Verbonden Leven

Mt.11,28-30 (18/07/ 2024)

28    Kom naar mij,
       allen die vermoeid zijn en onder lasten gebukt,
       en ik zal je rust geven.
29    Neem mijn juk op:
       laat mij je leermeester zijn
       – zachtaardig en deemoedig van hart,
       en je zult rust vinden in jezelf.
30    Want mijn juk is teder
       en mijn last is licht.

Nog zo’n minipareltje met maxibetekenis!
Meestal houden wij het op het eerste vers – en dat mag: we zijn gewoon welkom bij Jezus met al wat ons belast en vermoeit. Jezus zal ons rust géven.
Maar willen we die rust ook vínden in onszelf – als een blijvende staat – dan moeten we, eens we bij Jezus gekomen zijn, ons ook door hem laten onderrichten. We moeten ‘zijn juk’ willen op ons nemen. We moeten een aanvang nemen met de weg die híj gegaan is, want zijn weg loopt niet naar zichzelf, maar naar zijn Vader, G-d zelf.
Daarom is ‘zijn juk’ ook teder, want het is de Liefde van de Vader! Alleen mogen we ons aan die Liefde niet mispakken alsof het een romantisch kleffe bedoening zou zijn (vaak ook erg op zichzelf gericht ipv op de ander) zoals in vele liefdesliedjes. G-ds Liefde is er een van verregaande gegevenheid. Daarom ervaren wij die goddelijke Liefde, wanneer wij zelf proberen die een beetje waar te maken, toch ook wel als een last.
Maar die diepere rust in onszelf vinden we net pas als we eindelijk een beetje bevrijd geraken … van onszelf.

Mt.13,47-53 (1/08/2024)

47    “En opnieuw.
       Het koningschap der hemelen is te vergelijken met
       een sleepnet dat neergelaten wordt in het meer
       en allerlei soorten [vissen] bijeenbrengt.
48    Als het vol is, trekt men het op de oever,
       men gaat zitten en verzamelt de goede [vissen] in kuipen,
       de slechte werpen ze weg.
49    Zo zal het zijn bij de voleinding van de tijden.
       De engelen zullen er op uittrekken
       en zij zullen de slechten [verdwaasden]
       van de rechtvaardigen [integeren] scheiden
50    en hen in de vuuroven werpen.
       Daar zal er geween en tandengeknars zijn.”

51    Jezus vroeg hen nu:
       “Hebben jullie dit alles begrepen?”
       “Ja”, antwoorden zij.
52    Nu zei hij:
       “Zo lijkt iedere schriftgeleerde
       die leerling is geworden in het koningschap der hemelen
       op een huisvader
       die uit zijn schat oud en nieuw voortbrengt.”

53    Toen Jezus deze gelijkenissen had beëindigd,
       vertrok hij van daar [Kafarnaüm].

Misschien is het je al opgevallen dat we in de vertaling die wij hier hanteren het woord ‘koningschap’ gebruiken i.p.v. het meer bekende ‘koninkrijk’. Dat is omdat we bij het woord ‘koninkrijk’ nogal geneigd zijn ons daar een concreet stuk land bij voor te stellen. Terwijl Jezus duidelijk zegt dat wij dat ‘koninkrijk’ níet kunnen aanwijzen. Nee, zegt hij, het is midden ín jullie! (Lc.17,20-21)
Het woord ‘koningschap’ zegt ons dus iets preciezer waar het om gaat: De vraag is of wij G-d ‘koning’ laten zijn over ons leven? Mag híj heer-schappij voeren over ons leven? Of doen we dat liever zelf; of laten we ons leiden door allerlei afgoden?
In de mate wij G-d het koningschap over ons leven kunnen geven, zal zijn ‘rijk’ ín ons gestalte krijgen. En daarvoor geeft Jezus ons al die parabeltjes, net niet om ze letterlijk te begrijpen, maar om op zoek te gaan naar hun innerlijke betekenis, “zoals een huisvader, die uit zijn schat oud en nieuw voortbrengt”.

Mt.7,7-12 (10/03/2022)
 
Blijf vragen en er zal je worden gegeven,
blijf zoeken en je zal vinden,
blijf kloppen en er zal je worden open gedaan.
Want al wie vraagt, ontvangt,
al wie zoekt, vindt,
en voor al wie klopt, wordt open gedaan.
Wie van jullie, mensen, zal, als zijn kind om brood vraagt, hem een steen geven,
of als het een vis vraagt, een slang?
Als jullie dus, terwijl je slecht bent, goede gaven geven aan jullie kinderen,
hoeveel te meer dan zal jullie Vader in de hemelen het goede geven aan wie het hem vraagt.
Dus alles wat je zou willen dat mensen voor jou doen, doe dat voor hen.
Dat is wet en profeten!
 
“Dat is wet en profeten!” Jezus vat de hele Bijbel samen in enkele vergelijkingen. 
In de ene richting – onze verhouding naar onze medemensen toe – haalt hij de natuurlijke goedheid aan van de ouder-kind-relatie aan. Dat vraagt geen theologie of veel geredeneer. Mensen ‘weten’ er spontaan wat goed is om doen of laten. Wel, wat je aan je kinderen zou doen, verruim die kring van ‘eigen volk eerst’ en dan weet je ook hoe je met je medemens om kan zodat iedereen er beter van wordt.
In de andere richting – onze verhouding naar G-d doe – past hij dezelfde vergelijking toe: G-d is onze Vader, en wij zijn kinderen! Dus … Wij mogen er dus op vertrouwen dat wij van onze ingoede Vader alles zullen ontvangen wat we nodig hebben. Let wel: ‘wat we nodig hebben’ is niet noodzakelijk hetzelfde als wat we wensen! Daar zit nu net onze oefening in Vertrouwen.
Zal ik het aandurven in dát Vertrouwen bij hem aan te kloppen, ‘wetend’ dat ik alles zal krijgen ‘wat ik nodig heb’, en dus mij ook nooit moet inhouden om dat met anderen te delen?

 

Mt.13,1-23  (16/07/2023)

1      Op die dag trok Jezus buitenshuis
       en ging zitten bij het meer.
2      Er verzamelde zich zo’n menigte rondom hem
       dat hij in een boot stapte en daarin ging zitten,
       terwijl de menigte op het strand stond.
3      Hij sprak hen uitvoerig toe in gelijkenissen:

       “Kijk, een zaaier ging uit om te zaaien.
4      Daarbij viel een deel op de weg.
       De vogels kwamen en aten het op.
5      Een ander deel viel op steenachtige grond,
       waar het niet veel aarde had.
       Onmiddellijk kwam het op
       omdat het niet veel diepte had,
6      maar van zodra de zon opkwam, verschroeide het,
       omdat het geen wortel had.
7      Een ander deel viel tussen de dorens.
       Die schoten op en verstikten het.
8      Een ander deel nu viel in goede aarde
       en gaf vrucht,
       deels honderd-, deels zestig-, deels dertigvoudig.

     Wie oren heeft om te horen,
       moet luisteren!
10    Zijn leerlingen kwamen bij hem en vroegen:
       “Waarom spreek je tegen hen in gelijkenissen?”
11    Hij antwoordde hen:
       “Omdat het aan jullie gegeven is
       het geheimenis van het koningschap der hemelen
       te kennen.
       Hun is dat niet gegeven.
12    Want wie heeft, zal gegeven worden,
       en hij zal overvloed hebben;
       wie echter niet heeft,
       ook wat hij heeft, zal hem ontnomen worden.
13    Daarom spreek ik tegen hen in gelijkenissen,
       omdat zij ziende níet zien
       en horende níet horen
       en niet doorgronden.
14    Zo wordt in hen de profetie van Jesaja vervuld:

       “Met je gehoor zul je horen,
       maar je zult niet doorgronden;
       met je zicht zul je kijken,
       maar je zult niet zien.
15    Want het hart van dit volk is vet geworden,
       hun oren zijn vermoeid
       en hun ogen houden ze gesloten
       óm niet te zien met hun ogen
       en niet te horen met hun oren
       en niet te doorgronden met hun hart,
       óm zich niet te hoeven bekeren
       en Ik hun gezond zou maken.” [Jes.6,9-10]

16    Gezegend [vooruit ermee!] echter jullie ogen omdat zij zíen
       en jullie oren omdat zij hóren!
17    Amen, ik zeg jullie:
       Veel profeten en integeren hebben ernaar verlangd
       te zien wat jullie aanschouwen,
       maar zij hebben het niet gezien,
       en te horen wat jullie aanhoren,
       maar zij hebben het niet gehoord.
18    Jullie dus, luister naar de gelijkenis van de zaaier:
19    Bij ieder die het woord van het koningschap hoort,
       maar niet doorgronden,
       komt de slechte en rooft wat in zijn hart is gezaaid.
       Dat is de op de weg gezaaide.
20    De op de steenachtige grond gezaaide
       is wie het woord hoort
       en onmiddellijk vrolijk aanneemt,
21    maar geen wortel heeft in zichzelf
       – het zijn mensen van het moment.
       Wanneer er verdrukking of vervolging komt
       omwille van het woord,
       struikelen ze onmiddellijk.
22    De tussen de dorens gezaaide
       is wie het woord hoort,
       maar door de zorgen van deze wereld
       en de begoocheling van de rijkdom
       het laten verstikken,
       waardoor het onvruchtbaar wordt.
23    De in goede aarde gezaaide
       is wie het woord horen en het doorgronden.
       Zij brengen vruchten voort,
       de één honderd, de ander zestig, nog een ander dertig.”

Wat voorafglng: Jezus wordt door velen niet meer begrepen. Zijn woorden worden misverstaan. De farizeeën en schriftgeleerden verwijten hem dat zijn boodschap het werk van de Satan is en zijn moeder en broers wensen hem te spreken. In die gegevenheid trekt hij buitenshuis en gaat vanaf nu behoedzamer te werk en zal spreken in beelden en gelijkenissen.
Het woord dat hij draagt, G-ds woord, vraagt om gezaaid te worden. Dus hij gaat uit om te zaaien. Hij kan niet anders. Hij is het woord zelf (Joh. 1). Hij zaait, of het zaad nu in goede grond valt of niet. Hij zaait zijn woord in ons leven. Hij zaait, terwijl er geen garantie is dat het zaad opkomt, want wat er in de grond gebeurt, is een geheim, dat is niet zijn zaak. Hij zaait en geeft uit handen. Hij zaait zichzelf en geeft zichzelf uit handen in het vertrouwen dat zijn leven vrucht zal dragen.
Aan ons om met die beweging van het zaaien zelf vertrouwd te raken. Geven wat je ontvangen hebt, ongeacht of het gezien, gehoord, opgenomen wordt. Zaaien wat je bent, wie je bent, zoals je bedoeld bent.

Mt.15,21-28 (20/08/2023)

21    Jezus ging van daar weg
       en trok zich terug naar de [‘heidense’] streek van Tyrus en Sidon.
22    Kijk! Een Kananeese [dus ‘heidense’] vrouw uit dat gebied
       kwam naar hem toe en schreeuwde:
       “Heb medelijden met mij, Heer, zoon van David!
       Mijn dochter is in de macht van iets kwaads.”
23    Hij echter antwoordde haar geen woord.
       Zijn leerlingen die bij hem waren, zeiden:
       “Stuur haar weg, want ze schreeuwt achter ons aan.”
24    Hij antwoordde echter:
       “Ik ben alleen gezonden naar de verloren schapen van het huis van Israël.”
25    Zij viel echter voor hem neer en smeekte:
       “Heer, help mij!”
26    Maar hij antwoordde:
       “Het is niet goed het brood van de kinderen te nemen
       en dat naar de hondjes [= de heidenen] te werpen.”
27    Zij echter weerlegde:
       “Toch wel, Heer,
       want ook de hondjes eten van de kruimels
       die van de tafel van hun meesters vallen.”
28    Toen antwoordde Jezus haar:
       “O vrouw, groot is je vertrouwen!
       Het moet gebeuren zoals je bedoelt.”
       En vanaf dat uur was haar dochter geheeld.

Je mag dit gerust een van de merkwaardigste stukjes Evangelie noemen! Jezus werd meestal voorgesteld als alwetend, alles vooraf wetend en alles overstijgend. Maar hier zien we dat dat helemaal niet klopt. Hij moet zelf zijn opdracht ontdekken, en dat gebeurt gaandeweg (vaak ook letterlijk) en mede door het reële contact met mensen (een ander hulpmiddel hoorden we de voorbije dagen: zich terugtrekken in de stilte).
Die mensen die hem ‘helpen’ zijn enerzijds soms de farizeeën ‘en co’, de geleerden waarmee hij in discussie gaat om zo zijn opdracht helder te krijgen. Anderzijds blijkt het eerder de ‘onderlaag’ van de maatschappij te zijn, allerlei noodlijdenden en marginalen. Vandaag gaat het nog verder, nog ‘onder de onderlaag’, want heidenen telden ‘uiteraard’ gewoonweg niet mee (kijk maar naar Jezus’ eerste reactie)!
Al die mensen hebben gemeenschappelijk dat ze ‘anders’ zijn. Jezus én wij kunnen alleen onze g-ddelijke opdracht in deze wereld ontdekken als wij ons laten uitdagen, bevragen, inspireren, … door het ándere van de ander, zoniet blijven we in ons eigen kringetje draaien …

Mt.21,33-43 (8/10/2023)

33    Luister naar een andere vergelijking
       [zei Jezus tegen de afgezanten van de Joodse oversten]:
       “Er was eens een huisheer die een wijngaard aanlegde.
       Hij zette er een omheining rond,
       groef erin een perskuip uit
       en bouwde er een wachttoren.
       Toen verhuurde hij hem aan wijnbouwers
       en vertrok naar het buitenland.
34    Toen nu de tijd kwam van de oogst,
       zond hij zijn dienaars naar de wijnbouwers
       om zijn deel van de oogst te ontvangen.
35    Maar de wijnbouwers grepen zijn dienaren vast.
       De een ranselden ze af, een ander doodden ze
       en nog een ander stenigden ze.
36    Opnieuw zond hij nu dienaren,
       meer nog dan de eersten,
       maar ze deden met hen net zo.
37    Ten slotte zond hij zijn zoon naar hen,
       denkend dat ze door zijn zoon tot inkeer zouden komen.
38    Toen de wijnbouwers de zoon zagen,
       zeiden ze echter onder elkaar:
       “Dat is de erfgenaam!
       Vooruit, laten we hem doden
       en zijn erfenis in bezit nemen.”
39    Ze grepen hem dus vast,
       wierpen hem buiten de wijngaard
       en doodden hem.
40    Wanneer nu de heer van de wijngaard komt,
       wat zal hij met die wijnbouwers doen?”
41    Ze antwoordden hem:
       “Hij zal die slechteriken
       een slechte dood doen sterven
       en de wijngaard zal hij verhuren
       aan andere wijnbouwers
       die hem de oogst wel zullen geven
       wanneer het daar de tijd voor is.”
42    Maar Jezus zei:
       “Herkennen jullie het Schriftwoord niet?
       De steen door de bouwers afgekeurd,
       die steen is hoeksteen geworden.
       Dat is het werk van de heer,
       een wonder is het in onze ogen. [Ps.118,22-23]
43    Daarom zeg ik jullie:
       Het koninkrijk van God zal van jullie weggenomen worden
       en gegeven aan een volk
       die er de oogst van voortbrengt.

Deze gelijkenis kan doorheen verschillende brillen gelezen worden: Is het een gelijkenis over joodse leiders in de tijd van Jezus? Gaat het over Jezus – de zoon in het verhaal – en is het een voorzegging van zijn gewelddadige dood? Of gaat de gelijkenis over gewetenloze lieden, die gaan voor eigen gewin – hetzij baas, hetzij knecht? Of is het een aanklacht tegen een samenleving waarin geweld, dood en chaos de dienst uitmaken, of tegen een gemeenschap waarin mensen elkaar instrumenteel behandelen als middel tot een doel?
Als ik doorheen dit verhaal naar onze wereld kijk, zie ik hoe we elkaar gebruiken voor eigen nut. Ik stel vast dat we uitbuiten – de aarde, de grond, de mensen – om de vruchten toe te eigenen en er zo zelf beter van worden.
En tegelijkertijd lees ik een hoopvol verhaal, van G-d en zijn schepping, een verhaal vol vertrouwen … Zó vertrouwt hij ons ‘zijn wijngaard’ toe! Zó zorgzaam vraagt hij mij vrucht te dragen en deze in dankbaarheid te delen …