maar wie geen gehoor heeft aan de Zoon,
      zal het leven niet zien
      – maar Gods genegenheid blijft op hem.”

Wat hier niet te lezen staat, maar eigenlijk wel belangrijk is ter goed begrip, is dat deze woorden niet van Jezus zijn, maar van Johannes de doper! Ze komen onmiddellijk na die fameuze woorden van hem: “Hij moet groter worden, ik kleiner.” (3,30) En die komen dan weer als besluit van de discussie met zijn leerlingen omdat die komen klagen dat Jezus ook in de buurt predikt en blijkbaar meer succes heeft dan zij … (3,25-30) Net dán getuigt Johannes volmondig over de grootsheid van Jezus!
Zou ík dat doen?
Het is een zeer ‘Christelijke’ houding van Johannes om een ander hoger te achten dan jezelf en die alle ruimte te geven, desnoods ten koste van het eigen succes. Het is een Christelijke houding om het goddelijke in de ander te herkennen, te erkennen en ervan te getuigen. G-ds Geest-Adem werkt in de ander; G-ds Liefde is aanwezig in de ander. Het is een Christelijke houding te zíen – én ernaar te leven – hoe G-ds Waarheid aanwezig is binnen in onze menselijke realiteit.

Joh. 6,52-59 (19/04/2024)

52    De Joden raakten onder elkaar in heftige discussie:
       Hoe kan hij ons zijn vlees te eten geven?
53    Jezus zei hen:
       Amen, amen, ik zeg jullie:
       Als jullie het vlees van de mensenzoon niet eten
       en zijn bloed niet drinken,
       hebben jullie geen leven in jullie.
54    Wie mijn vlees herkauwt en mijn bloed drinkt,
       heeft het volle leven
       en ik zal hem doen opstaan op de ultieme dag.
55    Want mijn vlees is waarachtig voedsel
       en mijn bloed waarachtige drank.
56    Wie mijn vlees herkauwt en mijn bloed drinkt,
       verblijft in mij
       en ik in hem.
57    Zoals de levende Vader mij gezonden heeft
       en ik leef door de Vader,
       zo zal ook wie mij herkauwt
       leven door mij.
58    Zo is het met het brood dat uit de hemel is neergedaald.
       Het is niet zoals met het manna
       dat jullie vaderen aten terwijl ze [toch] gestorven zijn.
       Wie dít brood herkauwt,
       zal leven in volheid.”
59    Hij zei deze dingen
       toen hij onderricht gaf
       in de plaats van samenkomst [synagoge] in Kafarnaüm.

Voor de Joden gaat Jezus hier té ver. Wat hij zegt stoot hen tegen de borst. Dit kunnen (willen) ze niet meer verstaan. En geef toe, ook voor ons is de plastische taal die Jezus hier gebruikt niet evident. En toch gaat hij ermee door en vraagt om zijn vlees te (her)kauwen en zijn bloed te drinken. Hij biedt het ons aan. Hij geeft zijn leven en vraagt ons om hem te eten, te kauwen en herkauwen zodat het kan verteren en hij in ons kan gebeuren van binnenuit. Het gaat erom dat wij ons hem eigen maken, dat hij in ons mag gaan leven of m.a.w. dat zijn gedachten onze gedachten worden, dat zijn gevoelens de onze worden, dat zijn keuzes onze keuzes worden.
Augustinus verwoordt het prachtig: ‘Ontvang wat je bent’, of anders gezegd ‘Word wie je eet, eet wie je wordt.’ Je bent het dus al, maar toch word je het steeds meer. Een proces van levenslange omvorming is het. Als je dit brood aanneemt en tot je door laat dringen, dan zal je leven, opgegeten, en weten dat je leeft.
Zo worden we steeds weer van binnenuit omgevormd tot wat we zijn, tot wie we zijn. Lichaam van Christus.

Joh.10,1-10 (22/04/2024)

     “Amen, amen, ik zeg jullie:
       Wie de binnenhof van de schapen
       niet binnengaat door de deur,
       maar binnenklimt langs ergens anders,
       is een dief, een rover.
     Maar wie binnengaat door de deur,
       is de herder van de schapen.
     Voor hem doet de deurwachter open
       en de schapen geven gehoor aan zijn stem.
       Hij roept zijn schapen bij name
       en leidt ze naar buiten.
     En wanneer hij alle naar buiten heeft gedreven,
       gaat hij voor hen uit
       en de schapen volgen hem
       omdat ze zijn stem kennen.
     Maar een ander zullen ze zeker niet volgen;
       ze zullen van hem wegvluchten
       omdat ze van de ander de stem niet kennen.”
     Deze parabel vertelde Jezus tegen hen,
       maar ze herkenden niet wat het was
       dat hij tegen hen zei.

     Jezus zei dus opnieuw tegen hen:
       Amen, amen, ik zeg jullie:
       Ik ben de deur voor de schapen.
     Allen die vóór mij gekomen zijn,
       waren dieven, rovers,
       nee, de schapen hebben aan hen geen gehoor gegeven.
     Ik ben de deur.
       Als iemand door mij naar binnen gaat,
       zal hij bevrijd worden:
       hij zal in- en uitgaan en weide vinden.
10    De dief komt voor niets anders
       dan om te stelen, te slachten en verloren te laten gaan.
       Ik ben gekomen
       opdat zij leven zouden hebben,
       en wel in overvloed.”

Voor de leerlingen was de herder en zijn schaapskooi een vertrouwd beeld. Maar hoe ziet nu zo’n schaapskooi eruit en wat is dat eigenlijk voor iets? Het is een gebied omsloten door vier muren met in een van de muren een poort. Niets of niemand kan er in- of uitgaan, tenzij door de poort waar een herder toezicht houdt. ’s Avonds roept de herder z’n schapen naar deze veilige plek. ’s Ochtends worden ze opnieuw vrijgelaten om te gaan grazen en rond te zwerven.
Vandaag identificeert Jezus zich met de poort en past de dynamiek van in- en uit gaan toe op ons. Hij doet ons in- en uitgaan, roept ons en biedt veiligheid. Het is echter niet de bedoeling om je veilig te settelen. Integendeel. Je moet weer naar buiten, uitgaan om je weg te zoeken en je mogelijkheden te leven.
Uitgaan én ook weer terug ingaan, om je te laven aan de Bron en werk te maken van je relatie met G-d. Ingaan om gevoed en verbonden opnieuw uit te gaan. Deze dynamiek geeft leven, doet je groeien als mens in relatie met de A/ander. Zo mag je Léven in overvloed.

Joh.16,29-33 (13/05/2024)

29    Nu zeiden zijn leerlingen hem:
       “Kijk, nu spreek je vrijmoedig
       en gebruik je geen beelden!
30    Nu weten wij dat jij alles weet
       en dat het voor jou niet nodig is dat iemand je vragen stelt.
       Daarom geloven wij dat je van God bent uitgegaan.”
31    Jezus antwoordde hun:
       “Nu geloven jullie?
32    Kijk, er komt een uur
       – ja, het is er al –
       dat jullie verstrooid zullen worden,
       elk naar het zijne,
       en mij alleen achterlaten.
       Maar toch ben ik niet alleen
       omdat de Vader bij mij is.
33    Ik zeg dit tegen jullie
       opdat je ín mij vrede zou hebben.
       In de wereld heb je drukkende pijn,
       maar hou moed:
       ik heb de wereld overwonnen.

Alweer zo’n tegenstellend woordkoppel vandaag. Geen duo met ‘vreugde’ dit keer, maar wel: vrede en drukkende pijn. De vrijmoedigheid van Jezus, waarmee hij zijn eigen verbondenheid met zijn Vader opent voor zijn leerlingen, maakt dat ze a.h.w. in een andere wereld terechtkomen. De facto verblijven ze (en ook wij dus) natuurlijk in dezelfde wereld als iedereen, maar levend in verbondenheid met Jezus en zijn Vader geeft een dermate andere kijk op en zo’n anders omgaan met die wereld dat zij er eigenlijk vreemden worden.
Daarom zal er ook drukkende pijn zijn, omwille van tegenkantingen, maar ook ‘gewoon’ uit verdriet omdat die wereld niet kan en vaak niet wil zien wat Go(e)ds Jezus te bieden heeft. De verbondenheid zal de leerlingen echter tegelijk ook in vrede doen zijn. Geen goedkope vrede dus, maar één die diep geworteld staat en daarom tegen een stootje kan. Leerlingen van Jezus zijn te-vrede-n mensen, waardoor ze het verdriet om de wereld niet verdoven of verdoezelen, maar omzetten in de overwinning van ‘de wereld’.

Joh.15,9-17 (14/05/2024)

9      Zoals de Vader mij daad-werkelijk heeft liefgehad,
       zo heb ik ook jullie daad-werkelijk liefgehad.
       Verblijf in mijn liefde.
10    Als je mijn Wijzingen be-waart [= behouden door waar te maken],
       zul je in mijn liefde verblijven,
       zoals ik ook de Wijzingen van mijn Vader heb be-waard
       en in zijn liefde verblijf.
11     Ik heb deze dingen tegen jullie gezegd
       opdat mijn vreugde in jullie zou verblijven
       en jullie vreugde vol zou worden!
12    Dit is mijn Wijzing:
       Dat jullie elkaar daad-werkelijk liefhebben
       zoals ik jullie daad-werkelijk heb liefgehad.
13    Geen grotere liefde kan iemand hebben
       dan dat hij zijn leven inzet ten bate van zijn dierbaren.
14    Jullie zijn mij dierbaar.
       Doe dan wat ik jullie Wijs.
15    Ik noem jullie geen dienaren,
       want de dienaar weet niet wat zijn heer doet,
       maar ik heb jullie genoemd dierbaren,
       omdat ik alles wat ik van de Vader heb gehoord,
       heb leren kennen aan jullie.
16    Niet jullie hebben mij uitgekozen,
       nee, ik heb jullie uitgekozen.
       Ik heb jullie ingezet
       om op weg te gaan en vrucht te dragen
       – vruchten die blijvend zijn –
       en om wat je de Vader ook vraagt in mijn naam,
       hij het jullie geeft.
17    Dit is mijn Wijzing voor jullie:
       Dat je elkaar daad-werkelijk liefhebt.

Vandaag feestdag van ‘de 13de apostel’. Vorige zondag hoorden we nog in de 1ste lezing (Hand.1,15-26) hoe Mattias toegevoegd wordt aan de leerlingengroep na de dood van Judas. Uit-der-aard is er van hem nog geen sprake in het Evangelie, dus kiest men het algemene, waar Jezus zijn leerlingen – of juister: zijn vrienden – opdraagt in zijn naam gezonden te worden en vruchten te dragen.
Die ‘13de apostel’ is dus ook elk van ons. Ook wij – ook ík – zijn toegevoegd aan de oorspronkelijke leerlingengroep met de opdracht in zijn liefde verbonden te blijven en op weg te gaan. Vreugde en vruchtbaarheid zullen ons deel zijn, zo garandeert Jezus ons!
Durf ik dat geloven/vertrouwen? Durf ik de gedachte én de realiteit toelaten dat ik uitgekozen ben door hem?