Mt.21,33-43 (8/10/2023)
33 Luister naar een andere vergelijking
[zei Jezus tegen de afgezanten van de Joodse oversten]:
“Er was eens een huisheer die een wijngaard aanlegde.
Hij zette er een omheining rond,
groef erin een perskuip uit
en bouwde er een wachttoren.
Toen verhuurde hij hem aan wijnbouwers
en vertrok naar het buitenland.
34 Toen nu de tijd kwam van de oogst,
zond hij zijn dienaars naar de wijnbouwers
om zijn deel van de oogst te ontvangen.
35 Maar de wijnbouwers grepen zijn dienaren vast.
De een ranselden ze af, een ander doodden ze
en nog een ander stenigden ze.
36 Opnieuw zond hij nu dienaren,
meer nog dan de eersten,
maar ze deden met hen net zo.
37 Ten slotte zond hij zijn zoon naar hen,
denkend dat ze door zijn zoon tot inkeer zouden komen.
38 Toen de wijnbouwers de zoon zagen,
zeiden ze echter onder elkaar:
“Dat is de erfgenaam!
Vooruit, laten we hem doden
en zijn erfenis in bezit nemen.”
39 Ze grepen hem dus vast,
wierpen hem buiten de wijngaard
en doodden hem.
40 Wanneer nu de heer van de wijngaard komt,
wat zal hij met die wijnbouwers doen?”
41 Ze antwoordden hem:
“Hij zal die slechteriken
een slechte dood doen sterven
en de wijngaard zal hij verhuren
aan andere wijnbouwers
die hem de oogst wel zullen geven
wanneer het daar de tijd voor is.”
42 Maar Jezus zei:
“Herkennen jullie het Schriftwoord niet?
De steen door de bouwers afgekeurd,
die steen is hoeksteen geworden.
Dat is het werk van de heer,
een wonder is het in onze ogen. [Ps.118,22-23]
43 Daarom zeg ik jullie:
Het koninkrijk van God zal van jullie weggenomen worden
en gegeven aan een volk
die er de oogst van voortbrengt.
Deze gelijkenis kan doorheen verschillende brillen gelezen worden: Is het een gelijkenis over joodse leiders in de tijd van Jezus? Gaat het over Jezus – de zoon in het verhaal – en is het een voorzegging van zijn gewelddadige dood? Of gaat de gelijkenis over gewetenloze lieden, die gaan voor eigen gewin – hetzij baas, hetzij knecht? Of is het een aanklacht tegen een samenleving waarin geweld, dood en chaos de dienst uitmaken, of tegen een gemeenschap waarin mensen elkaar instrumenteel behandelen als middel tot een doel?
Als ik doorheen dit verhaal naar onze wereld kijk, zie ik hoe we elkaar gebruiken voor eigen nut. Ik stel vast dat we uitbuiten – de aarde, de grond, de mensen – om de vruchten toe te eigenen en er zo zelf beter van worden.
En tegelijkertijd lees ik een hoopvol verhaal, van G-d en zijn schepping, een verhaal vol vertrouwen … Zó vertrouwt hij ons ‘zijn wijngaard’ toe! Zó zorgzaam vraagt hij mij vrucht te dragen en deze in dankbaarheid te delen …