Joh.3,31-36 (28/04/2022)
“Wie van boven komt, is boven allen. Wie uit de aarde is, is uit de aarde en spreekt uit de aarde. Wie uit de hemel komt, is boven allen. Wat hij gezien en gehoord heeft, daar getuigt hij van. Maar niemand neemt zijn getuigenis aan. Wie zijn getuigenis wél aanneemt, bezegelt daarmee dat God waarachtig ís. Want wie God gezonden heeft, spreekt de woorden van God, want God geeft de geest-adem [pneuma/ruach] zonder maat.
De Vader heeft de Zoon lief en heeft hem alles in handen gegeven. Wie zijn vertrouwen stelt in de Zoon, heeft het volle leven, maar wie geen gehoor heeft aan de Zoon, zal het leven niet zien – maar Gods genegenheid blijft op hem.”
Bij aanvang van deze perikoop lijkt het alsof hemel en aarde een eindje uit elkaar liggen en met elkaar niets te maken zouden hebben. Maar de natuur laat ons dagelijks het tegendeel zien. Er is wel degelijk een plek waar hemel en aarde elkaar raken, nl. daar waar de zon opkomt, daar waar nieuw leven tevoorschijn komt. Voor Johannes is dit raakvlak Jezus. Liefdevol (vol liefde) verbindt hij de hemel (G-d) met de aarde (mens). En, wordt er gezegd, als je in die liefdesstroom gaat staan, zal je ten volle leven. Je leven krijgt betekenis (zin) en wordt zo een zin-vol-Léven, een leven dat er toe doet voor de anderen, een leven gericht op G-d en geleid door zijn Geest (ruach). Jezus is het levend getuigenis van wat in dat raakvlak te zien en te ervaren valt en ons nodigt ons uit dit getuigenis aan te nemen en samen met hem naar die plek (dat raakvlak) te komen. We weten allemaal dat dit niet van-zelf-sprekend is, maar (als we de evangelist mogen geloven) mogen we gerust zijn dat G-ds liefde blijft stromen en zijn genegenheid blijft aanwezig ook als je het leven niet ziet.
Joh.14,1-6 (13/05/2022)
“Laat je hart niet verontrust raken. Jullie vertrouwen in God, vertrouw ook in mij. In het huis van mijn Vader zijn er veel verblijfplaatsen. Als dat niet zo was, zou ik het jullie gezegd hebben. Ik ga heen om een plaats voor jullie te bereiden. En als ik ben heengegaan en voor jullie een plaats heb bereid, kom ik terug en neem jullie op bij mij, zodat jullie ook zijn waar ik ben. Waar ik heenga en de weg erheen, kennen jullie.
Tomas zei: “Heer, wij weten níet waar je heengaat, hoe kunnen we dan de weg kennen?” Jezus antwoordde hem: “Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand komt tot de Vader tenzij door mij.”
Wat een geruststelling! Wat een krachtige, troostvolle boodschap! “Vertrouw!” G-d ‘is’ en bij hem zijn er veel verblijfplaatsen. Je zou ook kunnen zeggen: G-d ‘verblijft’ op vele plaatsen! M.a.w. we kunnen hem op vele plaatsen – verwachtte en onverwachte – vinden! En dan gaat het m.i. niet over het hiernamaals maar in de eerste plaats over het leven hier en nu. Daarbij stelt Jezus ons gerust: “Jullie mogen bij hem zijn.” Hijzelf zal plaats maken voor ieder van ons. Een straffe uitnodiging om op weg te gaan, hem achterna. Hij wijst de weg, ‘is’ de weg. Door Jezus te leren kennen zal je op het spoor komen van G-ds Liefde, en deze goddelijke Liefde reikt tot in alle verblijfplaatsen – ook in kwaadsprekers, in ellende, in dat wat dood lijkt.
Er is een weg die leven geeft, daar mag je op vertrouwen. Open gewoon je ogen, je oren, je hart en laat je meenemen op die weg.
Joh.2,13-22 (9/11/2023)
13 Pesach, het Joodse Paasfeest, was nabij
en Jezus ging op naar Jeruzalem.
14 Op het tempelplein trof hij
de verkopers van runderen, schapen en duiven aan
en ook de geldwisselaars.
15 Hij maakte van touwen een zweep
en dreef allen de tempel uit,
met hun schapen en runderen.
De tafels van de geldwisselaars wierp hij om
en hun munten rolden over de grond.
16 Tegen de duivenverkopers zei hij:
“Doe dat weg van hier!
Maak van het huis van mijn Vader
geen marktplaats!”
17 Zijn leerlingen her-innerden zich
dat er geschreven staat:
De ijver voor jouw huis heeft mij verteerd. [Ps.69,10]
18 Enigen uit de omstaanders ondervroegen hem nu:
“Welk teken kun jij ons tonen
dat je zoiets mag doen?”
19 Jezus antwoordde hen:
“Verwoest het binnenste van deze tempel
en in drie dagen zal ik het doen verrijzen.”
20 Zij zeiden nu:
“Zesenveertig jaar is er aan deze tempel gebouwd
en jij zult hem in drie dagen doen verrijzen?”
21 Maar hij sprak over het binnenste van de tempel
dat zijn lichaam was.
22 Toen hij later uit de doden verrezen was,
her-innerden zijn leerlingen zich
dat hij dit gezegd had,
en zij vertrouwden op de Schrift
en op het woord dat Jezus had gesproken.
Ik vermoed dat weinigen van ons een hechte band hebben met de Lateraanse basiliek, wier wijdingsfeest wij vandaag vieren. Toch kan het geen kwaad dat samen met de wereldkerk wel even te doen. Want misschien vergeten wij te vaak dat wij deel uitmaken van een wereldkerk, ons vaak wat blindstarend op de binnen- en buitenkerkelijke zorgen van ons eigen landje, of zelfs enkel onze eigen kerktoren.
Jezus maakt ons nochtans op een stringente manier duidelijk dat het geloof in hem en zijn Vader juist níet gebonden zijn aan één bepaalde plaats of gebouw! Hij verkondigt – hij ís – een universele ‘tempel’, een overal ontmoetbare vindplaats van G-d.
Bij de viering van die Lateraanse basiliek gaat het in wezen dus ook net níet over dat gebouw zelf, maar over die universaliteit waarvoor het symbool staat. Het is dus een uitnodiging vandaag – en al onze dagen – om onze blik wat ruimer open te trekken dan enkel tot onze kerktoren, en dat kan gaan over mensen die letterlijk ver van mij af wonen, maar ook over wie wat ideeën betreft ver van mij afstaan!
Joh.4,43-54 (20/03/2023)
Na die twee dagen vertrok hij vandaar [na de arrestatie van Johannes de doper, trok hij weg uit Judea, met een oponthoud in Samaria] en ging naar Galilea, hoewel hij zelf had betuigd dat een profeet niet wordt geëerd in zijn eigen geboortestreek. [Mc.6,4] Toen hij aankwam in Galilea werd hij er toch verwelkomd, want ze hadden alles gezien wat hij in Jeruzalem op het [Paas]feest had gedaan – ook zij waren op het feest. Jezus kwam dus weer in Kana van Galilea, waar hij het water tot wijn had gemaakt.
Er was een koninklijke beambte, wiens zoon ziek lag in Kafarnaüm. Toen hij hoorde dat Jezus uit Judea naar Galilea was gekomen, ging hij naar hem toe [Kafarnaüm – Kana = ca. 26km] en vroeg hem met aandrang naar zijn huis te komen om zijn zoon te genezen die stervende was. Jezus zei tegen hem: “Jullie geloven alleen maar als jullie tekenen en wonderen zien!” Maar de hofbeambte drong aan: “Heer, kom toch, voor mijn kindje sterft!” “Ga maar, zei Jezus, je zoon leeft.” En de man vertrouwde het woord van Jezus en ging naar huis.
Terwijl hij nog onderweg was, kwamen knechten van hem tegemoet en verkondigden: “Je kind leeft!” Hij vroeg hen onmiddellijk naar het uur waarop de beterschap begon. Ze zeiden: “Gisteren, op het zevende uur [= 1 u ’s middags] werd hij vrij van de koorts.” Nu (h)erkende de vader: “Dat is het uur waarop Jezus zei: Je zoon leeft.” En hijzelf en zijn hele huis kwamen tot vertrouwen.
Dit was het tweede teken dat Jezus daar weer deed, toen hij van Judea naar Galilea kwam.
Veel details voor één ‘simpel’ gebeuren. Het zou ons te ver voeren op elk ervan in te gaan, want ze zijn allemaal door de evangelist raak geplaatst. Hier eentje. Over de rest kun je zelf mediteren – en verrast zijn wat dat aan betekenis kan opleveren!
Kana was het dorp waar Jezus zijn ‘openbaar leven’ begon door zijn wonder op het bruiloftsfeest. Ondertussen is hij beroemd, is naar Jeruzalem getrokken én heeft daar forse tegenwind gekregen. Als hij nu opnieuw in Kana komt, in welke richting zullen ze dan met hem meegaan? Met zijn roem? Of met zijn ondergang? Voor Jezus gaat zijn boodschap niet over ‘tekenen en wonderen’, maar om vertrouwen. Hij leek er een beetje van uit te gaan dat hij er niet verwelkomd zou worden en dat ze het ‘alleen voor de wonderen’ deden, maar het draait anders uit. Het simpele aandringen van de man overtuigt Jezus van zijn oprecht vertrouwen in hem – en dat zet Jezus in zijn kracht om de jongen te genezen.
We kunnen hier dus kijken naar de houding van die beambte, maar het gaat ook over de houding van Jezus: Denk niet te automatisch dat mensen voor of tegen je zijn, maar luister naar hun oprecht verlangen.
Joh.6,52-59 (6/05/2022)
De Joden raakten onder elkaar in heftige discussie: Hoe kan hij ons zijn vlees te eten geven?
Jezus zei hen: “Amen, amen, ik zeg jullie: Als jullie het vlees van de mensenzoon niet eten en zijn bloed niet drinken, hebben jullie geen leven in jullie. Wie mijn vlees herkauwt en mijn bloed drinkt, heeft het volle leven en ik zal hem doen opstaan op de ultieme dag. Want mijn vlees is waarachtig voedsel en mijn bloed waarachtige drank. Wie mijn vlees herkauwt en mijn bloed drinkt, verblijft in mij en ik in hem. Zoals de levende Vader mij gezonden heeft en ik leef door de Vader, zo zal ook wie mij herkauwt leven door mij.
Zo is het met het brood dat uit de hemel is neergedaald. Het is niet zoals met het manna dat jullie vaderen aten terwijl ze [toch] gestorven zijn. Wie dít brood herkauwt, zal leven in volheid.”
Hij zei deze dingen toen hij onderricht gaf in de plaats van samenkomst [synagoge] in Kafarnaüm.
Geef toe, Jezus spreekt hier erg tegen de borst stotende taal! Nog maar logisch dat ‘de Joden’ er tegenin gingen. Als wij echt goed naar deze woorden zouden luisteren en ze niet zomaar aan ons laten passeren als ‘ja, dat kennen we al’, zouden wij net zo reageren.
De knoop ligt gebonden in het feit dat ‘de Joden’ Jezus’ woorden letterlijk opvatten, terwijl hij ze spreekt in de geest – zeg maar Geest – van de Schrift (wat wij het ‘Oude Testament’ noemen).
Wij kunnen makkelijk verrast zijn van de ‘lijfelijkheid’ van Schriftteksten. Dat is omdat de Bijbel de mens niet opdeelt in ‘domeinen’ (zoals geest en lichaam), zoals wij dat in het spoor van het Griekse denken wél gewoon zijn te doen. Voor de Bijbel bestaat er maar één mens, die tegelijk in al z’n aspecten handelt, voelt, leeft, … én zich op G-d richt.
Het ‘herkauwen van Jezus’ vlees’ gaat er dus om dat wij ons hem eigen maken, dat wij hem willen ‘interioriseren’ – om het modern te zeggen, dat hij ín ons mag gaan leven, met al wie hij is en met al wie wij zijn.
Bijbelse mensen weten dat dit geen doodskwestie is, maar net een levenszaak. Dat hadden ‘de Joden’ kunnen weten, maar ze waren toen al te vergriekst en te verstart …
Joh. 15,9-11 (11/05/2023)
9 Zoals de Vader mij daad-werkelijk heeft liefgehad,
zo heb ik ook jullie daad-werkelijk liefgehad.
Verblijf in mijn liefde.
10 Als je mijn Wijzingen be-waart [= behouden door waar te maken],
zul je in mijn liefde verblijven,
zoals ik ook de Wijzingen van mijn Vader heb be-waard
en in zijn liefde verblijf.
11 Ik heb deze dingen tegen jullie gezegd
opdat mijn vreugde in jullie zou verblijven
en jullie vreugde vol zou worden!
Jezus zegt ons vandaag uitdrukkelijk waarom – of preciezer: waartoe – hij ons dit allemaal zegt. Hij hoopt, verlangt vurig én bewerkt dat wij ‘vol vreugde’ zouden worden! Dat klinkt mooi, maar als we dat even aftoetsen aan hoe wij als christen er vandaag feitelijk bij lopen … Wat zou Jezus daar dan van denken?
Natuurlijk gaat Jezus’ vreugde niet over een frivool ‘happy-clappy’-leventje. Het gaat om een innige vreugde van verbondenheid met G-d en mens. Hoezeer die verbondenheid zich echter ook afspeelt in het diepe mysterie van mijn wezen, toch is het geen ‘onderonsje’ die alléén in mijn binnenste gebeurt. Waarachtige vreugde omwille van de verbondenheid, zal altijd uitstralen en daad-werkelijk worden. Liefde die alleen beleden wordt, is nog geen liefde!
Net zoals de verbindende liefde tussen ‘de Vader en de Zoon’ daad-werkelijk is geworden in de menswording van Jezus, zo kan ook de verbindende liefde tussen Jezus en ons daad-werkelijk worden in ons concrete leven van elke dag. – en dát zal volle vreugde zijn!