Verbonden Leven

Mt.10,34 – 11,1 (17/07/2023)

34     Denk niet dat ik gekomen ben
       om vrede te brengen op aarde.
       Ik ben niet gekomen om vrede te brengen,
       maar een [onderscheidend] zwaard.
35    Ik ben gekomen om op gespannen voet te zetten:
       een mens tegen zijn vader,
       een dochter tegen haar moeder,
       een schoondochter tegen haar schoonmoeder.
36    Iemands huisgenoten zullen zijn vijanden worden.
37    Wie zijn vader en moeder bemint boven mij,
       is mij niet waard;
       wie zijn zoon of dochter bemint boven mij,
       is mij niet waard.
38    En wie zijn kruis niet aanneemt en mij achterna komt,
       is mij niet waard.
39    Wie het waarachtige leven [geest-ziel] gevonden heeft,
       die zal het verliezen,
       en wie het waarachtige leven [geest-ziel] verloren is omwille van mij,
       die zal het vinden.
40    Wie jullie verwelkomt,
       verwelkomt mij,
       en wie mij verwelkomt,
       verwelkomt hem die mij gezonden heeft.
41    Wie een profeet verwelkomt
       omdat het een profeet is,
       zal het loon van een profeet ontvangen;
       en wie een rechtvaardige verwelkomt
       omdat het een rechtvaardige is,
       zal het loon van een rechtvaardige ontvangen.
42    En wie één van deze kleinen
       een beker friste te drinken zal geven
       alleen maar omdat het een leerling is,
       amen, ik zeg jullie:
       die zal zijn loon niet ontgaan!”
1      Toen Jezus deze opdrachten aan zijn leerlingen beëindigd had,
       vertrok hij van daar
       om te onderrichten en te verkondigen
       in hun steden.

De tekst van vandaag komt scherp binnen. Zou het kunnen dat onze G-d – en met hem ook Jezus – een jaloerse G-d is? Zou wat we vandaag te lezen krijgen, te maken kunnen hebben met jaloezie?
Misschien wel, maar dan niet met de jaloezie zoals wij, mensen, die gewoonlijk opvatten, want dan gaat het over willen hebben/kunnen wat een ander bezit/kan. Maar dat is niet wat met ‘goddelijke jaloezie’ wordt bedoeld. Goddelijke jaloezie gaat erover dat G-d de eerste is en blijft en niet toestaat dat een ander (vader, moeder, kinderen) op de eerste plaats komt. Het gaat over erkenning van de Bron van leven en over het toegeven dat wij onszelf niet gemaakt hebben, maar dat alles begint bij G-d. Het is ook een jaloezie die niet verdraagt dat aan een ander gegeven wordt wat hem of haar niet toebehoort.
Het zijn woorden die mij ertoe uitnodigen om stil te staan bij wat het fundament is waarop ik als gelovige sta, nl. dat alles begint bij G-d en bij het ontvangen. Wat niet ontvangen wordt, kan niet worden gegeven. Waar niet ontvangen wordt, daar raakt onze liefde uitgeput.

Mt.6,7-15 (20/06/2024)

     Als je bidt, babbel er dan niet op los,
       zoals veel volkeren doen.
       Zij denken dat ze door hun veelheid aan woorden
       verhoord zullen worden.
     Doe hen niet na!
       Je Vader weet wat je nodig hebt
       nog voor je het hem vraagt.
     Bid als volgt:
       Onze Vader in de hemelen,
       geheiligd worde jouw Naam,
10    kome jouw koningschap,
       gebeure jouw bedoeling
       op aarde zoals in de hemel
11    Geef ons vandaag
       ons nodige brood
12    en vergeef ons onze schulden
       zoals ook wij onze schuldenaren vergeven,
13    en lever ons niet over aan de aanvechtingen,
       maar verlos ons van het kwade.
14    Want als je de mensen hun misstappen vergeeft,
       vergeeft je hemelse Vader ook jou;
15    maar als je aan de mensen hun misstappen niet vergeeft,
       vergeeft je hemelse Vader ook jou niet.

Bidden is iets merkwaardigs. Veel meer mensen dan je zou denken (en dan die het zouden erkennen) bidden soms tot regelmatig. Zelfs wie zichzelf niet gelovig nóemt, bidt wel eens! Bidden is immers een spontane uiting van de mens, die zich als klein, bijna nietig, wezen voelt in een groots hem omringend geheel. Bidden is een spontane uiting van vertrouwen: dit grote geheel kan ik niet (en hoef ik niet te kunnen) op mijn eentje aan.
Zelfs bídden hoef ik niet te kunnen! Jezus reikt er mij woorden voor aan. Van veel van die woorden peil ik maar af en toe iets van de rijkdom en diepte ervan. Het voornaamste is dat ik ze ervaar als mij geschonken, om in mijn overgave eraan te kunnen leven in het vertrouwen in dat grote geheel dat niet ikzelf is. (Christenen noemen dit: de Vader, maar het kan ook andere namen krijgen.)
De ‘veelheid aan woorden’ waar Jezus hier op doelt, zijn de éigen woorden van de mensen, omdat ze op die manier opnieuw níet hun vertrouwen stellen in G-d, maar in hun eigen woorden!
Bid daarom als volgt …

Mt.9,18-26 (8/07/2024)

18    Hij was nog niet uitgesproken, of kijk:
       er kwam een overste [van de synagoge] naar hem,
       boog voor hem neer en zei:
       “Mijn dochter is zojuist gestorven,
       maar kom, leg haar je hand op
       en ze zal leven.”
19    Jezus veerde op [werd klaarwakker] en volgde hem,
       samen met zijn leerlingen.

20    En kijk, er was een vrouw
       die al twaalf jaar aan bloedverlies leed
       die hem langs achteren naderde
       en de zoom van zijn mantel aanraakte.
21    Want ze dacht:
       “Zelfs als ik alleen maar zijn mantel aanraak,
       zal ik bevrijd worden.”
22    Maar Jezus draaide zich om en zag haar:
       “Wees gerust dochter, je vertrouwen heeft je bevrijd.”
       En vanaf dat uur was de vrouw bevrijd.

23    Nu kwam Jezus in het huis van de overste.
       Hij zag de fluitspelers en de vele getroebleerde mensen
24    en zei hen: Ga weg [maak plaats],
       want het meisje is niet gestorven, maar slaapt.”
       Maar ze lachten hem uit.
25    Toen de menigte dan buitengedreven was, ging hij binnen.
       Hij nam haar hand vast en het meisje stond op [werd wakker].
26    Het verhaal hierover ging rond in heel de streek.

Het woord dat gebruikt wordt om Jezus reactie weer te geven, heeft een veel sterkere ‘kleur’ dan alleen maar dat hij van zijn stoel zou opstaan en vertrekken. Hetzelfde woord wordt ook gebruikt voor het meisje dat uit de dood ‘opstaat’. Het is dus een ‘opstaan ten Léven’. Het roept iets wakker dat ingesluimerd was.
De indringende vraag vol liefde van de overste i.v.m. zijn dochter wekt bij Jezus zijn levengevende krachten op. En die geeft hij door, door de hand van het meisje vast te nemen, waardoor ook zij weer levensruimte krijgt.
Ben ík – die mij toch volgeling van Jezus noem – nog in staat mij zó te laten raken door de vraag van mijn medemens dat ik er ‘klaarwakker’ van wordt en opveer om er levengevend mee aan de slag te gaan? Zonder de pretentie te hebben dat ik even krachtig als Jezus zou zijn, zou ik toch wel anderen daarmee kunnen doen ‘opveren’ en tot nieuw leven wekken! Het gelach van de omstaanders moet ik er maar bij nemen, en de durf van de fysieke aanraking ook, maar het is mijn roeping ‘op te staan’ en te ‘doen opstaan’!

Mt.10,7-15 (11/07/2024)

     Ga en verkondig:
       Het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen.
     Heel de verzwakten, reinig de melaatsen,
       wek de doden op, verdrijf de demonen.
       Voor niets heb je ontvangen,
       voor niets moet je geven.
     Neem geen goud mee,
       geen zilver of koper in je gordel,
10    geen reiszak, geen extra kleren,
       geen sandalen en geen stok,
       want ‘wie werkt is zijn voedsel waard’.
11    In welke stad of dorp je ook binnenkomt,
       onderzoek wie het daar waard is
       en blijf daar dan tot je er weggaat.
12    Als je in een huisgezin binnenkomt,
       groet hen [= zegen hen met vrede].
13    Als zij het waard zijn,
       zal je vrede over hen komen,
       maar als zij het niet waard zijn,
       laat dan je vrede over jezelf terugkeren.
14    Als men je niet verwelkomt
       en niet luistert naar je woorden,
       ga dan weg uit dat huis of die stad
       en schud het stof van je voeten.
15    Amen, ik zeg jullie:
       Voor het land van Sodom en Gomorra
       zal het op de dag van het oordeel
       draaglijker zijn dan voor die stad.”

We beginnen zoals we gisteren geëindigd zijn: “Ga en verkondig.” De leerlingen (en met hen ook wij) worden gezonden om G-ds Rijk te verkondigen en om een leven te leven dat niet van-zelf-sprekend is, maar ten volle spreekt van G-d.
En avant, marche! Neen G-ds Rijk verkondigen kan niet door passief te blijven zitten afwachten tot god-weet-wie iets gaat beginnen. Wij zijn het die moeten gaan, naar buiten, naar de mensen, en hen laten ervaren dat het koninkrijk nu al aanwezig is.
Daarom, ga en verkondig al doende. Je hebt niets bijzonders nodig, gewoon wie je bent is voldoende. Al wat je nodig hebt, heb je immers al ontvangen. En daarbij hoef je ook niets extra’s te doen, alleen maar een doorstroomkanaal zijn waarlangs de goddelijke liefde kan stromen.
Ga, zo licht mogelijk, en zegen waar je komt de mensen met vrede. Laat je onderweg vooral niet opjagen door betweters en non-believers. Als je ergens niet welkom bent, laat dan al wat zij zeggen, denken en doen voor wat het is. Zorg dat je het niet meeneemt, laat het los en ga verder, maar vergeet je vrede niet!

Mt.11,28-30 (18/07/ 2024)

28    Kom naar mij,
       allen die vermoeid zijn en onder lasten gebukt,
       en ik zal je rust geven.
29    Neem mijn juk op:
       laat mij je leermeester zijn
       – zachtaardig en deemoedig van hart,
       en je zult rust vinden in jezelf.
30    Want mijn juk is teder
       en mijn last is licht.

Nog zo’n minipareltje met maxibetekenis!
Meestal houden wij het op het eerste vers – en dat mag: we zijn gewoon welkom bij Jezus met al wat ons belast en vermoeit. Jezus zal ons rust géven.
Maar willen we die rust ook vínden in onszelf – als een blijvende staat – dan moeten we, eens we bij Jezus gekomen zijn, ons ook door hem laten onderrichten. We moeten ‘zijn juk’ willen op ons nemen. We moeten een aanvang nemen met de weg die híj gegaan is, want zijn weg loopt niet naar zichzelf, maar naar zijn Vader, G-d zelf.
Daarom is ‘zijn juk’ ook teder, want het is de Liefde van de Vader! Alleen mogen we ons aan die Liefde niet mispakken alsof het een romantisch kleffe bedoening zou zijn (vaak ook erg op zichzelf gericht ipv op de ander) zoals in vele liefdesliedjes. G-ds Liefde is er een van verregaande gegevenheid. Daarom ervaren wij die goddelijke Liefde, wanneer wij zelf proberen die een beetje waar te maken, toch ook wel als een last.
Maar die diepere rust in onszelf vinden we net pas als we eindelijk een beetje bevrijd geraken … van onszelf.

Mt.13,47-53 (1/08/2024)

47    “En opnieuw.
       Het koningschap der hemelen is te vergelijken met
       een sleepnet dat neergelaten wordt in het meer
       en allerlei soorten [vissen] bijeenbrengt.
48    Als het vol is, trekt men het op de oever,
       men gaat zitten en verzamelt de goede [vissen] in kuipen,
       de slechte werpen ze weg.
49    Zo zal het zijn bij de voleinding van de tijden.
       De engelen zullen er op uittrekken
       en zij zullen de slechten [verdwaasden]
       van de rechtvaardigen [integeren] scheiden
50    en hen in de vuuroven werpen.
       Daar zal er geween en tandengeknars zijn.”

51    Jezus vroeg hen nu:
       “Hebben jullie dit alles begrepen?”
       “Ja”, antwoorden zij.
52    Nu zei hij:
       “Zo lijkt iedere schriftgeleerde
       die leerling is geworden in het koningschap der hemelen
       op een huisvader
       die uit zijn schat oud en nieuw voortbrengt.”

53    Toen Jezus deze gelijkenissen had beëindigd,
       vertrok hij van daar [Kafarnaüm].

Misschien is het je al opgevallen dat we in de vertaling die wij hier hanteren het woord ‘koningschap’ gebruiken i.p.v. het meer bekende ‘koninkrijk’. Dat is omdat we bij het woord ‘koninkrijk’ nogal geneigd zijn ons daar een concreet stuk land bij voor te stellen. Terwijl Jezus duidelijk zegt dat wij dat ‘koninkrijk’ níet kunnen aanwijzen. Nee, zegt hij, het is midden ín jullie! (Lc.17,20-21)
Het woord ‘koningschap’ zegt ons dus iets preciezer waar het om gaat: De vraag is of wij G-d ‘koning’ laten zijn over ons leven? Mag híj heer-schappij voeren over ons leven? Of doen we dat liever zelf; of laten we ons leiden door allerlei afgoden?
In de mate wij G-d het koningschap over ons leven kunnen geven, zal zijn ‘rijk’ ín ons gestalte krijgen. En daarvoor geeft Jezus ons al die parabeltjes, net niet om ze letterlijk te begrijpen, maar om op zoek te gaan naar hun innerlijke betekenis, “zoals een huisvader, die uit zijn schat oud en nieuw voortbrengt”.