Joh.6,16-21 (30/04/2022)
Toen het avond werd, daalden zijn leerlingen af naar het meer, klommen in de boot en voerden naar de overzijde, naar Kafarnaüm. Ondertussen was het donker geworden en Jezus was nog niet bij hen. Er stak een hevige wind op die op het meer hoge golven maakte. Toen ze zo vijfentwintig of dertig stadiën [= ca. 5 km] ver waren geraakt, zagen ze Jezus wandelen op het meer en naar de boot toe komen. Ze werden bang. Maar hij zei hen: “Ik ben het. Wees niet bang!” Ze wilden hem dan in de boot nemen, maar onmiddellijk was de boot aan land, daar waar zij heen gingen.
Het leven kabbelt steeds verder tot opeens alles op zijn kop komt te staan. Een verkeerd bericht … een ongeluk dat jou of één van je naaste zomaar overkomt ... ontslag … ruzie door miscommunicatie … of … vul zelf maar aan. Storm steekt op. De wind beukt en het wordt donker. Zo herkenbaar wat hier aan de leerlingen gebeurt. Daar te midden van de woelige wateren zien ze niet meer wie hen tegemoet komt, wie hen een helpende hand reikt. Ze zien alleen de golven, de ellende, dat wat er fout loopt. En toch horen ze temidden van de onrust een onzichtbare stem: “Ik ben het, wees niet bang!” Ze horen een Woord dat zo vertrouw-vol klinkt dat ze niet eens aarzelen om het aan boord te nemen. Hun vertrouwen wordt niet beschaamd. De rust keert weer en er komt opnieuw vaste grond onder hun voeten.
Zou ik wanneer mijn leven wankelt door onrust en onzekerheid het Woord aan boord nemen? Zou ik kunnen geloven dat het juist midden in die storm kómt, die glimp van G-d?
Joh.6,60-69 (7/05/2022)
Veel van zijn leerlingen hoorden dit [de ‘broodrede’] en reageerden: “Dit zijn harde woorden. Wie is bij machte dit te aanhoren?”
Maar Jezus wist uit zichzelf dat zijn leerlingen hierover morden. Daarom zei hij hen: “Struikel je hierover? [skandalizei = lett.: struikelen; fig.: aanstoot nemen, ergeren, geschandaliseerd zijn] Wat dan als je de mensenzoon zult zien opgaan naar waar hij eerst was? Het is de geest die levend maakt, daarvoor helpt het vlees niet. De woorden die ik tegen jullie zeg, zijn geest en leven. Maar sommigen van jullie vertrouwen niet.”
Want Jezus wist vanaf het begin wie het waren die niet vertrouwden en wie hem zouden overleveren. En hij zei: “Daarom heb ik tegen jullie gezegd dat niemand bij machte is naar mij toe te komen, als hem dat niet vanuit mijn Vader gegeven is.”
Vanaf het moment van deze woorden trokken vele van zijn leerlingen zich van hem terug en gingen niet meer met hem om. Jezus zei tegen de twaalf: “Jullie willen soms ook niet weggaan?” Maar Simon Petrus antwoordde: “Heer naar wie zouden wij zo nabij kunnen gaan? Jij hebt woorden vol leven! En wij zijn gaan vertrouwen en erkennen dat jij de heilige van God bent!”
Ik weet niet of ik die ‘broodrede’ die we de voorbije dagen lazen ‘harde’ woorden vind, maar in elk geval wel moeilijke! Ik hoop – nee, ik mag er op rekenen! – dat Jezus mij met zijn Geest tegemoet komt. Hij verwijt zijn toehoorders niet het onbegrip, zelfs niet het struikelen, maar wel dat ze na het struikelen niet opnieuw opstaan!
Ook wij zullen in ons leven én in ons geloof (is er een verschil?) soms struikelen en de neiging hebben af te haken. Alleen het vertrouwen kan ons verder helpen! Vertrouwen is: simpelweg weer opstaan na gestruikeld te zijn, ook met bebloede knieën; weten dat de weg vóór je ligt; weten dat er iemand je roept, omdat hij/zij je graag ziet en wil dat je vrijuit wandelt! (Kijk maar vaak eens naar een kindje dat leert lopen!)
Naar wie zouden wij opkijken om echt als vol-wassen mensen vrij te leren lopen, als er Jezus niet was, de weg naar waarheid en leven, het brood om van te leven?! Ja, we kúnnen weggaan, zó vrij zijn wij geschapen, maar het zal wel naar de kille ijlte zijn …
Ik kies – met vallen én opstaan – …
Joh.2,1-12 (7/01/2023)
Op de derde dag [= na de roeping van (5) leerlingen / = ‘verrijzenisdag’] was er in Kana in Galilea een bruiloft. Jezus’ moeder was daar, en ook Jezus en zijn leerlingen waren uitgenodigd op de bruiloft. Er ontstond een tekort aan wijn.
Jezus’ moeder zei tegen hem: “Ze hebben geen wijn (meer).” Jezus antwoordde: “Wat dan nog voor mij en voor jou, vrouw? Mijn uur is nog niet gekomen.” Zijn moeder zei tegen de dienaren: “Wat hij jullie ook zegt, doe het.”
Er stonden daar nu zes stenen waterkruiken, volgens de reinigingsgebruiken van de Joden, elk met een inhoud van twee of drie metreten. [1m = 39,39l tot. ca. 600l] Jezus zei hen: “Vul deze waterkruiken met water.” En ze vulde ze tot bovenaan. Nu zei hij hen: “Schep er wat van uit en breng dat naar de tafelmeester.” En zij brachten het.
Toen de tafelmeester het water had geproefd dat wijn geworden was, – hij wist niet vanwaar die kwam, alleen de dienaren die het water geschept hadden wisten het – riep de tafelmeester de bruidegom en zei: “Iedereen zet eerst de goede wijn voor, en als ze bedronken zijn de mindere. Jij hebt de goede wijn bewaard tot nu!”
Dit was het begin van de tekenen die Jezus deed, in Kana in Galilea. Hij openbaarde zijn grootsheid en zijn leerlingen vertrouwden in hem. Hierna daalde hij af naar Kafarnaum, [Kana lag in het bergland, Kafarnaum aan het meer van Galilea] hijzelf, zijn moeder, zijn broers en zijn leerlingen, en daar bleven ze enkele dagen.
Dit is ‘het begin van Jezus’ openbaar optreden’ volgens het Johannesevangelie. We zouden het dus uiteraard over Jezus kunnen hebben, maar misschien moeten we vandaag eens bijzonder naar Maria kijken. Zij spreidt in navolgenswaardige eenvoud een verbluffend vertrouwen ten toon.
Het is Maria die ‘gezien’ heeft dat er geen wijn meer was, niet Jezus. Het is Maria die het initiatief neemt, niet Jezus, integendeel, hij wijst het zelfs af. ‘Mijn uur is nog niet gekomen’ is in het Johannesevangelie een goddelijk statement. ‘Het uur’ is het moment van G-ds openbaring aan de wereld. Jezus had het nog niet gezien, Maria wél!
Goddelijke moeders die het ‘momentum’ in hun kinderen zien en weten wakker te maken. Goddelijk waar de ene mens de andere zo ‘bemoedert’ dat zij/hij het allerbeste in de ander naar boven haalt. Goddelijk waar vertrouwen op G-ds gebeuren/geboren worden in de wereld door mensen zo beleefd wordt dat ze op díe basis in alle eenvoud initiatieven nemen.
Goddelijk kan het vandaag worden, als ik zo’n ‘moeder’ word.
Joh.13,31-33a.35(15/05/2022)
Toen hij [Judas] was weggegaan, zei Jezus: “Nu komt de grootheid van de mensenzoon aan het licht, en in hem de grootheid van God. Als Gods grootheid in hem aan het licht komt, zal God ook hem in die grootheid laten delen, en wel onmiddellijk.
Kinderen, nog maar een korte tijd ben ik bij jullie.
Je zult mij zoeken, maar zoals ik al zei tegen de Joden ‘waarheen ik ga, kunnen jullie niet komen’, zo zeg ik het nu ook tegen jullie.”
Ik geef jullie een nieuw gebod: Heb elkaar daad-werkelijk lief. Als [= zoals + omdat] ik jullie heb liefgehad, heb ook elkaar lief. Hieraan zullen allen herkennen dat je mijn leerling bent: als je elkaar daad-werkelijk liefhebt.”
In zijn afscheidsrede, tijdens het Laatste Avondmaal, gaf Jezus ons een nieuw gebod: ”Heb elkaar daad-werkelijk lief. Zoals ik jullie heb liefgehad, heb ook elkaar lief.” Het nieuwe van dit gebod bestaat er niet zozeer in dat christenen mensen zijn die ‘iedereen’ graag willen zien; een soort ruime, universele liefde, over alle grenzen heen. Het nieuwe bestaat erin dat wij diegenen, met wie wij verbonden leven, leren liefhebben ‘zoals hij ons heeft liefgehad’, dat wij leren beminnen naar ‘zijn maat’, met ’zijn intensiteit’, op ‘zijn manier’.
Het gaat om een liefde in volheid, de volheid (grootheid) van G-ds Liefde. Het is een liefde die zich niet opsluit in zichzelf, maar zo vol is dat ze overloopt en doorstroomt van de Vader naar de Zoon tot in onze onderlinge liefde. Het is een liefde die open is, niet ronddraait in zichzelf, m.a.w. totale gegevenheid.
Met dit gebod nodigt Jezus ieder van ons uit om in te treden in die liefdesbeweging en zo aan de wereld – daad-werkelijk – een liefde te laten zien naar ‘zijn maat’.
Joh.15,1-8 (15/10/2022)
Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de wijngaardenier. Elke rank die in mij geen vrucht draagt, haalt hij weg, en elke die wel vrucht draagt, snoeit/zuivert hij opdat ze meer vrucht zou dragen. Jullie zijn al gesnoeid/gezuiverd door het woord dat ik tegen jullie gesproken heb. Verblijf in mij – zoals ik in jullie. Zoals de rank geen vrucht kan dragen uit zichzelf als hij niet verblijft in de wijnstok, zo ook jullie niet als je niet verblijft in mij.
Ik ben de wijnstok en jullie zijn de ranken. Wie in mij verblijft – zoals ik in hem, die draagt veel vrucht. Want zonder mij kunnen jullie niets.
Als iemand niet verblijft in mij, is hij buitengeworpen en verdord, zoals de rank. Men verzamelt ze om in het vuur te gooien en te worden verbrand. Als jullie in mij verblijven en mijn woorden in jullie verblijven, vraag dan wat je wil en het zal je gebeuren.
Hierin toont zich de grootheid van mijn Vader: dat jullie veel vrucht dragen en mijn leerlingen worden.
De grote Spaanse Karmelietes Theresia van Avila (1515-1582) schreef in haar autobiografie: “Geen wonder dat U (G-d) zo weinig vrienden hebt!” Daarmee bedoelde ze niet dat G-d te veeleisend zou zijn of te wispelturig, maar wel dat de vriendschap met hem zó duizelingwekkend diep is – en zich ook voortdurend verder verdiept – dat het van een mens toch wel heel veel overgave vraagt. Alles eigenlijk. Het goed gekozen Evangelie bij haar feestdag noemt het zo: “Zonder mij kunnen jullie niets.”
Dat kan misschien zwaarmoedig of hooggegrepen klinken, maar als je het beeld – van de wijnstok, de ranken en de wijngaardenier – volgt, dan kun je zien hoe bemoedigend en ondersteunend dat is!
Verbondenheid – G-ds Lévensader die door mij stroomt; zijn Geest in de mijne, als ik mij laat omvormen tot zijn leven. Hij in mij – ik in hem; één zijn, ondenkbaar, maar vruchtbaar levend. De snoei – het weghalen van wat mij teveel op de buitenkant van mijn ego richt – zal pijnlijk zijn, maar dan mag mijn leven spreken van Jou!
Joh. 14,15-21 (14/05/2023)
15 Als je mij daad-werkelijk liefhebt,
maak (je) mijn wijzingen waar
16 en ik zal de Vader vragen
jullie een andere medestander te geven
die voor altijd bij jullie blijft:
17 de Geest van de waarheid.
De wereld kan hem niet ontvangen
omdat zij hem niet aanschouwt
en niet leert kennen;
maar jullie leren hem kennen
omdat hij jullie verblijft
en ik in jullie zal zijn.
18 Ik laat jullie niet als wezen achter.
Ik kom naar jullie toe.
19 Nog klein zijnde, aanschouwt de wereld mij niet,
maar jullie aanschouwen mij, want ik leef,
en jullie zullen leven!
20 Op die dag zul je leren kennen hebben
dat ik in mijn Vader ben
en jullie in mij
en ik in jullie.
21 Wie mijn wijzingen waar maakt,
die is het die mij daad-werkelijk liefheeft.
En wie mij daad-werkelijk liefheeft,
hem(/haar) zal mijn Vader daad-werkelijk liefhebben.
En ik zal hem daad-werkelijk liehebben
en mijzelf aan hem openbaren.
Er is een verrassend sterke band tussen liefde en geboden (wijzingen is eigenlijk een betere vertaling), ook al lijken ze op het eerste gezicht soms elkaars tegengestelden.
In een recent verleden heeft men wellicht teveel nadruk gelegd op de geboden. Velen zijn daarop afgehaakt, maar anderen zijn doorheen die geboden doorgestoten naar waar het eigenlijk om gaat: een persoonlijk antwoord op een persoonlijke liefde!
Vandaag legt men meer nadruk op die liefde. Als tegenwicht zeker noodzakelijk, maar wie in die liefde ver doorgaat, komt uit op … de geboden! De liefde is helemaal niet vrijblijvend, ze ‘dwingt’ ons tot bepaalde keuzes. Wie werkelijk vanuit de liefde handelt, doet niet meer zomaar om het even wat, en ontdekt dat die geboden ‘nog zo dom niet waren’.
Subtiel wijst Jezus ons vandaag echter ook nog een ‘derde weg’. Beide voorgaande gaan er nog om wat ik moet ‘doen’ en vertrekken in zekere zin dus vanuit mijn eigen mogelijkheden en krachten. Jezus’ ‘derde weg’ gaat niet over wat wij moeten ‘doen’, maar om wat – wie eigenlijk – wij kríjgen! G-d zelf komt met zijn Geest in ons wonen. Zijn liefde komt naar ons toe! Zijn liefde voor ons is éérst. Die ‘derde weg’ is dus niet in de eerste plaats liefhebben, maar je láten liefhebben!