Mt.11,25-27 (17/07/2024)
25 Ook in die tijd zei Jezus:
“Ik prijs en dank je, vader, heer van hemel en aarde,
dat je deze dingen verborgen hebt
voor [eigenmachtige] bekwamen en verstandigen
en ze onthuld hebt
voor [onmachtige] onmondigen.
26 Ja, vader, zo heb jij het goed bevonden voor jouw gelaat.
27 Alles is mij door mijn vader toevertrouwd,
en niemand weet wie de zoon is, behalve de vader,
en niemand weet wie de vader is, behalve de zoon
en aan wie de zoon het wil onthullen.
Hoe komt het toch dat wij dit meestal een aantrekkelijk stukje Evangelie vinden, terwijl we – als we eerlijk zijn – het er in de praktijk erg moeilijk mee hebben? Ergens vinden we het mooi dat Jezus het Rijk G-ds net ook in het bereik brengt van eenvoudige mensen. Zou dat zijn omdat we – als we eerlijk zijn – beseffen dat wijzelf helemaal niet zo ‘verstandig’ zijn?
Maar waarom hebben we het dan zo moeilijk dit ook ten uitvoer te brengen? Zou het zijn omdat wij als mens het zo moeilijk hebben om ons te verzoenen met ons ‘onverstand’? Willen we niet altijd groter, verstandiger, aanzienlijker, … zijn dan we feitelijk zijn?
Dit kleine stukje Evangelie moge voor ons een aansporing zijn om onze ‘grootheidswaanzin’ te durven loslaten (of toch: ons verlangen om ‘groot’ te zijn) en meer in eenvoud en niet-wetendheid te leven. Als we dat proberen, belooft Jezus ons dat we dichter bij het Rijk Gods komen!