Verbonden Leven

Joh.3,13-17 (14/09/2021)

Nooit is iemand opgeklommen naar de hemel
als hij niet uit de hemel is neergedaald.
Zo is de mensenzoon in de hemel.”
“Zoals Mozes in de woestijn de slang heeft omhoog geheven,
zo moet de mensenzoon omhoog worden geheven [op het kruis],
opdat al wie vertrouwende ín hem is,
niet verloren gaat, maar het volle leven heeft.
Want zó lief heeft God de wereld,
dat hij zijn eniggeboren zoon heeft gegeven,
opdat al wie vertrouwende ín hem is,
niet verloren gaat, maar het volle leven heeft.
Want God heeft zijn zoon niet in de wereld gezonden
om die wereld te vonnissen,
maar opdat ze door hem zou worden bevrijd.

Het bijzondere gebeuren dat de centrale figuur van ons geloof aan een kruis is geslagen, heeft een jaarlijkse feestdag. Blijkbaar belangrijk genoeg om bij stil te staan!
De verheffing op het kruis wordt duidelijk als een teken van verbinding gezien: een verbinding tussen de hemel en de aarde, tussen God en mens. Jezus kan die verbinding maken omdat hij beide in zich herbergt.
Dat laatste zou je enkel als een theologisch statement kunnen horen, maar wellicht gaan we dan aan de kern voorbij. Want als we enkel zouden uitgaan van zijn ‘god-menselijkheid’, dan was dat kruis eigenlijk niet nodig. Dan wás hij gewoon in zichzelf de verbinding.
Het kruis vertelt meer! Het vertelt over lijden – maar dus eigenlijk over heel diep- en vergaande liefde! De verbinding zou slechts een theoretische geweest zijn, als er de daad-werkelijkheid van de liefde niet was!
Wie nu “vertrouwende ín hem is”, dat is: wie zich zó laat raken door die liefde dat zij in je mag wonen en een fundament van vertrouwen mag leggen, wordt verbonden met het volle leven, en wordt zo zélf een teken van verbinding. (Het ‘kruis’ zul je er wel bij moeten nemen.)

Joh.1,29-34 (15/01/2023)

De volgende morgen zag Johannes Jezus naar zich toekomen. Hij zei: “Kijk! Het lam van God, dat wegdraagt de zonden van de wereld! Hij is het van wie ik gezegd heb: ‘Na mij komt iemand die vóór mij is geworden, want hij is voorafgaand aan mij.’ Ook ik wist niet dat hij het was, maar ik ben met water komen dopen opdat híj geopenbaard zou worden aan Israël.”
En Johannes getuigde: “Ik heb de Geest zien neerdalen, als een duif uit de hemel, en hij bleef op hem rusten. Ik wist niet dat hij het was, maar wie mij gezonden heeft, heeft mij gezegd: ‘Op wie ook je de Geest ziet neerdalen en op hem rusten, die is het die zal dopen in heilige Geest.’
En ik heb het gezien. En ik heb getuigd: Déze is de zoon van God!”

Wanneer Johannes Jezus naar zich toe ziet komen, horen wij hem zeggen: “Zie het lam van God dat wegdraagt de zonden van de wereld.” Heel het leven van Jezus, zijn identiteit, zijn roeping ontvouwt hij hier in één enkele zin. Wie hij is en waartoe hij is. Een G-dmens van wie Johannes getuigt: “Op deze mens, zag ik de Geest als een duif neerdalen. En … die Geest bleef op hem rusten! Na vele, vele generaties van menswording, met vallen en opstaan, is er een mens op wie de Geest kan blijven rusten! Een mens waardoor het vermoeden van volheid, van volledig mens zijn niet langer een illusie is. Hij blijft uitstaan naar de a(A)nder. Eindelijk een mens die helemaal kan ontvangen dat hij geliefd is door God. Staande op dat fundament kan en zál hij zichzelf geven. Déze is de zoon van G-d!”

Joh.18,37b-38 (21/11/2021) 

Pilatus ging het pretorium weer binnen. Hij liet Jezus roepen en vroeg hem: “Jij bent de koning van de Joden?” Jezus antwoordde hem: “Zeg je dit vanuit jezelf, of hebben anderen je dit gezegd over mij?” Pilatus zei: “Ben ik dan een Jood? Jóuw volk en hogepriesters hebben je aan mij uitgeleverd. Wat heb je gedaan?”
Jezus antwoordde: “Mijn koningschap is niet van deze wereld. Als dat zo was geweest, dan zouden mijn dienaars er wel voor hebben gestreden dat ik niet werd uitgeleverd aan de Joden. Maar mijn koningschap is niet van hier.”
Pilatus zei hem nu: “Maar je bent dus toch koning?” Jezus antwoordde: “Jíj zegt dat ik koning ben. Ik, ik ben met dit [hetvolgende] doel geboren en met dit doel in de wereld gekomen: om te getuigen voor de waarheid. Al wie uit de waarheid is, luistert naar mijn stem.” Pilatus wierp op: “Wat is waarheid?!”

Aan het eind van het liturgisch jaar (het nieuwe begint met de Advent), vat men alles samen in één groot feest: Christus, Koning van het Heelal. (Een beetje een pompeuze titel; het is dan ook ingesteld in de wat pompeus-kerkelijke tijd van nog geen 100 jaar geleden, 1925! Wat natuurlijk niet wegneemt dat het wel betekenis vol is.)
Jezus’ Koningschap is er geen van wapens en paarden, maar van een vertrouwen op de naam van G-d. [Psalm20,8]
Jezus’ Koningschap is er één van een binnenwereld (die zich wel zal laten blijken in de buitenwereld): Je kunt niet zeggen: Kijk, hier!, of: Kijk, daar! Want het koninkrijk van God is binnenin jullie.” [Lc.17,21]
Jezus’ koningschap is er één van ‘waarheid’. [Joh.18,38] We kunnen zoals Pilatus de vraag stellen: Wat is waarheid? – in het Latijn: Quid est veritas? Guido Gezelle onthulde het antwoord door de letters door elkaar te halen: Est vir qui adest – Het is de mens die voor je staat!
Misschien een beetje een vreemde koning … maar dan wel één die het heel-al ontsluit tot een woning voor de mens om sámen te léven!

 

Joh.2,1-12 (16/01/2022) 

Op de derde dag [= na de roeping van (5) leerlingen / = ‘verrijzenisdag’] was er in Kana in Galilea een bruiloft. Jezus’ moeder was daar, en ook Jezus en zijn leerlingen waren uitgenodigd op de bruiloft. Er ontstond een tekort aan wijn. Jezus’ moeder zei tegen hem: “Ze hebben geen wijn [meer].” Jezus antwoordde: “Wat dan nog voor mij en voor jou, vrouw? Mijn uur is nog niet gekomen.”
Zijn moeder zei tegen de dienaren: “Wat hij jullie ook zegt, doe het.” Er stonden daar nu zes stenen waterkruiken, volgens de reinigingsgebruiken van de Joden, elk met een inhoud van twee of drie metreten. [1m = 39,39l  tot. ca. 600l] Jezus zei hen: “Vul deze waterkruiken met water.” En ze vulde ze tot bovenaan. Nu zei hij hen: “Schep er wat van uit en breng dat naar de tafelmeester.” En zij brachten het.
Toen de tafelmeester het water had geproefd dat wijn geworden was, – hij wist niet vanwaar die kwam, alleen de dienaren die het water geschept hadden wisten het – riep de tafelmeester de bruidegom en zei: “Iedereen zet eerst de goede wijn voor, en als ze bedronken zijn de mindere. Jij hebt de goede wijn bewaard tot nu!”

Dit was het begin van de tekenen die Jezus deed, in Kana in Galilea. Hij openbaarde zijn grootsheid en zijn leerlingen vertrouwden in hem.
Hierna daalde hij af naar Kafarnaum, [Kana lag in het bergland, Kafarnaum aan het meer van Galilea] hijzelf, zijn moeder, zijn broers en zijn leerlingen, en daar bleven ze enkele dagen.

Het eerste ‘teken’ dat Johannes in zijn Evangelie vermeldt, is dat van een bruiloftsfeest. Dat beeld was al eeuwen gebruikt om ‘het koninkrijk van God’ te ‘verbeelden’. Toen werd het echter altijd geschetst als een toekomstvisioen; nu maakt Johannes duidelijk: die toekomst is nú gekomen! Hier en nu, in Jezus, breekt G-ds koningschap aan!
Dat is ook wat hij bedoelt met: de beste wijn voor het laatst sparen. Die komt nu pas: met en in Jezus!
En wie merkt dat? Niet de organisatoren van het feestje, die weten niet waar die wijn vandaan komt. Niet degenen die beroesd zijn door de oude gewoonten. Wél de knechten, de marginalen, die hadden er weet van. En nog sterker degene (dat was er maar één!) die al vooraf erop durfde vertrouwen!
Aan welke kant zal ík gaan staan?
Antwoord niet te snel dat je wel die beste wijn wil! Want de consequentie is dat je ‘marginaal’ wordt en een leven van en in vertrouwen moet aangaan …!

Joh.1,47-51 (29/09/2022) 

Jezus zag Natanaël naar zich toekomen en zei over hem: “Kijk! Een waarachtige Israëliet, iemand wiens hart geen ongerechtigheid herbergt.” [Ps.32,2]
Natanaël vroeg hem: “Vanwaar ken jij mij?”
Jezus antwoordde: “Vóór Filippus je riep, toen je onder de vijgenboom zat, zag ik jou!”
Nu zei Natanaël: “Rabbi, jij bent de zoon van God, jij bent de koning van Israël!”
Jezus antwoordde hem: “Omdat ik je zei dat ik je zag onder de vijgenboom, geloof je? Je zult grotere dingen dan deze zien!” En hij zei: “Amen, amen, ik zeg jullie: Je zult de hemel geopend zien en Gods engelen zien opklimmen en neerdalen op de mensenzoon.”

Heb jij ooit al engelen gezien – en dan bedoelen we natuurlijk niet die gevleugelde creatuurtjes die straks weer de kerstboom zullen versieren, of van die schaarsgeklede bollige baby’s die rondvliegen op een schilderij? Ook in het Evangelie – en eigenlijk in de hele Bijbel – worden ze niet zo overvloedig vermeld. Soms eens, hier en daar … blijkbaar waar G-d het nodig vindt een boodschapper te sturen. Want dat zijn die ‘engelen’: boodschappers. In de taal van het Nieuwe Testament, het Grieks, is een boodschapper: angellos!
Laten we niet teveel ons rationele hoofd breken over het hoe en wat van die ‘engelen’, maar vooral blij en dankbaar zijn dát onze G-d geen ongenaakbaar verre G-d is, maar allerlei
manieren zoekt om zich kenbaar te maken. G-d spreekt zijn woord, vanaf ‘den beginne’. Dat betekent niet alleen ‘ooit eens in een ver begin’, maar ook dat hij dat ‘principieel’ doet: telkens opnieuw en op nieuwe wijzen. Ook een boodschapper spreekt zijn woord.
Om ‘engelen te zien’ moet je blijkbaar … beter luisteren! Zul jij G-ds boodschap tot jou vandaag horen?

Joh.15,26 – 16,4a (23/05/2022)

Maar wanneer de medestander komt die ik van bij de Vader naar jullie zal zenden, de Geest van de waarheid die van de Vader uitgaat, zal díe over mij getuigen. En ook jullie zullen getuigen, omdat je vanaf het begin bij mij bent geweest.
Ik heb jullie deze dingen gezegd opdat je niet zou struikelen. Ze zullen jullie uit de samenkomsten weren. Ja, er komt een uur dat ieder die jullie doodt zal denken een dienst aan God te doen! En ze zullen dat doen omdat ze noch mij noch de Vader hebben leren kennen. Maar ik heb jullie deze dingen gezegd opdat wanneer dat uur komt, je je zou her-inneren dat ik ze gezegd heb.

Jezus gaat verder over ‘zijn Geest’. Doordat hij spreekt over het zenden van die Geest, interpreteren wij al snel dat het/hij iets/iemand is die van buitenaf naar ons toe zal komen.
Dat is óók waar, maar Jezus zegt meer: Mijn Geest zal getuigen … en jullie zullen getuigen; ze zullen jullie doden … zoals ze mij zullen doden! Jezus’ Geest leeft dus blijkbaar ín zijn leerlingen, of je kunt ook zeggen: de leerlingen leven ín Jezus’ Geest.
Het lijkt – en het ís – bemoedigend dat wij er mogen op rekenen dat de Geest ons gegeven zal worden om ons te bemoedigen, ons voor struikelen te behoeden en om ons te helpen her-inneren. Maar Jezus laat er ook geen twijfel over bestaan dat het een moeilijke opdracht inhoudt, nl. het gaan in zijn spoor, in zijn Geest, en dat dat weerstand zal oproepen. Die weerstand zal geen andere zijn dan Jezus zelf ondervond: “Ben je kwaad omdat ik goed ben?” Onder het argument van gods-dienst (!) vermoordt men de Go(e)de weg …