Verbonden Leven

Joh.21,20-25 (18/05/2024)

20    Petrus keerde zich om en zag de leerling die Jezus erg genegen was
       hen volgen, degene die bij de maaltijd aan Jezus’ borst had gevraagd:
       “Heer, wie is het die jou zal uitleveren?”

21    Toen Petrus hem zag, vroeg hij aan Jezus:
       “Heer, wat met hem?”
22    Jezus zei hem:
       “Het is jouw zaak niet of het mijn bedoeling is
       dat hij blijft tot ik kom.
       Jij moet mij volgen.”
23    Zo ontstond onder de leerlingen de gedachte
       dat hij niet zou sterven,
       maar Jezus had niet gezegd dat hij niet zou sterven,
       maar ‘het is jouw zaak niet of het mijn bedoeling is dat hij blijft tot ik kom’.
24    Het is deze leerling die van deze dingen getuigt
       en dit alles beschreven heeft.
       Wij weten dat zijn getuigenis waar is.
25    Er zijn nog veel andere dingen die Jezus gedaan heeft.
       Als ze echter allemaal beschreven zouden worden,
       zou – zo denk ik – de wereld te klein zijn
       voor de volgeschreven boeken.

Gisteren ging het over Petrus’ liefde voor Jezus en de opdracht die hij vanuit die liefde meegekregen heeft. Nu klinkt vooral Petrus’ betrokkenheid op een medeleerling. Hij is bekommerd om wat er met de ander zal gebeuren.
Petrus was zo gefocust op de vraag “Heer, wat met hem?”, dat hij reeds een eigen antwoord in gedachten had. Hoort hij wel écht wat Jezus hem als antwoord geeft? Hij interpreteert en neemt voor ‘waar’ aan, dat wat hij denkt te horen. Hij vertelt het verder op zijn manier. Even vergeet hij af te toetsen of het wel klopt wat hij dacht te horen.
Maar Jezus’ liefde is uniek. Hij richt zich – telkens weer op eigen wijze – tot ieder mens, zoals dat voor die ene mens nodig is. Petrus hoeft zich daar niets van aan te trekken. Het is iets tussen Jezus en Johannes. En het is Johannes die van dit alles getuigt. Hij ‘weet’ dat Jezus hem bemint. Als antwoord begint hij te schrijven. Hij geeft woorden aan wat hij mocht ervaren in de hoop en het vertrouwen dat wie ze leest ze zouden geloven.

Joh.20,19-23 (19/05/2024)

19    Toen het dan avond was, op die eerste dag,
       waren de leerlingen bijeen,
       met gesloten deuren, uit vrees voor de Joden.
       Jezus kwam, hij stond in hun midden,
       en zei tegen hen: “Vrede voor jullie!” [Shalom]
20    En hij toonde hun zijn handen en zijn zijde.
       De leerlingen waren diep verheugd
       toen ze de Heer zagen.
21    Jezus zei hen opnieuw: “Vrede voor jullie!
       Zoals de Vader mij gezonden heeft, zo zend ik jullie.”
22    Toen blies hij over hen en zei:
       “Ontvang de heilige Geest-adem.”
23    Als je iemands zonden [verwijdering] loslaat [vergeeft],
       dan worden ze losgelaten;
       als je ze vasthoudt, worden ze vastgehouden.

Vandaag vieren we het hoogfeest van Pinksteren. Het is een feest voor mensen die ‘geestelijk’ willen leven. Je hoeft hier niet onmiddellijk te denken aan een gestructureerd gebedsleven of jaarlijkse retraites. Neen, geestelijk leven is: doorheen je dagelijkse leven G-ds scheppende geest-adem laten waaien en dit ook zien gebeuren rondom je. Uiterlijk verandert de wereld niet, maar als je geestelijk leeft, komt er iets aan het licht: een wereld als explosie van menselijkheid. Zo’n explosie gebeurde er (en gebeurt er telkens weer) met Pinksteren. Mensen die elkaar verstaan en de weg vinden naar elkaar, we-time i.p.v. me-time, mensen die gemeenschap vormen. Geestelijke leven is dit alles leren zien en durven geloven dat niets je kan tegenhouden om zo te leven, want als het de Geest menens is, ben je kansloos.
Geestelijk leven is niet anders meer kunnen dan opstaan om de allereerste vraag van G-d aan de mens (Adam, mens waar ben je?) te beantwoorden met heel je leven, jezelf aanbieden als instrument van scheppende Liefde en zeggen: “Hier ben ik!”

Joh.19,31-37 (7/06/2024)

31    Aangezien het voorbereidingsdag was [van de sabbat],
       bovendien een grote sabbat [van het Paasfeest],
       wilden de Joden niet dat de lichamen aan het kruis bleven.
       Daarom vroegen ze aan Pilatus
       dat hun de benen zouden gebroken worden [waardoor ze sneller stierven]
       en weggenomen worden.
32    Dus kwamen de soldaten
       en sloegen zowel van de een als van de ander die met hem gekruisigd waren,
       de benen stuk.
33    Maar toen ze bij Jezus kwamen
       en zagen dat hij reeds gestorven was,
       braken zij van hem de benen niet stuk.
34    Maar één van de soldaten doorstak met een speer zijn zijde.
       Onmiddellijk kwam er bloed en water uit.

35    Hij die het gezien heeft,
       getuigt hiervan,
       en zijn getuigenis is waarachtig.
       Hij weet dat hij de waarheid spreekt,
       opdat ook jullie zouden vertrouwen.
36    Deze dingen zijn gebeurd
       opdat de Schrift voleindigd zou worden:
       Van zijn beenderen zal niet één worden gebroken. [Ps.34,21]
37    En een ander Schriftwoord zegt:
       Ze zullen opzien naar hem
       die ze hebben doorstoken. [Zach.12,10]

Het feest van Jezus’ ‘heilig hart’ is pas sinds 1856 officieel, en in z’n ontstaan typisch voor de katholieke contrareformatie (17de eeuw, tegen de opkomst van het protestantisme). Deze verering heeft een hoge vlucht genomen, zowel voor mensen individueel in het huisgezin als in allerlei versies van ‘heilig hart bonden’. Zoals zo vaak (met alles?) in onze kerk: de uiterlijke vormen waarin iets beleefd wordt gaan en komen met de tijd; de inhoud daarentegen is universeel en duurt. De vraag is dan hoe wij, in onze tijd, dezelfde inhoud vorm zullen geven.
Tijdloos is toch Jezus’ liefde? Tijdloos is toch zijn gegevenheid aan de mensen? Tijdloos is dat uit deze liefde en deze gegevenheid ‘kerk’ geboren wordt. Het ‘bloed en water’ uit Jezus’ zijde is de hele spiritualiteitsgeschiedenis door gezien als de Liefde en de Geest die G-d doorheen Jezus aan de mensen geeft. Daaruit wordt ‘kerk’ geboren: mensen die met zijn liefde en in zijn Geest zich ook willen geven voor elkaar. Aan ons om dát concreet gestalte te geven.

Joh.6,1-15 (28/04/2024)

     Hierna trok Jezus naar de overzijde van het meer,
       dat van Galilea of Tiberias [twee namen voor hetzelfde – grote – meer].
     Een grote menigte trok met hem mee,
       omdat zij telkens de tekens zagen
       die hij aan de zieken deed.
     Jezus ging de berg op
       en zette zich daar met zijn leerlingen neer [= onderrichtte].
     Het was dicht bij het pascha-feest van de Joden.
     Toen Jezus opkeek,
       zag hij de grote menigte die naar hem toekwam.
       Hij zei tegen Filippus:
       “Waar kunnen we brood kopen om hen te eten te geven?”
     Dit vroeg hij om hem te toetsen;
       zelf wist hij wat hij zou doen.
     Filippus antwoordde:
       “Zelfs voor tweehonderd daglonen brood
       zal niet genoeg zijn
       om elk een klein beetje te geven!”
     Een andere leerling,
       Andreas, de broer van Simon Petrus, zei hem:
     “Er is hier wel een jongetje
       die vijf armemensenbroodjes en twee visjes bij heeft.
       Maar wat is dat voor zovelen?”
10    Maar Jezus zei:
       “Laat de mensen zich neervlijen
       – er was op die plaats [en in die tijd van het jaar] veel gras
       [het leek op een idyllisch feestmaal … maar dan zonder eten].

       Men vlijde zich dus neer
       – het aantal mannen was ongeveer vijfduizend
       [‘gewoontegetrouw’ werden vrouwen en kinderen niet meegeteld, maar ze waren er wel].
11    Jezus nam nu de broden
       en na gedankt te hebben [eucharistein]
       verdeelde hij ze aan de leerlingen,
       en de leerlingen aan de gezetenen.
       Zo gebeurde ook met de vissen,
       zoveel ze wilden.
12    Toen ze vervuld waren,
       zei hij tegen zijn leerlingen:
       “Verzamel de overvloedige stukken,
       opdat niets verloren gaat!”
13    Zij verzamelden ze dus
       en vulden twaalf korven met stukken
       van de vijf armemensenbroodjes
       die men had gegeten.
14    De mensen die gezien hadden
       welk teken Jezus had gedaan, zeiden:
       “Hij is zeker de profeet die in de wereld komende is!”
15    Maar Jezus, die inzag dat zij van plan waren
       om hem te komen halen om hem tot koning te maken,
       trok zich weer terug op de berg, geheel alleen.

Met een vertrouwd verhaal als dit zijn we geneigd om vlug door te lezen. We weten toch wat er staat. Klopt! Toch zou ik jullie vandaag willen uitnodigen om de tijd te nemen en langzaam te lezen. Misschien kom je een aspect uit het verhaal op het spoor dat je raakt, één is voldoende. Misschien is het de overvloed van Jezus' zorg voor de mensen of de armzalige hoeveelheid voedsel die de leerlingen ter beschikking hadden? Of is het de nuchterheid van Andreas ofhet rekentalent van Filippus? Of misschien veeleer de kracht van het breken en delen? Of misschien komen er vragen op als: wie mag mijn leven voeden? Hoe stil ik de honger die ik heb? ...
Laat dat ene aspect diep in je doordringen en neem (al was het alleen vandaag) de tijd om dat ene aspect concreet vorm te geven in jouw leven.

Joh.12,24-26 (10/08/2024)

24    Amen, amen, ik zeg jullie:
       Als de graankorrel niet in de aarde valt en sterft,
       dan blijft hij alleen;
       maar als hij sterft,
       draagt hij overvloedig vrucht.
25    Wie zijn eigen leven liefheeft,
       verliest het;
       wie zijn eigen leven in deze wereld loslaat,
       behoudt het voor het voor het volle leven.
26    Als iemand mij dienstbaar wil zijn,
       moet hij mij volgen,
       en waar ik ben, zal ook mijn dienaar zijn.
       En als iemand mij dienstbaar is, zal de Vader hem eren.

Vandaag vieren we het feest van de heilige Laurentius, een van de martelaren van de vroege kerk. Martelaren brengen ons vaak in de war en roepen allerlei vragen op in onze op het eerste gezicht tolerante tijden. Toch laten ze zien hoe waar en duidelijk de uitdaging in het Evangelie ook vandaag weer is.
Wat als ik verwacht word om net als die graankorrel te sterven om vruchtbaar te kunnen zijn?
De weg van de graankorrel is de weg van ieder mens om tot ontplooiing te komen. Elke graankorrel (elke mens) draagt immers een hele wereld in zich. Maar een graankorrel op zich, blijft alleen. Het is pas in totale overgave, in het loslaten van wie hij is, dat de kracht ligt tot openbreken, van binnenuit. Het is een proces van overgave om in stille eenvoud te sterven aan jezelf. Overgave aan de Liefde om zo totaal nieuw tot bloei te mogen komen.
En weet … de graankorrel ziet nooit de aar, maar hij gelooft erin.

Joh.6,41-51 (11/08/2024)

41    De Joden morden over Hem, omdat Hij zei:
       Ik ben het brood dat neerdaalde uit de hemel.
42    Ze zeiden:
       'Is dat niet Jezus, de zoon van Jozef?
       Kennen wij zijn vader en moeder niet?
       Hoe kan Hij dan zeggen dat hij uit de hemel is neergedaald?'
43    Jezus antwoordde hen:
       'Mor niet onder elkaar!
44    Niemand is bij machte naar mij toe te komen,
       als de Vader, die Mij zendt, hem niet trekt;
       en Ik zal hem doen opstaan op de ultieme dag.
45    Bij de profetenstaat geschreven:
       En allen zullen door God onderricht zijn.
       Ieder dus die naar de Vader luistert en leert,
       komt naar mij toe.
46    Niet dat iemand de Vader heeft gezien!
       Enkel degene die van God komt,
       heeft de Vader gezien.
47    Amen, amen, ik zeg jullie:
       wie in mij vertrouwt, heeft het volle leven.
48    Ik ben het brood van het leven.
49      Jullie voorvaderen hebben het manna gegeten in de woestijn,
       maar zijn [toch] gestorven;
50    Ziehier het [ware] brood dat uit de hemel neerdaalt:
       ieder die hiervan eet, zal niet sterven.
51    Ik ben het levende brood
       dat uit de hemel is neerge¬daald.
       Als iemand van dit brood eet,
       zal hij in volheid leven.
       Het brood dat Ik zal geven voor het leven van de wereld
       is mijn vlees [lichaam].'

Met zijn ‘Ik ben’ identificeert Jezus zich met de God van Israël: ‘Ik ben die is.’ Hij vraagt niet: “Geloof in mijn woorden, maar geloof in mij! Geloof dat ik (en door mij ook jij) van G-d ben!” Dat roept weerstand op: Wie denkt hij wel dat hij is? Hij is toch ‘maar’ de zoon van die timmerman? Zijn toehoorders lijken niet te kunnen geloven dat er een andere herkomst is dan de familiale, dat je ‘meer’ bent dan het kind van je ouders, dat je door ‘meer’ bepaald wordt dan je feitelijke geschiedenis.
Jezus probeert hen duidelijk te maken dat hij zich openbaart als ‘hij die van G-d is’. Hij is dat ‘meer’. En daarover gaat het, nl. het spoor van G-d in elke mens, leven in volheid!
Zo gaat Jezus ons voor, hij schenkt zich aan ons als dat ‘meer’. Aan hem kunnen we zien wat het betekent leven als zijnde van G-d: jezelf uit handen geven, je niet bekommeren om je naam, om jouw leven, jezelf geven als brood. Zo een leven draagt eeuwigheidswaarde in zich.