Verbonden Leven

 Joh.20,19-31 (24/04/2022)

Toen het dan avond was, op die eerste dag, waren de leerlingen bijeen, met gesloten deuren, uit vrees voor de Joden. Jezus kwam, hij stond in hun midden, en zei tegen hen: “Vrede voor jullie!” [Sjaloom] En hij toonde hun zijn handen en zijn zijde. De leerlingen waren diep verheugd toen ze de Heer zagen. Jezus zei hen opnieuw: “Vrede voor jullie! Zoals de Vader mij gezonden heeft, zo zend ik jullie.” Toen blies hij over hen en zei: “Ontvang de heilige Geest-adem.” Als je iemands zonden [verwijdering] loslaat [vergeeft], dan worden ze losgelaten; als je ze vasthoudt, worden ze vastgehouden.
Maar Tomas, die ‘de tweeling’ wordt genoemd, één van de twaalf, was niet bij hen toen Jezus kwam. De andere leerlingen zeiden hem: “We hebben de Heer gezien!” Maar hij zei tegen hen: Als ik in zijn handen de inslag van de spijkers niet zie en er mijn vingers in kan steken, en als ik mijn hand niet in zijn zijde kan leggen, hoe kan ik het dan vertrouwen?”
Acht dagen later waren zijn leerlingen weer bijeen en nu was Tomas er wel bij. Jezus kwam terwijl de deuren gesloten waren – in hun midden en zei: “Vrede voor jullie!” Daarna zei hij tegen Tomas: “Kom met je vinger, kijk naar mijn handen, kom met je hand en leg die in mijn zijde. Wees niet wantrouwig, maar vertrouw!” Tomas antwoordde hem: “Mijn Heer en mijn God!” Jezus zei hem: “Omdat je mij gezien hebt, ben je gaan vertrouwen. Gezegend wie niet gezien heeft én vertrouwen!”
Jezus heeft nog veel andere tekens gedaan voor de ogen van zijn leerlingen. Ze zijn niet allemaal opgeschreven in dit boek. Maar deze zijn wel opgeschreven opdat je zou gaan vertrouwen dat Jezus de Gezalfde is, de Zoon van God, en opdat jij, door dit vertrouwen, zou léven, in zijn Naam!

Ocharme Tomas, de eeuwen door beladen met het verwijt van ongeloof … Is dat wel terecht? Is het niet ons eigen ongeloof dat we op hem projecteren? Het is makkelijker het aan een ander te verwijten dan het bij onszelf te erkennen!
Bovendien, zolang wij ons alleen op dat zogezegde ongeloof van Tomas richten blijft er iets onderbelicht. De vraag die hij stelde naar ‘het zien van de wonden in Jezus’ handen en zijde’ was op zich zéér terecht. Die ‘verschijning’ kon de ware Jezus niet zijn als hij die wonden niet had – en niet omdat er ‘bewijzen’ moesten zijn, maar omdat het het ‘waarmerk’ van Jezus is dat hij het lijden niet uit de weg ging, niet in zijn eigen leven én niet dat van een ander!
Dat dit een belangrijk aspect is, is nochtans in de tekst snel merkbaar: Nog voor de Tomas-kwestie begint Jezus er zelf over! Na zijn vredeswoord toont hij aan de anderen, zonder dat ze het vragen, meteen zelf de tekenen van zijn leven in liefde.
Misschien moeten we dan vanaf nu Tomas niet meer zo terzijde schuiven, maar hem eerder omarmen, en mét hem Jezus willen erkennen in degene die er is voor de lijdende mens en daar zelf voor door het lijden wil gaan?

 

Joh.19,25-34 (6/06/2022) 

Bij Jezus’ kruis stonden zijn moeder, de zuster van zijn moeder, Maria [de vrouw] van Klopas en Maria van Magdala. Toen Jezus zijn moeder zag, en naast haar de leerling die hij liefhad, zei hij tegen zijn moeder: “Vrouw, kijk, je zoon!” En daarna zei hij tegen de leerling: “Kijk, je moeder!” En van toen af nam de leerling haar bij zich op.
Hierna, wetend dat alles nu was voleindigd, zei Jezus – opdat de Schrift voleindigd zou worden: “Ik heb dorst.” [Ps.42,3] Er stond daar een kruik met wijnazijn. Ze staken een spons, vol met die wijnazijn, op een hysopstengel en brachten die aan zijn mond. [Ps.69,22] Toen Jezus van de wijnazijn genomen had, zei hij: “Het is voleindigd.” Toen boog hij het hoofd, en gaf de levensadem over.
Aangezien het voorbereidingsdag was [van de sabbat], bovendien een grote sabbat [van het Paasfeest], wilden de Joden niet dat de lichamen aan het kruis bleven. Daarom vroegen ze aan Pilatus dat hun de benen zouden gebroken worden [waardoor ze sneller stierven] en weggenomen worden. Dus kwamen de soldaten en sloegen zowel van de een als van de ander die met hem gekruisigd waren, de benen stuk. Maar toen ze bij Jezus kwamen en zagen dat hij reeds gestorven was, braken zij van hem de benen niet stuk. Maar één van de soldaten doorstak met een speer zijn zijde. Onmiddellijk kwam er bloed en water uit.

Hier zien we een mooi staaltje van ‘kerk zijn’, hoe pril ook. Kerk zijn gebeurt daar waar mensen te midden van lijden, pijn en verdriet aan elkaar worden toevertrouwd. Hoe pijnlijk en onzeker alles ook lijkt, je laat elkaar niet in de steek, maar blijft elkaar nabij tot het uiterste en in alle onmacht. Kerk gebeurt daar waar mensen zich aan elkaar toevertrouwen:
Kerk gebeurt waar mensen moeders/vaders mogen zijn voor elkaar en zo elkaar laat ervaren dat je bemind wordt; dat er vertrouwen gesteld wordt in elkaar en dat je bij elkaar kan en mag thuiskomen.
Kerk zijn gebeurt waar mensen zonen/dochters mogen zijn en zorg dragen voor de moeder/vaders, voor de andere generatie; waar er aandacht is voor elkaar en men de ander opneemt.
Of anders gezegd: Kerk zijn is elkaar liefhebben en daad-werkelijk de gloed van G-ds Liefde laten voelen in de wereld.

Joh.16,29-33(30/05/2022)

Nu zeiden zijn leerlingen hem: “Kijk, nu spreek je vrijmoedig en gebruik je geen beelden! Nu weten wij dat jij alles weet en dat het voor jou niet nodig is dat iemand je vragen stelt. Daarom geloven wij dat je van God bent uitgegaan.”
Jezus antwoordde hun: “Nu geloven jullie? Kijk, er komt een uur – ja, het is er al – dat jullie verstrooid zullen worden, elk naar het zijne, en mij alleen achterlaten. Maar toch ben ik niet alleen omdat de Vader bij mij is.
Ik zeg dit tegen jullie opdat je ín mij vrede zou hebben. In de wereld heb je drukkende pijn, maar hou moed: ik heb de wereld overwonnen.”

Jezus lijkt maar niet te stoppen met de onheilsaankondigingen voor wie in zijn spoor – zijn Geest – wil wandelen. Maar hij spreekt dan ook vrijmoedig, en heeft ondertussen vanuit zijn eigen leven al lang door waar het voor een ‘christen’ op uitdraait. Als hij zijn leerlingen op dat spoor wil helpen, hen zijn Geest meegeven, dan moeten ze ook voorbereid worden op de weerstanden ertegen.
Misschien kan het ons in eerste instantie wat ontmoedigen. Wie durft nog aan die weg beginnen? Als we dachten dat ‘leven met de Geest’ zoiets was als kijken naar het mooie schouwspel van flikkerende vlammetjes, dan blijken we er wel goed naast te zitten. Be-geest-erde leerlingen staan zélf in vuur en vlam en kunnen er de kracht en de gloed niet van ontlopen.
Merkwaardig genoeg zegt Jezus dat dit vrede zal geven. Het moge dus duidelijk zijn dat dit geen kwestie is van een rimpelloos leven, maar van een diepe te-vrede-nheid over zin en doel van ons leven: G-d G-d laten zijn in deze wereld!

 

Joh. 6,16-21 (22/04/2023)

16     Toen het avond werd,
     daalden zijn leerlingen af naar het meer,
17     klommen in de boot
     en voerden naar de overzijde, naar Kafarnaüm.
     Ondertussen was het donker geworden
     en Jezus was nog niet bij hen.
18     Er stak een hevige wind op
     die op het meer hoge golven maakte.
19     Toen ze zo vijfentwintig of dertig stadiën [= ca. 5 km] ver waren geraakt,
     zagen ze Jezus wandelen op het meer
     en naar de boot toe komen.
     Ze werden bang.
20     Maar hij zei hen:
     “Ik ben het. Wees niet bang!”
21     Ze wilden hem dan in de boot nemen,
     maar onmiddellijk was de boot aan land,
     daar waar zij heen gingen.

Het leven kabbelt verder, alles gaat z’n gangetje. Even lijkt het of Jezus/G-d er niet is, tot nader orde afwezig. Geen nood, we kunnen het wel alleen aan. We moeten tenslotte toch zelf ons eigen leven maken … of niet? Tot plots – om wat voor reden ook – onrust, angst en onzekerheid het leven dreigen over te nemen. Als we dan, tussen de wind en de golven door, Jezus/G-d toch in beeld krijgen en horen zeggen: “Wees niet bang! Ik ben het.” , is dat een hele geruststelling. Het hangt niet van ons af. Het initiatief vertrekt bij hem. Hij was afwezig en toch laat hij zijn leerlingen niet alleen. Het besef dat hij als ‘afwezige Aanwezige’ op ons betrokken blijft, is geruststellend.
Niet alleen na de storm, maar juist IN de storm, ín de onrust, te midden van de onzekerheid, is er het antwoord van een nabije, aanwezige G-d … en dat besef brengt ons haast ongemerkt aan de overkant.

Joh. 14,1-14 (7/05/2023)

1     “Laat je hart niet verontrust raken.
       Jullie vertrouwen in God,
       vertrouw ook in mij.
2      In het huis van mijn Vader
       zijn er veel verblijfplaatsen.
       Als dat niet zo was,
       zou ik het jullie gezegd hebben.
       Ik ga heen om een plaats voor jullie te bereiden.
3      En als ik ben heengegaan en voor jullie een plaats heb bereid,
       kom ik terug
       en neem jullie op bij mij,
       zodat jullie ook zijn waar ik ben.
4      Waar ik heenga
       en de weg erheen,
       kennen jullie.
5      Tomas zei:
       “Heer, wij weten níet waar je heengaat,
       hoe kunnen we dan de weg kennen?”
6      Jezus antwoordde hem:
       “Ik ben de weg, de waarheid en het leven.
       Niemand komt tot de Vader
       tenzij door mij.”
7      “Als je mij zou leren kennen,
       zou je ook mijn Vader leren kennen.
       Vanaf nu ken je hem;
       je hebt hem gezien!”
8      Filippus zei:
       “Heer, toon ons de Vader,
       dat is ons genoeg!” [Ps.23,2]
9      Jezus antwoordde hem:
       “Je bent nu al zo lang bij mij
       en je heb hem niet leren kennen, Filippus?
       Wie mij heeft gezien,
       heeft de Vader gezien.
       Hoe kun je dan zeggen: Toon ons de Vader?!
10    Geloof je niet dat ik in de Vader ben
       en de Vader in mij is?
       De woorden die ik tegen jullie spreek,
       spreek ik niet uit mezelf.
       Het is de Vader – die in mij verblijft – die zijn werken doet.
11    Geloof mij
       dat ik in de Vader ben
       en de Vader in mij
       – en zo niet, geloof het dan vanwege de werken zelf.
12    Amen, amen, ik zeg jullie:
       Wie vertrouwt in mij
       zal de werken die ik doe, ook doen
       – en nog grotere dan deze,
       omdat ik naar mijn Vader ga.
13    Wat je ook zult vragen in mijn naam,
       ik zal het doen,
       opdat de Vader in de Zoon verheerlijkt zou worden.
14    Als je dus iets vraagt in mijn naam,
       ik, ik zal het doen!

“Jullie moeten je niet laten verontrusten!”, zegt Jezus. We horen dat vaak uit zijn mond, vooral op de momenten dat het lastig wordt: “Wees niet bang”, “ween niet”, “wees niet bezorgd” … en vandaag klinken de woorden: “Laat je hart niet verontrust raken”. Hoe komt hij er toch bij om deze woorden uit te spreken, juist nu, op het moment dat zijn eigen leven op het spel staat? Onvoorstelbaar! Waarschijnlijk omdat hij weet hoezeer angst, verontrusting en verdriet je helemaal kan bezetten. Het maakt dat je je volkomen afsluit van de wereld en daartoe ben je niet bestemd! Dat laat hij ons weten. Je bent geroepen om te Leven, om go(e)d te doen, niet om angstig opgesloten te raken. Je bent geroepen om te Leven-IN-vertrouwen en daad-werkelijk lief te hebben. Durf dus maar te leven! Dat is wat hij zijn leerlingen en ons heeft voorgeleefd, zo gaat hij ons voor. Hoe verontrust jij en ik ook zijn, en hoezeer de realiteit dat ook oproept, laat niet toe dat je je bestemming verliest!

 

Joh. 11,45-57 (1/04/2023)

Veel Joden die naar Maria waren gekomen [de zus van Lazarus [El-azar/God helpt], die Jezus uit de dood had opgewekt], en zagen wat Jezus had gedaan, gingen hun vertrouwen stellen in hem. Maar sommigen gingen naar de farizeeën en vertelden wat Jezus had gedaan. De hogepriesters en farizeeën riepen de Raad [sanhedrin] bijeen: “Wat staat ons te doen?, want die man doet veel tekenen. Als wij hem zo laten begaan, zullen allen in hem vertrouwen gaan stellen, en dan komen de Romeinen en vegen onze tempel en ons volk weg.”
Maar één van hen, Kajafas, die toentertijd hogepriester was, zei tegen hen: “Jullie hebben er geen verstand van! Je bedenkt niet dat het in ons belang is dat er één mens sterft voor de gemeenschap en dat niet het hele volk ten onder gaat!” Maar hij zei dit niet uit zichzelf. Als hogepriester in ambt sprak hij de profetie uit dat Jezus zou sterven voor het volk. En niet voor het [Joodse] volk alleen, maar ook om de verstrooide kinderen van God bij één te verzamelen. Vanaf die dag beraadslaagden zij dus samen om hem te doden.
Jezus kon dus niet meer vrij rondwandelen onder de Joden, maar hij vertrok van daar naar de streek dicht bij de woestijn, naar een stad die Efraïm genoemd wordt, en hij verbleef daar met zijn leerlingen. Het Paasfeest van de Joden was dichtbij en velen gingen vanuit het land op naar Jeruzalem om zich te reinigen. Ze zochten Jezus en op het tempelplein staande, zeiden ze onder elkaar: “Wat denk je, zou hij niet naar het feest komen?”
De Hogepriesters en farizeeën hadden immers bevel gegeven dat als iemand wist waar hij was, men het moest melden opdat ze hem konden grijpen.

We lezen hier hoe het plan geboren wordt om Jezus te doden en welke argumenten ze daarvoor zullen gebruiken. Goede argumenten!, want zeg nu zelf: is het inderdaad niet beter dat er één mens sterft dan een heel volk? Die krijgt dan bovendien nog de eer redder van zijn volk te zijn!
Kajafas had het goed gezien – maar niet diep genoeg gezien. Hij zag niet dat de ‘eer’ waarmee Jezus zou bekleed worden eindeloos veel verder strekte dan waar hij aan dacht. Hij werd niet de redder van zijn volk, maar redder van de mens – elke mens dus, tot op vandaag, ook jij en ik dus! En hij zag niet dat hij zijn eigen argumenten verdraaide. Om Jezus te kunnen doden was een politieke reden nodig. Dat de Romeinen hen op de nek zaten en geen opstand duldden, gebruikten ze om hun (pseudo)religieuze beweegredenen te verdoezelen.
Eerlijk zijn in je argumenten en consequent je wegen gaan, is nooit eenvoudig. Probeer het maar! Zelfs voor Jezus was het aanvankelijk moeilijk en trok hij zich wat terug. Uiteindelijk zal hij de weg gaan die hij ‘moest’ gaan. En ik?