Joh.20,19-31 (7/04/2024)
19 Toen het dan avond was, op die eerste dag,
waren de leerlingen bijeen,
met gesloten deuren, uit vrees voor de Joden.
Jezus kwam, hij stond in hun midden,
en zei tegen hen: “Vrede voor jullie!” [Sjaloom]
20 En hij toonde hun zijn handen en zijn zijde.
De leerlingen waren diep verheugd toen ze de Heer zagen.
21 Jezus zei hen opnieuw: “Vrede voor jullie!
Zoals de Vader mij gezonden heeft, zo zend ik jullie.”
22 Toen blies hij over hen en zei:
“Ontvang de heilige Geest-adem.”
23 Als je iemands zonden [verwijdering] loslaat [vergeeft],
dan worden ze losgelaten;
als je ze vasthoudt, worden ze vastgehouden.
24 Maar Tomas, die ‘de tweeling’ wordt genoemd,
één van de twaalf,
was niet bij hen toen Jezus kwam.
25 De andere leerlingen zeiden hem:
“We hebben de Heer gezien!”
Maar hij zei tegen hen:
Als ik in zijn handen de inslag van de spijkers niet zie
en er mijn vingers in kan steken,
en als ik mijn hand niet in zijn zijde kan leggen,
hoe kan ik het dan vertrouwen?”
26 Acht dagen later waren zijn leerlingen weer bijeen
en nu was Tomas er wel bij.
Jezus kwam – terwijl de deuren gesloten waren –
in hun midden
en zei: “Vrede voor jullie!”
27 Daarna zei hij tegen Tomas:
“Kom met je vinger, kijk naar mijn handen,
kom met je hand en leg die in mijn zijde.
Wees niet wantrouwig, maar vertrouw!”
28 Tomas antwoordde hem: “Mijn Heer en mijn God!”
29 Jezus zei hem:
“Omdat je mij gezien hebt, ben je gaan vertrouwen.
Gezegend wie niet gezien heeft én vertrouwen!”
30 Jezus heeft nog veel andere tekens gedaan
voor de ogen van zijn leerlingen.
Ze zijn niet allemaal opgeschreven in dit boek.
31 Maar deze zijn wel opgeschreven
opdat je zou gaan vertrouwen dat Jezus de Gezalfde is,
de Zoon van God,
en opdat jij, door dit vertrouwen,
zou léven, in zijn Naam!
Als antwoord op de angst van de leerlingen biedt Jezus hen zijn vrede aan. Geen zeemzoeterige vrede, maar een vrede die geworteld is in de harde, concrete realiteit. Het is ook naar die keiharde realiteit dat hij hen zendt, maar niet zonder hen opnieuw zijn vrede toe te zeggen. Vrede én de heilige Geest krijgen ze mee om het wankele vertrouwen waarin ze nu leven te behoeden en er verder in te groeien.
Voor Tomas heeft het allemaal wat meer tijd nodig. Hij aarzelt. Hij wil eerst geconfronteerd worden met wie Jezus écht is. Voor Tomas is het van essentieel belang, om met eigen ogen te mogen zien en zelf te mogen horen, dat het waar is dat Jezus’ vertrouwen in G-d niet beschaamd geworden is. Langsheen de wonden komt hij tot het besef dat Léven-IN-vertrouwen vér gaat, zelfs voorbij lijden en sterven.
Jezus heeft er begrip voor en toch hoopt hij dat er ook mensen zullen zijn die ‘gewoon’ durven vertrouwen op het Woord. Hij hoopt dat er mensen zullen zijn die het aandurven – met alle consequenties die het met zich meebrengt – te leven-IN-vertrouwen.
Zullen wij die mensen zijn?