Verbonden Leven

Mt.7,7-12 (10/03/2022)
 
Blijf vragen en er zal je worden gegeven,
blijf zoeken en je zal vinden,
blijf kloppen en er zal je worden open gedaan.
Want al wie vraagt, ontvangt,
al wie zoekt, vindt,
en voor al wie klopt, wordt open gedaan.
Wie van jullie, mensen, zal, als zijn kind om brood vraagt, hem een steen geven,
of als het een vis vraagt, een slang?
Als jullie dus, terwijl je slecht bent, goede gaven geven aan jullie kinderen,
hoeveel te meer dan zal jullie Vader in de hemelen het goede geven aan wie het hem vraagt.
Dus alles wat je zou willen dat mensen voor jou doen, doe dat voor hen.
Dat is wet en profeten!
 
“Dat is wet en profeten!” Jezus vat de hele Bijbel samen in enkele vergelijkingen. 
In de ene richting – onze verhouding naar onze medemensen toe – haalt hij de natuurlijke goedheid aan van de ouder-kind-relatie aan. Dat vraagt geen theologie of veel geredeneer. Mensen ‘weten’ er spontaan wat goed is om doen of laten. Wel, wat je aan je kinderen zou doen, verruim die kring van ‘eigen volk eerst’ en dan weet je ook hoe je met je medemens om kan zodat iedereen er beter van wordt.
In de andere richting – onze verhouding naar G-d doe – past hij dezelfde vergelijking toe: G-d is onze Vader, en wij zijn kinderen! Dus … Wij mogen er dus op vertrouwen dat wij van onze ingoede Vader alles zullen ontvangen wat we nodig hebben. Let wel: ‘wat we nodig hebben’ is niet noodzakelijk hetzelfde als wat we wensen! Daar zit nu net onze oefening in Vertrouwen.
Zal ik het aandurven in dát Vertrouwen bij hem aan te kloppen, ‘wetend’ dat ik alles zal krijgen ‘wat ik nodig heb’, en dus mij ook nooit moet inhouden om dat met anderen te delen?

 

Mt.13,1-23  (16/07/2023)

1      Op die dag trok Jezus buitenshuis
       en ging zitten bij het meer.
2      Er verzamelde zich zo’n menigte rondom hem
       dat hij in een boot stapte en daarin ging zitten,
       terwijl de menigte op het strand stond.
3      Hij sprak hen uitvoerig toe in gelijkenissen:

       “Kijk, een zaaier ging uit om te zaaien.
4      Daarbij viel een deel op de weg.
       De vogels kwamen en aten het op.
5      Een ander deel viel op steenachtige grond,
       waar het niet veel aarde had.
       Onmiddellijk kwam het op
       omdat het niet veel diepte had,
6      maar van zodra de zon opkwam, verschroeide het,
       omdat het geen wortel had.
7      Een ander deel viel tussen de dorens.
       Die schoten op en verstikten het.
8      Een ander deel nu viel in goede aarde
       en gaf vrucht,
       deels honderd-, deels zestig-, deels dertigvoudig.

     Wie oren heeft om te horen,
       moet luisteren!
10    Zijn leerlingen kwamen bij hem en vroegen:
       “Waarom spreek je tegen hen in gelijkenissen?”
11    Hij antwoordde hen:
       “Omdat het aan jullie gegeven is
       het geheimenis van het koningschap der hemelen
       te kennen.
       Hun is dat niet gegeven.
12    Want wie heeft, zal gegeven worden,
       en hij zal overvloed hebben;
       wie echter niet heeft,
       ook wat hij heeft, zal hem ontnomen worden.
13    Daarom spreek ik tegen hen in gelijkenissen,
       omdat zij ziende níet zien
       en horende níet horen
       en niet doorgronden.
14    Zo wordt in hen de profetie van Jesaja vervuld:

       “Met je gehoor zul je horen,
       maar je zult niet doorgronden;
       met je zicht zul je kijken,
       maar je zult niet zien.
15    Want het hart van dit volk is vet geworden,
       hun oren zijn vermoeid
       en hun ogen houden ze gesloten
       óm niet te zien met hun ogen
       en niet te horen met hun oren
       en niet te doorgronden met hun hart,
       óm zich niet te hoeven bekeren
       en Ik hun gezond zou maken.” [Jes.6,9-10]

16    Gezegend [vooruit ermee!] echter jullie ogen omdat zij zíen
       en jullie oren omdat zij hóren!
17    Amen, ik zeg jullie:
       Veel profeten en integeren hebben ernaar verlangd
       te zien wat jullie aanschouwen,
       maar zij hebben het niet gezien,
       en te horen wat jullie aanhoren,
       maar zij hebben het niet gehoord.
18    Jullie dus, luister naar de gelijkenis van de zaaier:
19    Bij ieder die het woord van het koningschap hoort,
       maar niet doorgronden,
       komt de slechte en rooft wat in zijn hart is gezaaid.
       Dat is de op de weg gezaaide.
20    De op de steenachtige grond gezaaide
       is wie het woord hoort
       en onmiddellijk vrolijk aanneemt,
21    maar geen wortel heeft in zichzelf
       – het zijn mensen van het moment.
       Wanneer er verdrukking of vervolging komt
       omwille van het woord,
       struikelen ze onmiddellijk.
22    De tussen de dorens gezaaide
       is wie het woord hoort,
       maar door de zorgen van deze wereld
       en de begoocheling van de rijkdom
       het laten verstikken,
       waardoor het onvruchtbaar wordt.
23    De in goede aarde gezaaide
       is wie het woord horen en het doorgronden.
       Zij brengen vruchten voort,
       de één honderd, de ander zestig, nog een ander dertig.”

Wat voorafglng: Jezus wordt door velen niet meer begrepen. Zijn woorden worden misverstaan. De farizeeën en schriftgeleerden verwijten hem dat zijn boodschap het werk van de Satan is en zijn moeder en broers wensen hem te spreken. In die gegevenheid trekt hij buitenshuis en gaat vanaf nu behoedzamer te werk en zal spreken in beelden en gelijkenissen.
Het woord dat hij draagt, G-ds woord, vraagt om gezaaid te worden. Dus hij gaat uit om te zaaien. Hij kan niet anders. Hij is het woord zelf (Joh. 1). Hij zaait, of het zaad nu in goede grond valt of niet. Hij zaait zijn woord in ons leven. Hij zaait, terwijl er geen garantie is dat het zaad opkomt, want wat er in de grond gebeurt, is een geheim, dat is niet zijn zaak. Hij zaait en geeft uit handen. Hij zaait zichzelf en geeft zichzelf uit handen in het vertrouwen dat zijn leven vrucht zal dragen.
Aan ons om met die beweging van het zaaien zelf vertrouwd te raken. Geven wat je ontvangen hebt, ongeacht of het gezien, gehoord, opgenomen wordt. Zaaien wat je bent, wie je bent, zoals je bedoeld bent.

Mt.15,21-28 (20/08/2023)

21    Jezus ging van daar weg
       en trok zich terug naar de [‘heidense’] streek van Tyrus en Sidon.
22    Kijk! Een Kananeese [dus ‘heidense’] vrouw uit dat gebied
       kwam naar hem toe en schreeuwde:
       “Heb medelijden met mij, Heer, zoon van David!
       Mijn dochter is in de macht van iets kwaads.”
23    Hij echter antwoordde haar geen woord.
       Zijn leerlingen die bij hem waren, zeiden:
       “Stuur haar weg, want ze schreeuwt achter ons aan.”
24    Hij antwoordde echter:
       “Ik ben alleen gezonden naar de verloren schapen van het huis van Israël.”
25    Zij viel echter voor hem neer en smeekte:
       “Heer, help mij!”
26    Maar hij antwoordde:
       “Het is niet goed het brood van de kinderen te nemen
       en dat naar de hondjes [= de heidenen] te werpen.”
27    Zij echter weerlegde:
       “Toch wel, Heer,
       want ook de hondjes eten van de kruimels
       die van de tafel van hun meesters vallen.”
28    Toen antwoordde Jezus haar:
       “O vrouw, groot is je vertrouwen!
       Het moet gebeuren zoals je bedoelt.”
       En vanaf dat uur was haar dochter geheeld.

Je mag dit gerust een van de merkwaardigste stukjes Evangelie noemen! Jezus werd meestal voorgesteld als alwetend, alles vooraf wetend en alles overstijgend. Maar hier zien we dat dat helemaal niet klopt. Hij moet zelf zijn opdracht ontdekken, en dat gebeurt gaandeweg (vaak ook letterlijk) en mede door het reële contact met mensen (een ander hulpmiddel hoorden we de voorbije dagen: zich terugtrekken in de stilte).
Die mensen die hem ‘helpen’ zijn enerzijds soms de farizeeën ‘en co’, de geleerden waarmee hij in discussie gaat om zo zijn opdracht helder te krijgen. Anderzijds blijkt het eerder de ‘onderlaag’ van de maatschappij te zijn, allerlei noodlijdenden en marginalen. Vandaag gaat het nog verder, nog ‘onder de onderlaag’, want heidenen telden ‘uiteraard’ gewoonweg niet mee (kijk maar naar Jezus’ eerste reactie)!
Al die mensen hebben gemeenschappelijk dat ze ‘anders’ zijn. Jezus én wij kunnen alleen onze g-ddelijke opdracht in deze wereld ontdekken als wij ons laten uitdagen, bevragen, inspireren, … door het ándere van de ander, zoniet blijven we in ons eigen kringetje draaien …

Mt.21,33-43 (8/10/2023)

33    Luister naar een andere vergelijking
       [zei Jezus tegen de afgezanten van de Joodse oversten]:
       “Er was eens een huisheer die een wijngaard aanlegde.
       Hij zette er een omheining rond,
       groef erin een perskuip uit
       en bouwde er een wachttoren.
       Toen verhuurde hij hem aan wijnbouwers
       en vertrok naar het buitenland.
34    Toen nu de tijd kwam van de oogst,
       zond hij zijn dienaars naar de wijnbouwers
       om zijn deel van de oogst te ontvangen.
35    Maar de wijnbouwers grepen zijn dienaren vast.
       De een ranselden ze af, een ander doodden ze
       en nog een ander stenigden ze.
36    Opnieuw zond hij nu dienaren,
       meer nog dan de eersten,
       maar ze deden met hen net zo.
37    Ten slotte zond hij zijn zoon naar hen,
       denkend dat ze door zijn zoon tot inkeer zouden komen.
38    Toen de wijnbouwers de zoon zagen,
       zeiden ze echter onder elkaar:
       “Dat is de erfgenaam!
       Vooruit, laten we hem doden
       en zijn erfenis in bezit nemen.”
39    Ze grepen hem dus vast,
       wierpen hem buiten de wijngaard
       en doodden hem.
40    Wanneer nu de heer van de wijngaard komt,
       wat zal hij met die wijnbouwers doen?”
41    Ze antwoordden hem:
       “Hij zal die slechteriken
       een slechte dood doen sterven
       en de wijngaard zal hij verhuren
       aan andere wijnbouwers
       die hem de oogst wel zullen geven
       wanneer het daar de tijd voor is.”
42    Maar Jezus zei:
       “Herkennen jullie het Schriftwoord niet?
       De steen door de bouwers afgekeurd,
       die steen is hoeksteen geworden.
       Dat is het werk van de heer,
       een wonder is het in onze ogen. [Ps.118,22-23]
43    Daarom zeg ik jullie:
       Het koninkrijk van God zal van jullie weggenomen worden
       en gegeven aan een volk
       die er de oogst van voortbrengt.

Deze gelijkenis kan doorheen verschillende brillen gelezen worden: Is het een gelijkenis over joodse leiders in de tijd van Jezus? Gaat het over Jezus – de zoon in het verhaal – en is het een voorzegging van zijn gewelddadige dood? Of gaat de gelijkenis over gewetenloze lieden, die gaan voor eigen gewin – hetzij baas, hetzij knecht? Of is het een aanklacht tegen een samenleving waarin geweld, dood en chaos de dienst uitmaken, of tegen een gemeenschap waarin mensen elkaar instrumenteel behandelen als middel tot een doel?
Als ik doorheen dit verhaal naar onze wereld kijk, zie ik hoe we elkaar gebruiken voor eigen nut. Ik stel vast dat we uitbuiten – de aarde, de grond, de mensen – om de vruchten toe te eigenen en er zo zelf beter van worden.
En tegelijkertijd lees ik een hoopvol verhaal, van G-d en zijn schepping, een verhaal vol vertrouwen … Zó vertrouwt hij ons ‘zijn wijngaard’ toe! Zó zorgzaam vraagt hij mij vrucht te dragen en deze in dankbaarheid te delen …

Mt.6,1-6.16-18 (19/06/2024)

     Hoed je ervoor
       je integriteit [gerechtigheid] niet te doen voor de mensen,
       zodat je zou gezien zijn door hen.
       Want dan vind je geen vergoeding
       bij je Vader in de hemel.
     Wanneer je dus [een daad van] tederheid doet,
       bazuin dat dan niet voor je uit
       zoals de huichelaars [hypocritai, voorbij het oordeel] doen
       in de plaatsen van samenkomst [synagoge] en op straat
       om door de mensen geëerd te worden.
       Zeker, ik zeg jullie:
       Ze hebben hun loon al!
     Maar als jij [een daad van] tederheid doet,
       moet je linkerhand niet weten wat je rechter doet,
      zodat je [daad van] tederheid in het verborgene blijft.
       En je Vader die in het verborgene ziet,
       zal je vergoeden.

5      En wanneer je bidt,
       wees dan niet zoals de huichelaars.
       Zij houden ervan te staan bidden
       in de synagogen en op de hoeken van de straten
       om zich te tonen aan de mensen.
       Zeker, ik zeg jullie:
       Ze hebben hun loon al!
6      Maar als jij bidt,
       ga dan in je binnenkamer,
       sluit de deur en bid tot je Vader die in het verborgene is.
       En je Vader die in het verborgene ziet,
       zal je vergoeden.

16    En wanneer je vast,
       zet dan geen somber gezicht, zoals de huichelaars.
       Zij maken hun gezicht ontoonbaar
       om de mensen te tonen dat ze vasten.
       Zeker, ik zeg jullie:
       Ze hebben hun loon al!
17    Maar als jij vast,
       zalf dan je hoofd en was je gezicht
18    om je niet als vastende te tonen aan de mensen,
       maar aan je Vader in het verborgene.
       En je Vader die in het verborgene ziet,
       zal je vergoeden.

Het Christendom (en in zekere mate alle godsdiensten) tekent zich door een merkwaardig soort dubbelheid – zeg maar paradox. Enerzijds wordt er een hoge en veeleisende moraal voorgesteld, anderzijds is er een grote nadruk op barmhartigheid – een daad van tederheid, zoals het hier terecht wordt vertaald.
Dit is niet hetzelfde als de ‘hypocrisie’ die Jezus aan sommige van de Joodse overheden verwijt, en ook niet als de ‘dubbele moraal’ die vaak aan het Christendom werd (en wordt) verweten. Het is wél het bewandelen van de dunne lijn van het onderscheidingsvermogen, en vooral van de persoonlijke liefde tot G-d.
Moraal is nooit een automatische weg naar G-d (een fout die men in het verleden – en nog – al te vaak gemaakt heeft: leg een moraal op en je komt wel bij G-d uit). Moraal – en al zeker zo’n hoge moraal – kan enkel en alleen het vrij antwoord zijn op de liefde die ik van G-d ontvang en hem op mijn beurt ook toedraag. Voor mijn Geliefde zal ik alles over hebben, én ik zal beseffen hoe moeilijk het is díe weg te bewandelen, dus zal ik mededogen hebben voor de mensen die niet aan die hoge moraal toekomen.
De uitnodiging is dus niet om per se aan die hoge moraal te voldoen, maar om lief te hebben!

Mt.10,1-7 (10/07/2024)

     En hij riep zijn twaalf leerlingen bij zich
       en gaf hen volmacht
       over nog niet gereinigde geesten,
       zodat ze die aan het licht konden brengen
       en elke ziekte en zwakte helen.

     Dit zijn de namen van de twaalf uitgezondenen [apostels]:
       Als eerste Simon, die Petrus [rots] wordt genoemd,
       en zijn broer Andreas;
       Jakobus, de zoon van Zebedeüs,
       en zijn broer Johannes;
     Filippus en Bartolomeüs;
       Thomas en Matteüs, de tollenaar;
       Jakobus, de zoon van Alfeüs,
       en Taddeüs;
     Simon, de Kananeeër,
       en Judas, de man uit Kerioth,
       die hem uitgeleverd heeft.

     Deze twaalf zond Jezus uit
       en droeg hen op:
       “Ga niet de weg van de heidenen,
       ga niet binnen in een stad van de Samaritanen,
     maar ga veeleer naar de verloren schapen
       van het huis van Israël.
     Ga en verkondig:
       Het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen.

Jezus en de twaalf waren al een tijdje samen onderweg toen hij ze bij zich riep. Zij líeten zich roepen en onderweg leerden ze anders zien. Ze zagen dat er mensen zijn die zich verloren voelen en nood hebben aan iemand die hen ziet en met hen mee gaat en dat er nog heel wat ‘nog niet gereinigde geesten’ rondlopen. Jezus gaf hen volmacht over deze geesten.
Het is een bonte verzameling aan wie Jezus volmacht gaf. Waarschijnlijk wist hij van bij het begin dat sommigen totaal de mist in zouden gaan, maar gelukkig ging hij toch met dit zootje ongeregeld in zee, want dat maakt dat ook ik mij durf te laten zenden. Ik hoef duidelijk niet perfect te zijn.
Hij gaf hen volmacht en zond hen de wereld in. Ze hoeven niet gans de wereld te gaan redden, maar mogen beginnen dicht bij huis, bij de mensen die aan hun zorgen zijn toevertrouwd. Dáár begint het, bij die ene, heel concrete mens. Bij hem/haar kun je helend aanwezig zijn in zijn Naam. Als jij die ene concrete mens daad-werkelijk graag ziet/heelt, dan verandert alvast voor deze mens zijn/haar hele wereld!