Verbonden Leven

Joh.6,51-58 (18/08/2024)

51    Ik ben het levende brood
       dat uit de hemel is neergedaald.
       Als iemand van dit brood eet,
       zal hij in volheid leven.
       Het brood dat ik zal geven voor het leven van de wereld
       is mijn vlees [lichaam].

52    De Joden raakten onder elkaar in heftige discussie:
       Hoe kan hij ons zijn vlees te eten geven?
53    Jezus zei hen:
       Amen, amen, ik zeg jullie:
       Als jullie het vlees van de mensenzoon niet eten
       en zijn bloed niet drinken,
       hebben jullie geen leven in jullie.
54    Wie mijn vlees herkauwt en mijn bloed drinkt,
       heeft het volle leven
       en ik zal hem doen opstaan op de ultieme dag.
55    Want mijn vlees is waarachtig voedsel
       en mijn bloed waarachtige drank.
56    Wie mijn vlees herkauwt en mijn bloed drinkt,
       verblijft in mij
       en ik in hem.
57    Zoals de levende Vader mij gezonden heeft
       en ik leef door de Vader,
       zo zal ook wie mij herkauwt
       leven door mij.
58    Zo is het met het brood dat uit de hemel is neergedaald.
       Het is niet zoals met het manna
       dat jullie vaderen aten terwijl ze [toch] gestorven zijn.
       Wie dít brood herkauwt,
       zal leven in volheid.”

Dit is het laatste deel van de zogenaamde ‘broodrede’ in het Johannesevangelie. Jezus is nog niet eens uitgesproken of er ontstaat alweer discussie. Maar geef toe: begrijp jij zo goed wat Jezus hier allemaal zegt?
Voor een (iets) beter begrip moeten we inrekenen dat de evangelist Johannes dit schrijft, al een behoorlijk ruime tijd ná Jezus’ dood (men schat minstens het jaar 100, of zelfs 110). Ondertussen hebben zich al Christen-gemeenschappen gevormd, sommige voortvloeiend uit Joodse groepen, andere helemaal ‘nieuw’ uit niet-Joodse groepen. Ze vieren ook al naarstig de ‘Eucharistie’. En het is duidelijk in dát licht dat we de Evangeliewoorden van vandaag moeten zien.
Jezus’ lichaam en bloed tot ons nemen, mogen we uiteraard niet letterlijk nemen. Er bij stilstaan – elke ‘Communie’ opnieuw – dat dit wel een innerlijk en verinnerlijkend gebeuren is, moeten we wel. Jezus reikt ons zíjn leven – het volle leven! – aan. Zal ik het mij eigen maken, niet als ‘hebbeding’, maar als levensbron?