Joh.10,31-42 (8/04/2022)
De Joden raapten weer stenen op om hem te stenigen.
Jezus antwoordde hen: “Ik heb jullie vele goede werken getoond, die ik deed vanuit mijn Vader. Om welke van mijn werken wil je mij stenigen?”
De Joden antwoordden hem: “Wij stenigen je niet om een goed werk, maar om een godslastering, omdat jij, een mens, jezelf tot God maakt.”
Jezus antwoordde hen: “Staat er niet geschreven in jullie wet: ‘Ik heb gezegd: jullie zijn goden.’?” [Ps.82,6] Als hij hen tot wie het woord van God gesproken wordt, goden noemt, en de Schrift niet kan ontbonden worden, noemen jullie dan wie de Vader heeft geheiligd en in de wereld gezonden, een godslasteraar, omdat ik heb gezegd: ‘Ik ben de Zoon van God.’? Als ik niet de werken van mijn Vader doe, moet je mij niet vertrouwen, maar als ik ze wel doe, zelfs als je mij niet vertrouwt, vertrouw dan de werken. Dan zul je herkennen en erkennen dat de Vader in mij is en ik in de Vader.”
Opnieuw trachtten ze hem te grijpen, maar hij kon aan hun handen ontkomen.
Hij trok weer naar de overkant van de Jordaan, naar de plaats waar Johannes vroeger doopte, en hij verbleef daar. Velen kwamen naar hem en zeiden: “Johannes heeft weliswaar geen enkel teken gedaan, maar alles wat hij zei over deze man was waar.” En velen gingen daar hun vertrouwen stellen in hem.
Of het nu zijn werken zijn of zijn woorden, altijd vinden ‘de Joden’ er wel iets op om Jezus te bekritiseren en af te wijzen – tot stenigen toe. Eigenlijk sluiten ze zich bijna per definitie af van wat hij te bieden heeft.
Wíllen ze niet luisteren? Of kúnnen ze niet luisteren? Is er iets wat hen belemmert open te staan voor dat wat van ergens Anders komt? De overtuiging van eigen gelijk is natuurlijk zo’n belemmering, maar in dezelfde lijn liggen ook: de angst voor verandering van wat voor hen vertrouwd is en het opgeven van hun positie en aanzien – hoewel Jezus hen nooit vraagt hun ambt op te geven, alleen maar hun groot gaan op of uitbuiten van dat ambt.
Finaal gaat de belemmering over niet in het vervelende gevoel van de onmacht kunnen blijven staan, omdat ze meer vertrouwen op eigen gedachten dan op G-d. Mensen houden nu eenmaal graag de controle over de dingen, terwijl een leven in G-ds-dienst er net om gaat die controle los te laten en je leven in G-ds hand te laten. In díe Verbondenheid is alle Léven te vinden.