Verbonden Leven

Joh.18,37b-38 (21/11/2021) 

Pilatus ging het pretorium weer binnen. Hij liet Jezus roepen en vroeg hem: “Jij bent de koning van de Joden?” Jezus antwoordde hem: “Zeg je dit vanuit jezelf, of hebben anderen je dit gezegd over mij?” Pilatus zei: “Ben ik dan een Jood? Jóuw volk en hogepriesters hebben je aan mij uitgeleverd. Wat heb je gedaan?”
Jezus antwoordde: “Mijn koningschap is niet van deze wereld. Als dat zo was geweest, dan zouden mijn dienaars er wel voor hebben gestreden dat ik niet werd uitgeleverd aan de Joden. Maar mijn koningschap is niet van hier.”
Pilatus zei hem nu: “Maar je bent dus toch koning?” Jezus antwoordde: “Jíj zegt dat ik koning ben. Ik, ik ben met dit [hetvolgende] doel geboren en met dit doel in de wereld gekomen: om te getuigen voor de waarheid. Al wie uit de waarheid is, luistert naar mijn stem.” Pilatus wierp op: “Wat is waarheid?!”

Aan het eind van het liturgisch jaar (het nieuwe begint met de Advent), vat men alles samen in één groot feest: Christus, Koning van het Heelal. (Een beetje een pompeuze titel; het is dan ook ingesteld in de wat pompeus-kerkelijke tijd van nog geen 100 jaar geleden, 1925! Wat natuurlijk niet wegneemt dat het wel betekenis vol is.)
Jezus’ Koningschap is er geen van wapens en paarden, maar van een vertrouwen op de naam van G-d. [Psalm20,8]
Jezus’ Koningschap is er één van een binnenwereld (die zich wel zal laten blijken in de buitenwereld): Je kunt niet zeggen: Kijk, hier!, of: Kijk, daar! Want het koninkrijk van God is binnenin jullie.” [Lc.17,21]
Jezus’ koningschap is er één van ‘waarheid’. [Joh.18,38] We kunnen zoals Pilatus de vraag stellen: Wat is waarheid? – in het Latijn: Quid est veritas? Guido Gezelle onthulde het antwoord door de letters door elkaar te halen: Est vir qui adest – Het is de mens die voor je staat!
Misschien een beetje een vreemde koning … maar dan wel één die het heel-al ontsluit tot een woning voor de mens om sámen te léven!

 

Joh.2,1-12 (16/01/2022) 

Op de derde dag [= na de roeping van (5) leerlingen / = ‘verrijzenisdag’] was er in Kana in Galilea een bruiloft. Jezus’ moeder was daar, en ook Jezus en zijn leerlingen waren uitgenodigd op de bruiloft. Er ontstond een tekort aan wijn. Jezus’ moeder zei tegen hem: “Ze hebben geen wijn [meer].” Jezus antwoordde: “Wat dan nog voor mij en voor jou, vrouw? Mijn uur is nog niet gekomen.”
Zijn moeder zei tegen de dienaren: “Wat hij jullie ook zegt, doe het.” Er stonden daar nu zes stenen waterkruiken, volgens de reinigingsgebruiken van de Joden, elk met een inhoud van twee of drie metreten. [1m = 39,39l  tot. ca. 600l] Jezus zei hen: “Vul deze waterkruiken met water.” En ze vulde ze tot bovenaan. Nu zei hij hen: “Schep er wat van uit en breng dat naar de tafelmeester.” En zij brachten het.
Toen de tafelmeester het water had geproefd dat wijn geworden was, – hij wist niet vanwaar die kwam, alleen de dienaren die het water geschept hadden wisten het – riep de tafelmeester de bruidegom en zei: “Iedereen zet eerst de goede wijn voor, en als ze bedronken zijn de mindere. Jij hebt de goede wijn bewaard tot nu!”

Dit was het begin van de tekenen die Jezus deed, in Kana in Galilea. Hij openbaarde zijn grootsheid en zijn leerlingen vertrouwden in hem.
Hierna daalde hij af naar Kafarnaum, [Kana lag in het bergland, Kafarnaum aan het meer van Galilea] hijzelf, zijn moeder, zijn broers en zijn leerlingen, en daar bleven ze enkele dagen.

Het eerste ‘teken’ dat Johannes in zijn Evangelie vermeldt, is dat van een bruiloftsfeest. Dat beeld was al eeuwen gebruikt om ‘het koninkrijk van God’ te ‘verbeelden’. Toen werd het echter altijd geschetst als een toekomstvisioen; nu maakt Johannes duidelijk: die toekomst is nú gekomen! Hier en nu, in Jezus, breekt G-ds koningschap aan!
Dat is ook wat hij bedoelt met: de beste wijn voor het laatst sparen. Die komt nu pas: met en in Jezus!
En wie merkt dat? Niet de organisatoren van het feestje, die weten niet waar die wijn vandaan komt. Niet degenen die beroesd zijn door de oude gewoonten. Wél de knechten, de marginalen, die hadden er weet van. En nog sterker degene (dat was er maar één!) die al vooraf erop durfde vertrouwen!
Aan welke kant zal ík gaan staan?
Antwoord niet te snel dat je wel die beste wijn wil! Want de consequentie is dat je ‘marginaal’ wordt en een leven van en in vertrouwen moet aangaan …!

Joh.1,47-51 (29/09/2022) 

Jezus zag Natanaël naar zich toekomen en zei over hem: “Kijk! Een waarachtige Israëliet, iemand wiens hart geen ongerechtigheid herbergt.” [Ps.32,2]
Natanaël vroeg hem: “Vanwaar ken jij mij?”
Jezus antwoordde: “Vóór Filippus je riep, toen je onder de vijgenboom zat, zag ik jou!”
Nu zei Natanaël: “Rabbi, jij bent de zoon van God, jij bent de koning van Israël!”
Jezus antwoordde hem: “Omdat ik je zei dat ik je zag onder de vijgenboom, geloof je? Je zult grotere dingen dan deze zien!” En hij zei: “Amen, amen, ik zeg jullie: Je zult de hemel geopend zien en Gods engelen zien opklimmen en neerdalen op de mensenzoon.”

Heb jij ooit al engelen gezien – en dan bedoelen we natuurlijk niet die gevleugelde creatuurtjes die straks weer de kerstboom zullen versieren, of van die schaarsgeklede bollige baby’s die rondvliegen op een schilderij? Ook in het Evangelie – en eigenlijk in de hele Bijbel – worden ze niet zo overvloedig vermeld. Soms eens, hier en daar … blijkbaar waar G-d het nodig vindt een boodschapper te sturen. Want dat zijn die ‘engelen’: boodschappers. In de taal van het Nieuwe Testament, het Grieks, is een boodschapper: angellos!
Laten we niet teveel ons rationele hoofd breken over het hoe en wat van die ‘engelen’, maar vooral blij en dankbaar zijn dát onze G-d geen ongenaakbaar verre G-d is, maar allerlei
manieren zoekt om zich kenbaar te maken. G-d spreekt zijn woord, vanaf ‘den beginne’. Dat betekent niet alleen ‘ooit eens in een ver begin’, maar ook dat hij dat ‘principieel’ doet: telkens opnieuw en op nieuwe wijzen. Ook een boodschapper spreekt zijn woord.
Om ‘engelen te zien’ moet je blijkbaar … beter luisteren! Zul jij G-ds boodschap tot jou vandaag horen?

Joh.15,26 – 16,4a (23/05/2022)

Maar wanneer de medestander komt die ik van bij de Vader naar jullie zal zenden, de Geest van de waarheid die van de Vader uitgaat, zal díe over mij getuigen. En ook jullie zullen getuigen, omdat je vanaf het begin bij mij bent geweest.
Ik heb jullie deze dingen gezegd opdat je niet zou struikelen. Ze zullen jullie uit de samenkomsten weren. Ja, er komt een uur dat ieder die jullie doodt zal denken een dienst aan God te doen! En ze zullen dat doen omdat ze noch mij noch de Vader hebben leren kennen. Maar ik heb jullie deze dingen gezegd opdat wanneer dat uur komt, je je zou her-inneren dat ik ze gezegd heb.

Jezus gaat verder over ‘zijn Geest’. Doordat hij spreekt over het zenden van die Geest, interpreteren wij al snel dat het/hij iets/iemand is die van buitenaf naar ons toe zal komen.
Dat is óók waar, maar Jezus zegt meer: Mijn Geest zal getuigen … en jullie zullen getuigen; ze zullen jullie doden … zoals ze mij zullen doden! Jezus’ Geest leeft dus blijkbaar ín zijn leerlingen, of je kunt ook zeggen: de leerlingen leven ín Jezus’ Geest.
Het lijkt – en het ís – bemoedigend dat wij er mogen op rekenen dat de Geest ons gegeven zal worden om ons te bemoedigen, ons voor struikelen te behoeden en om ons te helpen her-inneren. Maar Jezus laat er ook geen twijfel over bestaan dat het een moeilijke opdracht inhoudt, nl. het gaan in zijn spoor, in zijn Geest, en dat dat weerstand zal oproepen. Die weerstand zal geen andere zijn dan Jezus zelf ondervond: “Ben je kwaad omdat ik goed ben?” Onder het argument van gods-dienst (!) vermoordt men de Go(e)de weg …

Joh.3,22-30 (14/01/2023)

Hierna [na het gesprek met Nicodemus in Jeruzalem] ging Jezus met zijn leerlingen naar de landstreek van Judea. Hij verbleef daar enige tijd met hen en doopte er. Maar ook Johannes doopte er, in Enan, dicht bij Salem, omdat daar veel water was. Men kwam en werd gedoopt, want Johannes was nog niet in de gevangenis geworpen.
Er ontstond een discussie vanuit de leerlingen van Johannes met een Jood over reiniging. Ze kwamen naar Johannes: “Meester, diegene die bij jou was aan de overzijde van de Jordaan, over wie je toen getuigde, kijk, nu doopt hij en allen gaan naar hem!”
Johannes antwoordde: “Geen mens kan zich ook maar iets toe-eigenen als het hem niet gegeven wordt uit de hemel. Jullie zijn zelf mijn getuigen dat ik heb gezegd: Niet ik ben de gezalfde [christos-messiah], maar ik ben gezonden voor hem uit. Wie de bruid heeft, is de bruidegom. Maar de vriend van de bruidegom, die naast hem staat en zijn stem hoort, is vol vreugde om de bruidegom. Welnu, met deze vreugde ben ik vervuld. Hij moet groter worden, ik kleiner.”

Wij leven in een cultuur die het ‘ik’ centraal stelt. Als dat een reactie is op de tijd dat mensen klein werden gehouden en neergedrukt, dan is dat ok, maar als het een doel op zichzelf wordt, krijg je allerlei ontsporingen zoals: te grote ego’s, verongelijkte en permanent ontevreden burgers, ...
Johannes hoefde zichzelf niet naar beneden te halen om een levenshouding aan te nemen die verder reikt dan hemzelf en die meer behelsde dan alleen de aandacht voor het eigen ik. Hij wijst zichzelf niet af, maar verwijst door. Hij laat zien, door heel zijn houding en zijn prediking (een boodschap van ommekeer, van heroriëntatie), dat hij zich wil laten leiden door een beweging van verandering die van ‘elders’ komt en die met de komst van Jezus als de Messias verbonden is. Leven vanuit dit geloof vervult je met vreugde. Je wordt door G-ds liefde opgericht en hoeft jezelf niet langer klein te houden of onzichtbaar te maken. Neen, je mag mens zijn in zijn Naam. Als wegbereider en doorverwijzer. Voluit!

Joh.14,23-29 (22/05/2022)

Jezus antwoordde hem:
“Als iemand mij liefheeft, zal hij mijn woord be-waren [= vasthouden door waar te maken] en mijn Vader zal hem liefhebben, en wij zullen bij hem komen en ons verblijf bij hem maken. Wie mij niet liefheeft, maakt mijn woorden niet waar. En het woord dat je hoort, is niet míjn woord, maar dat van mijn Vader, door wie ik gezonden ben.
Deze dingen heb ik tegen jullie gezegd terwijl ik bij jullie verbleef. Later zal de medestander, de heilige Geest die de Vader zal zenden in mijn naam, jullie alles leren en in her-innering brengen wat ik tegen jullie heb gezegd.
Vrede laat ik jullie na. Míjn vrede geef ik jullie, niet zoals de wereld die geeft. Ik geef haar jullie, laat je hart dus niet verontrust raken en wees niet bang!
Je heb gehoord dat ik jullie zei: Ik ga heen en kom naar jullie terug. Als je mij daad-werkelijk zou liefhebben, zou je verheugd zijn dat ik naar de Vader ga, want de Vader is groter dan ik. En ik zeg jullie dit vóór het gebeurt, opdat wanneer het gebeurt, je zou vertrouwen.

(We hadden dit Evangelie onlangs al (16 en 17 mei). Je kunt ook die commentaren nog teruglezen.) Laten we het hier hebben over de belofte van de komst van de Geest.
Zonder dat het ‘theologisch’ uitgewerkt wordt (ik denk niet dat Jezus daar erg van wakker lag), heeft hij het wél over de bijzonder innige band tussen de Vader, hijzelf en de Geest. Het is de Vader die de Geest zal zenden in Jezus’ naam!
En het blijft niet bij díe band. De mens wordt mee betrokken in die innige verbondenheid! De Geest wordt aan hem toegezonden en dat zal de mens blijkbaar doen her-inneren – van innigheid gesproken …
Tezamen met de Geest zegt Jezus ons ook vrede toe. Die innige band die wij met G-d mogen hebben bevrijdt ons van alle angst en onrust. Tenminste, als ik in de liefde leef en daarmee zijn woord be-waar. Let wel: Er staat niet dat ik dan geen moeilijkheden zal tegenkomen, wél dat Jezus’ Geest ons zal vergezellen en een innerlijke vrede en kracht geven!