Verbonden Leven

Mt.20,20-28 (25/07/2022) 

Toen kwam de moeder van de zonen van Zebedeüs, samen met haar zonen, naar hem en boog voor hem neer om iets van hem te vragen. Hij vroeg haar: “Wat wil je?” Ze zei hem: “Zeg dat in jouw koninkrijk deze twee zonen van mij mogen zetelen, één rechts en één links van jou.”
Maar Jezus antwoordde: “Je weet niet wat je vraagt. Kunnen jullie de beker drinken die ik zal drinken, of je laten onderdompelen met de onderdompeling die ik zal ondergaan?” Ze zeiden hem: “Ja, dat kunnen wij.” Hij ging tegen hen verder: “Ja, mijn beker zul je wel drinken en ondergedompeld worden waarin ik ondergedompeld wordt, maar wat betreft het rechts of links van mij zetelen: het is niet aan mij dat te geven, dat is voor hen voor wie mijn Vader dit bereid heeft.”
De tien [overige leerlingen] hoorden dit en ergerden zich aan de twee broers. Maar Jezus riep hen bij zich en zei: “Jullie weten dat de leiders van de volken hen overheersen en dat de groten hun macht misbruiken tegen hen. Zo mag het bij jullie niet zijn! Wie onder jullie groot wil worden, moet jullie dienaar zijn, en wie onder jullie de eerste wil zijn, moet jullie knecht zijn; zoals de mensenzoon niet gekomen is om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losgeld voor velen [= allen].”

Terug naar Matteüs, maar niet naar de vergelijkingenreeks. Omwille van het apostelfeest worden we meteen in de realiteit van het leerlingschap gestort.
“Kunnen jullie de beker drinken die ik zal drinken?” “Ja”, zeggen ze, maar ze weten niet wat ze zeggen. Weten wíj wat we zeggen als we ‘ja’ hebben gezegd om Jezus te volgen? Wat dat allemaal van ons vraagt, laat zich (gelukkig!) maar gaandeweg blijken. Jezus verwijt hen daarom ook niet hun onbesuisdheid. Alleen zegt hij dat ze er geen al te concrete verwachting mogen over hebben hoe de ‘beloning’ er zal uitzien. Voor ons, die alles liefst hier en nu hebben en het niet zo hebben met een ‘hiernamaals’, is die bedenking zo mogelijk nog lastiger dan voor hen …
En wie zit meer fout? Degene die een vraag durft stellen, of degene die zich ergert aan de vraag?
Jezus geeft één antwoord op beide: Groot willen worden, is geen verboden ambitie! ‘In het verlengde van G-d’ moet je wel weten dat grootheid loopt via de weg van het dienen. Dát is de beker die Jezus ‘totterdood’ heeft geledigd.

Mt.5,17-37 (12/02/2023)

“Denk niet dat ik gekomen ben om de wet en de profeten te ontbinden. Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen. Amen, ik zeg jullie: Totdat hemel en aarde voorbijgaan, zal niet de kleinste letter van de wet voorbijgegaan zijn – totdat alles is gebeurd. Wie dus ook maar het kleinste van de geboden loslaat en het zo leert aan de mensen, zal de kleinste genoemd worden in het koningschap van de hemelen. Wie ze echter doet en leert, die zal groot genoemd worden in het koningschap van de hemelen.”
“Ik zeg jullie: Als je integriteit die van de schriftgeleerden en farizeeën niet overschrijdt, zul je niet binnengaan in het koningschap van de hemelen.
Jullie hebben gehoord dat er gezegd is tot die-van-het-begin: Je zult niet doden [Ex.20,13];
wie doodt moet onderworpen worden aan het oordeel.
Ik echter zeg jullie: Ieder die vertoornd is op zijn medemens moet onderworpen worden aan het oordeel; wie zijn medemens uitscheldt, moet onderworpen worden aan de raad [locale of supralocale rechtszetel]; wie zijn medemens verwenst, moet onderworpen worden aan de gehenna van het vuur.
Wanneer je je gave naar het altaar brengt en daar herinner je je dat je medemens iets tegen je heeft, laat dan je gave voor het altaar daar, ga je dan eerst verzoenen met je medemens en kom dan met je gave. Wees voortdurend geneigd je tegenstander tegemoet te komen zolang je met hem onderweg bent, zodat hij je niet overlevert aan de rechter, de rechter vervolgens aan de gerechtsdienaar en je in de gevangenis wordt geworpen. Amen, ik zeg jullie: Je zult daar niet uit geraken voordat je tot de laatste cent hebt betaald.”
“Jullie hebben gehoord dat er gezegd is tot die-van-het-begin: Je zult geen overspel begaan. [Ex.20,14]
Ik echter zeg jullie: Ieder die naar een vrouw kijkt om haar te begeren, heeft in zijn hart al overspel met haar begaan. Als je oog je ten val brengt: ruk het uit en werp het weg! Het is beter voor je dat één van je leden verloren gaat dan dat heel je lichaam in de gehenna geworpen wordt. En als je hand je ten val brengt: hak haar af en werp haar weg! Het is beter voor je dat één van je leden verloren gaat dan dat heel je lichaam in de gehenna geworpen wordt.
Er is gezegd: Wie zijn vrouw wegzendt moet haar een scheidingsakte geven. [Deut.24,1]
Ik echter zeg jullie: Ieder die zijn vrouw wegzendt, maakt haar tot iemand met wie overspel begaan wordt – behalve om reden van hoererij – en wie de weggezondene huwt, begaat overspel.”
“Opnieuw, je hebt gehoord dat er gezegd is tot die van het begin: Je zult je eed niet breken, maar voor de Heer gedane beloften nakomen. [Deut.23,22]
Ik echter zeg jullie: Zweer helemaal niet! Noch bij de hemelen, want dat is de troon van God; noch bij de aarde, want dat is zijn voetbank; noch bij Jeruzalem, want dat is de stad van de grote Koning; noch bij je eigen hoofd, want je kunt niet één haar wit of zwart maken. Daarentegen moet jullie woord zijn: ja is ja, en nee is nee; en al wat daar bij komt is uit den boze!”

Jezus neemt afstand van wie al muggenziftend door het leven gaat en het wezenlijke dreigt te vergeten. Hij is gekomen om de Wet te vervullen, ze vol te maken en inhoud te geven. Met heel zijn leven maakt hij duidelijk dat goddelijk leven geen kwestie is van nauwgezet regeltjes naleven, maar dat het verder en dieper gaat. Een nieuwe manier van leven reikt hij aan, een leven waarin elke wet en ieder gebod geradicaliseerd wordt door de goddelijke Liefde.
‘Je zult niet doden’ gaat verder dan het niet plegen van geweld; ook met woorden kun je doden. ‘Je zult niet echtbreken’ gaat verder dan het bij elkaar blijven; want ontrouw begint al waar men geen tijd meer maakt voor elkaar. ‘Je zult je eed niet breken’ gaat verder dan je beloftes nakomen; daarom wees eerlijk en transparant in al je spreken en je handelen.
Een nieuwe manier van leven heeft Jezus ons voorgeleefd: zet je hart in op liefde, groei in Liefde en je aanwezigheid zal mensen steeds meer doen leven.

Mt.14,13-21 (02/08/2021)

Toen Jezus dit hoorde [het bericht van de dood van Johannes], trok hij zich in een boot van daar terug naar een eenzame plaats, alleen. En toen de menigte dit hoorde, volgden ze hem te voet vanuit hun steden. Toen Jezus uitstapte, zag hij dan ook een grote menigte. Hij werd ten diepste bewogen om hen en hij genas de zieken onder hen.
Toen het avond werd, kwamen zijn leerlingen bij hem en zeiden: “Dit is een eenzame plaats en het [etens]uur is al voorbij. Stuur de menigte weg zodat ze in de dorpen rondom voedsel voor zichzelf kunnen gaan kopen. Maar Jezus zei hen: “Het is niet nodig dat zij weggaan; geven jullie hen maar te eten.” “Maar, antwoordden zij, wij hebben niet meer dan vijf broden en twee vissen!” Hij zei: “Breng ze mij.” En hij liet de mensen zich neervlijen op het gras.
Hij nam de vijf broden en de twee vissen, keek op naar de hemel, zegende en brak de broden, en gaf ze aan zijn leerlingen en de leerlingen aan de menigte.
Allen aten tot ze voldoende gevoed waren. En van de overgebleven stukken verzamelden ze twaalf korven. Het waren ongeveer vijfduizend mannen die gegeten hadden, vrouwen en kinderen niet meegeteld.

De broodvermenigvuldiging. Weeral eens. (Kan ik er wat aan doen dat elk van de vier evangelisten dit gebeuren beschrijft; Johannes zelfs twee keer!? Het kan ons alleen maar doen concluderen dat het een belangrijk gebeuren is, als we Jezus’ leven en boodschap willen begrijpen.)
In deze versie van Matteüs valt mij het detail op “het [etens]uur is al voorbij”. Over en out dus; het is hopeloos. (Net zoals uiteraard ook de “vijf broden en twee vissen” voor 5000 mannen plus een veelvoud aan vrouwen en kinderen.)
Niet zo dus als Jezus in de buurt is!
Geen situatie is zó ver gezet, dat ze voor Jezus hopeloos zou zijn. – Als dát geen hoopvolle boodschap is!
Wanneer stijgt de ‘honger’ jou ten top en denk je met het weinige dat je hebt er helemaal niet te komen? Al eens aan gedacht om dat weinige – schamele zeg maar – aan Jezus aan te bieden en er hém zijn gang mee te laten gaan?

Mt. 2,13-18 (28/12/2020)

Kort nadat de wijzen van hen waren heengegaan, verscheen er aan Jozef
in een droom een boodschapper [engel] van de Heer.
Hij zei: “Sta op en vlucht met het kind en zijn moeder naar Egypte.
Blijf daar tot ik je weer roep, want Herodes is naar het kind op zoek en wil het doden.”
Jozef stond op en week nog diezelfde nacht met het kind en zijn moeder uit naar Egypte.
Daar bleef hij tot de dood van Herodes, en zo ging in vervulling
wat bij monde van de profeet van de Heer is gezegd: ‘Uit Egypte heb ik mijn zoon geroepen.’ [Hos.11,1]
Toen Herodes begreep dat hij door de wijzen was misleid, werd hij verschrikkelijk kwaad,
en afgaande op het tijdstip dat hij van de wijzen had gehoord, gaf hij opdracht om in Betlehem
en de wijde omgeving alle jongetjes van twee jaar en jonger te doden.
Zo ging in vervulling wat gezegd is door de profeet Jeremia:
‘Er klonk een stem in Rama, luid wenend en klagend. Rachel beweende haar kinderen
en wilde niet worden getroost, want ze zijn er niet meer.’ [Jer.31,15]

Hoeveel kinderen zouden al op de vlucht moeten nog voor ze kunnen lopen?
Hoeveel kinderen zouden al vermoord worden nog voor ze een daad konden stellen?
Hoeveel onschuldig bloed – letterlijk en figuurlijk – wordt er (nog dagelijks) vergoten
omwille van machtsstreven (meestal verpakt in het blinkend papier van een ‘ideaal’)?
Zou Jezus het daarom ‘in zijn bloed’ hebben gehad dat hij er moest zijn voor de uitgestotenen, de “vluchtelingen en vreemden, wezen en weduwen”?
Het lag opgeslagen in zijn basale herinnering wat het is om doodsbedreigd te moeten vluchten
– maar ook hoe er zelfs dan (of net dan) ‘engelen van mensen’ zijn die luisteren naar ‘engelen van de Heer’,
die hem droegen en behoedden, en hem – weer eens – het leven schonken.
En déze G-d wil hij aan mensen laten kennen. Niet de God van de macht, maar de G-d van de draag-kracht:
wat het leven (en zelfs de dood) je ook brengt, er zal altijd een engel zijn die je draagt, behoedt én het Léven schenkt!

Mt.13,24-30 (23/07/2022)

Jezus legde hen [het volk] een andere gelijkenis voor:
Het koningschap der hemelen is te vergelijken met iemand die goed zaad in zijn akker zaait.
Maar terwijl de mensen sliepen, kwam zijn vijand, zaaide dolik tussen de tarwe
en verdween weer. [Dolik is een giftig, bedwelmend kruid dat goed lijkt op jonge tarwe.]
Toen nu het graan opkwam en vrucht begon te zetten, verscheen ook de dolik.
De knechten kwamen naar de heer des huizes en zeiden hem:
“Heer, je hebt toch goed zaad in je akker gezaaid? Vanwaar dan die dolik?”
Hij zei hen: “Dat heeft een vijandige mens gedaan.”
Nu vroegen de dienaren hem:
“Wil je dat we erop uit gaan om het bijeen te garen?”
Maar hij zei:
“Nee!, om niet bij het verzamelen van de dolik ook de tarwe te ontwortelen.
Laat beide samen opgroeien tot de oogst.
Dan zal ik tegen de oogsters zeggen:
Verzamel eerst de dolik en bindt het in bossen om te verbranden,
maar breng de tarwe bijeen in mijn schuur.”

Jezus wikt en weegt zijn gelijkenis met het zaaien langs alle kanten. Hier is er niet alleen goed zaad dat op allerlei grond wordt gezaaid; hier is er wel degelijk verschil aan het begin. Laat ik mij ‘uitzaaien’ door ‘de heer des huizes’ of door ‘de vijand’? Wie is mijn bron, mijn levensader? Vanuit wie of wat vertrekt mijn leven? Door wie weet ik mij gezonden? – en leef ik daar dan naar?
Dat goed en kwaad tezamen opgroeien in onze wereld, mag ons niet al te veel verbazen. Zo gaat dat nu eenmaal in de wereld. Het is zelfs best – geeft Jezus aan – niet al te snel zelf over anderen te oordelen wie waar bij zou horen! Dat is niet aan mij, maar aan G-d. Mijn taak is enkel krachtig te groeien vanuit mijn Bron. Dan zal ik het goede zichtbaar en vruchtbaar maken.

Mt.9,14-15 (4/03/2022)

Toen kwamen de leerlingen van Johannes naar Jezus en vroegen hem:
“Waarom vasten wij en de farizeeën wél, maar vasten jouw leerlingen níet?”
Jezus antwoordde hen: “De vrienden van de bruidegom kunnen toch niet treuren zolang de bruidegom bij hen is?
Maar er zullen dagen komen dat de bruidegom van hen is weggenomen. Dan zullen zij vasten.”

Er wordt weerom gemopperd en Jezus probeert geduldig zijn logica (die zo indruist tegen de onze) in twee zinnen te duiden. Het gaat níet over praktijken die kost wat kost moeten worden toegepast. Het gaat wél over een Aanwezigheid die vreugde en blijdschap met zich meebrengt. Hij probeert zijn toehoorders attent te maken op een Aanwezigheid die heelt, en als je die Aanwezigheid ervaart, als je je er aan toevertrouwt, dan zal je de ommekeer in je leven voelen. Levend in die Aanwezigheid kan je niet vasten, integendeel, je zal voelen hoe je intenser gaat leven. En als die Aanwezigheid verdwijnt of op de achtergrond geraakt, blijft een diep verlangen over en zal je gaan vasten. Vast-en is los komen van je manier van denken, wetten en regels, vastgeroeste ideeën, overtuigingen, …
Om te (kunnen) zien waar G-d – hier en nu – gebeurt.