Joh.21,15-19 (3/06/2022)
Nadat ze gegeten hadden, zei Jezus tegen Simon Petrus: “Simon, zoon van Johannes, heb je mij daad-werkelijk lief, meer dan de anderen hier?” Hij antwoordde: “Ja, Heer, Je weet dat ik van jou houd.” Jezus zei hem: “Weid mijn lammeren.”
opnieuw vroeg hij hem: “Simon, zoon van Johannes, heb je mij daad-werkelijk lief?” Hij antwoordde: “Ja, Heer, Je weet dat ik van jou houd.” Jezus zei hem: “Wees herder voor mijn schapen.”
En voor de derde keer vroeg hij hem: “Simon, zoon van Johannes, hou je van mij?” Petrus werd bedroefd omdat hij dit voor de derde keer vroeg. Hij zei: “Heer, jij weet alles. Jij weet dat ik van je houd.” Nu zei Jezus: “Weid mijn schapen.
Amen, amen, ik zeg jou: Toen je jong was, deed je zelf je gordel om en ging je waar je wilde, maar wanneer je oud wordt, zul je je handen uitstrekken en een ander zal je omgorden en je brengen waar je niet wil.” Zo duidde hij aan met wat voor dood hij God zou grootmaken.
Toen zei hij nog: “Volg mij.”
Tot drie keer toe stelt Jezus ongeveer dezelfde vraag. Het is duidelijk dat hij geen impulsief antwoord verwacht. Het gaat om een ernstige zaak, iets waarover je best eerst even nadenkt vooraleer je een antwoord geeft. Jezus wil zeker zijn van het antwoord. Dat wat je dierbaar is, vertrouw je niet zomaar toe aan de eerste de beste. Hij wil zeker zijn van de drijfveer die je in beweging brengt naar zijn mensen toe. Het gaat niet over de baas spelen, maar over ruimte geven (weiden) en bescherming bieden (hoeden) vanuit het besef van je eigen kleinheid, je eigen kwetsbaarheid. Hij vraagt niet naar deskundigheid of diploma’s maar naar liefde (liefde voor de meest kwetsbare). Jézus liefhebben is de basis om te kunnen zeggen: ik ben bereid. Jou wil ik volgen!
Eens je dit hebt toegezegd en je je bereid hebt verklaard om hem te volgen, zal hij je leren liefhebben tot het uiterste. Je leven zal niet meer van jou zijn; wat ‘jij’ wil, zal niet meer ter zake doen; ‘leven’ zal ‘leven geven’ worden – overgeleverd in de handen van mensen …
Ga je mee?