Joh.15,1-8 (18/05/2022)
Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de wijngaardenier. Elke rank die in mij geen vrucht draagt, haalt hij weg, en elke die wel vrucht draagt, snoeit/zuivert hij opdat ze meer vrucht zou dragen.
Jullie zijn al gesnoeid/gezuiverd door het woord dat ik tegen jullie gesproken heb.
Verblijf in mij – zoals ik in jullie. Zoals de rank geen vrucht kan dragen uit zichzelf als hij niet verblijft in de wijnstok, zo ook jullie niet als je niet verblijft in mij.
Ik ben de wijnstok en jullie zijn de ranken. Wie in mij verblijft – zoals ik in hem, die draagt veel vrucht. Want zonder mij kunnen jullie niets.
Als iemand niet verblijft in mij, is hij buitengeworpen en verdord, zoals de rank. Men verzamelt ze om in het vuur te gooien en te worden verbrand.
Als jullie in mij verblijven en mijn woorden in jullie verblijven, vraag dan wat je wil en het zal je gebeuren. Hierin toont zich de grootsheid van mijn Vader: dat jullie veel vrucht dragen en mijn leerlingen worden.
“Zonder mij kunnen jullie niets.”
Is dat zo? Kijk eens om je heen! Kijk eens wat mensen, individueel of als maatschappij, realiseren. Uit kracht van G-d? Meestal zelfs niet in naam van of ter ere van G-d. Soms zelfs lijnrecht ertegenin!
De mens kan dus blijkbaar wél wat! We hebben G-d niet nódig … om onze eigen zin achterna te lopen …
Maar wat als je een ándere zin zoekt in je leven? Wat als je de andere richting inslaat en wég van jezelf probeert te gaan? Wie het ook maar even probeert, stelt vast dat het niet zo simpel is. O, wéten welke weg je dan moet gaan, is niet zo moeilijk, maar ze ook gáán …
Je voelt al snel dat G-d dan niet alleen de richting is, maar ook de kracht ertoe. Waar zou ik als mensje uitkomen anders dan bij mezelf, als de Andere mij niet uit mezelf weg zou trekken?
De verbinding waartoe Jezus vandaag aandringt, is er paradoxaal genoeg een van veel loslaten. Vooral het loslaten van mijn eigen zin staat op het programma. We mogen ons echter voeden aan de belofte dat deze nieuwe verbinding ons zal voeren naar een vruchtbaar leven!
Joh.5,1-3a.5-16 (29/03/2022)
Later was er een feest van de Joden en Jezus ging op naar Jeruzalem. In Jeruzalem nu, bij de Schaapspoort, is er een vijver, die in het Hebreeuws Betesda/Bethzatha genoemd wordt, en vijf zuilengangen heeft. In die gangen lag altijd een groot aantal zieken, verlamden en verdorden.
Er was daar ook iemand die al achtendertig jaar ziek was. Jezus zag hem liggen en wetende dat hij daar al lang lag, vroeg hij hem: “Is het je bedoeling gezond te worden?” De zieke antwoordde hem: “Heer, ik heb geen mens die, wanneer het water in beroering komt, mij in de vijver helpt, en terwijl ik het zelf probeer, daalt een ander vóór mij erin af.” Jezus zei tegen hem: “Ontwaak! Neem je draagbaar en wandel!” Onmiddellijk werd hij gezond, nam zijn draagbaar en wandelde rond. Die dag was een sabbat.
Daarom zeiden de Joden tot de genezene: “Het is sabbat. Het is je niet geoorloofd je draagbaar op te nemen.” Hij antwoordde hun: “Degene die mij gezond heeft gemaakt, híj heeft mij gezegd: neem je draagbaar en wandel.” Ze vroegen hem dus: “Wie is die mens, die jou gezegd heeft ‘neem je draagbaar en wandel’?” Maar de genezene wist niet wie het was. Jezus had zich ondertussen teruggetrokken in de menigte.
Later vond Jezus hem in de tempel en zei hem: “Kijk! Je bent nu gezond geworden. Zondig [verwijder] je niet meer opdat er je niets ergers overkomt.” De genezene ging weg en berichtte aan de Joden dat het Jezus was die hem gezond gemaakt had.
Hierom begonnen de Joden Jezus te (ver)volgen en zochten ze hem te doden, omdat hij zo’n dingen deed op sabbat.
We zijn alweer in Jeruzalem. We mogen ons dus aan een ‘religieus’ thema verwachten. Is die genezing ‘religieus’? In dubbel opzicht moet volmondig ‘ja’ worden geantwoord!
Voor de ‘religieuze’ overheden is het een aanfluiting van de ‘religieuze’ wet: de sabbat is een rustdag, dan mag je geen genezingen doen en niet met je bed rondzeulen. Plannen smeden om die subversieve kracht te liquideren, mocht blijkbaar wel.
Voor de diep-religieuze Jezus – hij is de verbondenheid zelf, tussen G-d en mens! – moet deze man die al zo lang te lijden had hoogdringend her-verbonden worden. Blijkbaar had hij niemand die hem hielp en was hij er ook erg moedeloos over geworden. Jezus her-verbindt hem met zichzelf en met zijn omgeving.
Echter niet zomaar: hij schudt hem wakker! Waarachtige ‘religieuze’ bevrijding – deze die Jezus biedt – is niet vrijblijvend! Het zal en moet effect hebben op je leven: “Wandel, zegt Jezus, en verwijder je je niet meer van G-d! Leef verbonden …”
Joh.11,21-27 (2/11/2022)
Marta zei tegen Jezus: “Heer, als je hier was geweest, zou mijn broer niet gestorven zijn. Maar ook nu weet ik dat al wat jij God vraagt, God je zal geven.”
Jezus zei haar: “Je broer zal opstaan.”
Marta zei hem: “Ik weet dat hij zal opstaan bij de opstanding op de ultieme dag.”
Jezus zei haar: “Ik ben de opstanding en het leven. Wie vertrouwt in mij, zal leven, ook al sterft hij. En ieder die leeft en vertrouwt in mij zal in der eeuwigheid niet sterven. Vertrouw jij daarin?”
Zij zei hem: “Ja, Heer, ik vertrouw dat jij de Gezalfde [Christos/Messiah] bent, de zoon van God die in de wereld komt!”
Leven ook al sterf je … hoe kunnen we dat begrijpen? Het gaat over ‘eeuwig leven’. Een leven waar alle tijdsperspectief verdwenen is. Een leven dat niet gaat over ik en wat ik nog allemaal wil gedaan hebben of nog wil bereiken. Het gaat over wij, over samen-leven over de tijdsgrens heen, in eeuwigheid. Leven in dat vertrouwen doet je levensrichting veranderen van ik, naar wij, naar Jij, zo wordt tijd eeuwigheid en zal je in eeuwigheid niet sterven. Opstanding is niets voor ooit misschien, maar gebeurt waar mensen Jezus toelaten, vertrouwen en weten dat niet de dood maar het leven/de liefde het laatste woord heeft.
En dan kan je niet anders dan erop vertrouwen dat hij er zal zijn om je te leiden, te leren leven in zijn tijd. Dan ga je niet dood, maar je leven wordt vol-(ge)maakt. Jezus’ leven, sterven en Verrijzen zijn daarvan het mooiste voorbeeld.
Joh. 3,7-15 (18/04/2023)
Verwonder je niet dat ik zei ‘het is nodig nieuw geboren te worden’. De wind [pneuma/ruach] waait waarheen het zijn bedoeling is. Je hoort zijn geluid, maar je weet niet vanwaar hij komt of waarheen hij gaat. Zo is het met ieder die geboren wordt uit de geest-adem [wind/pneuma/ruach]
Nikodemus bleef vragen: “Maar hoe kan dat gebeuren?
Jezus antwoordde hem: “Jij bent een leraar van Israël en je weet dat niet? Amen, amen, ik zeg je: Wij zeggen dat wat wij weten en over wat wij gezien hebben, getuigen wij. Maar ons getuigenis nemen jullie niet aan. Als je al geen vertrouwen stelt in wat ik zeg over de aardse dingen, hoe zul je dan vertrouwen als ik spreek over de hemelse? Nooit is iemand opgeklommen naar de hemel als hij niet uit de hemel is neergedaald. Zo is de mensenzoon in de hemel. Zoals Mozes in de woestijn de slang heeft omhoog geheven, zo moet de mensenzoon omhoog worden geheven [op het kruis], opdat al wie vertrouwende ín hem is, niet verloren gaat, maar het volle leven heeft.”
Het nachtelijk gesprek met Nikodemus gaat verder. Ook nog de volgende dagen trouwens. Jezus vindt het blijkbaar niet te beroerd zijn slaap te laten voor deze eerlijk zoekende mens, ook al stelt hij waarschijnlijk met veel pijn in het hart vast dat ‘de leraren van Israël’ – zij die G-ds volk moesten leiden – eigenlijk niet veel van de innigheid met G-d weten! (O tempora!)
Jezus probeert wat meer te vertellen over die ‘ruach’, die zotte goddelijke wind, die levensadem/geest-adem. Het is een her-scheppingsgebeuren waarin G-ds werve(le)nde kracht tot uiting komt. Wie er zich door laat meenemen, wordt ‘nieuw geboren’; zó nieuw dat je helemaal niet weet waar je uitkomt – en dat is nu juist wat angstige mensen als Nikodemus en héél velen na hem (ik ook?) niet aandurven.
Het is een vertrouwensstap, waarin Jezus ons is voorgegaan. Zíjn diepe innigheid met G-d enerzijds en zijn diepe innigheid met mij (ja, elk van ons) anderzijds staan er borg voor dat we misschien niet weten waar we uitkomen, maar wel dat het ‘vol Léven’ zal zijn.
Joh. 20,1-9 (9/04/2023)
Op de eerste dag na de sabbat kwam Maria van Magdala vroeg – het was nog donker – naar het graf en zag dat de steen van het graf was weggenomen. Ze liep dus snel naar Simon Petrus en ‘de andere leerling’ – degene die Jezus erg genegen was – en zei hen: “Men heeft de heer uit het graf weggenomen en we weten niet waar ze hem hebben gebracht!” Petrus en ‘de andere leerling’ gingen dus mee naar buiten, naar het graf. De twee liepen samen, maar ‘de andere leerling’ liep wat sneller vooruit dan Petrus en kwam zo als eerste bij het graf. Voorover bukkend, zag hij de linnen doeken liggen, maar ging niet naar binnen. Nu kwam ook Simon Petrus gevolgd en ging wel binnen in het graf. En hij aanschouwde de linnen doeken die daar lagen. De zweetdoek, die zijn hoofd had bedekt, lag niet bij de doeken, maar afzonderlijk opgevouwen op één plaats. Nu ging ook ‘de andere leerling’, die als eerste bij het graf was, naar binnen. Hij zag en vertrouwde. Ze begrepen de Schrift nog niet, dat hij uit de doden moest opstaan.
Maria Magdalena en de andere Maria
gingen vol droefenis naar het graf.
Jezus was dood – zo dachten ze.
Ze wilden nog even bij hem zijn,
zijn lichaam eren met balsem.
Maar aarzelend wordt een alleluja geboren:
Hij is niet dood; nee, hij leeft!
Het on-voorstel-bare gebeurt.
uit stilte wordt hoop geboren,
klein als een bronnetje
borrelt het op;
Kwetsbaarheid
als bron van nieuw leven!
…
Wat on-voorstel-baar is gebeurt.
Joh.19,25-34 (29/05/2023)
25 Bij Jezus’ kruis stonden
zijn moeder, de zuster van zijn moeder,
Maria [de vrouw] van Klopas en Maria van Magdala.
26 Toen Jezus zijn moeder zag,
en naast haar de leerling die hij liefhad,
zei hij tegen zijn moeder: “Vrouw, kijk, je zoon!”
27 En daarna zei hij tegen de leerling: “Kijk, je moeder!”
En van toen af nam de leerling haar bij zich op.
28 Hierna, wetend dat alles nu was voleindigd,
zei Jezus – opdat de Schrift voleindigd zou worden:
“Ik heb dorst.” [Ps.42,3]
29 Er stond daar een kruik met wijnazijn.
Ze staken een spons, vol met die wijnazijn,
op een hysopstengel
en brachten die aan zijn mond. [Ps.69,22]
30 Toen Jezus van de wijnazijn genomen had,
zei hij: “Het is voleindigd.”
Toen boog hij het hoofd,
en gaf de levensadem over.
31 Aangezien het voorbereidingsdag was [van de sabbat],
bovendien een grote sabbat [van het Paasfeest],
wilden de Joden niet dat de lichamen aan het kruis bleven.
Daarom vroegen ze aan Pilatus
dat hun de benen zouden gebroken worden [waardoor ze sneller stierven]
en weggenomen worden.
32 Dus kwamen de soldaten
en sloegen zowel van de een als van de ander die met hem gekruisigd waren,
de benen stuk.
33 Maar toen ze bij Jezus kwamen
en zagen dat hij reeds gestorven was,
braken zij van hem de benen niet stuk.
34 Maar één van de soldaten doorstak met een speer zijn zijde.
Onmiddellijk kwam er bloed en water uit.
Dit feest van Maria als moeder van de kerk, is zeer raak gekozen op 2de Pinksterdag.
Enerzijds is er natuurlijk het mooie gebeuren – binnen het vreselijk tragische ervan: Hoe moeder en jonge leerling in het verliezen van één, de ander als naaste ontvangen. Bovendien weten we dat in de tijd na Jezus’ sterven, toen de apostelen nog opgesloten zaten in angst, Maria ook aan hun zijde was en mee aanwezig was toen ‘de Geest als een vuur neerdaalde’.
Anderzijds verwijst de evangelist hier 2x expliciet naar het Pinkstergebeuren. (Johannes ziet het sterven en verrijzen én de komst van de Geest als helemaal 1 gebeuren, terwijl we meer vertrouwd zijn met de voorstellingswijze van Lucas die deze dingen in een chronologie situeert). De eerste is duidelijk: Jezus boog het hoofd “en gaf de levensadem (=geest) over”. We hoorden het vroeger al: Jezus ‘moest’ sterven om zijn geest onbeperkt over de wereld te kunnen laten gaan. De tweede is minder duidelijk: “zijn zijde … kwam er bloed en water uit”. Dat ‘water’ heeft men al heel vroeg geïnterpreteerd als het scheppingswater van het (nieuwe) begin, de geest dus die (opnieuw) gegeven wordt aan de wereld.
Met recht zou je dit feest van ‘Maria als moeder van de kerk’ ook het feest kunnen noemen van ‘de geboorte van de kerk’.