Joh. 7,1-2.10.25-30 (27/3/2020)
In die tijd trok Jezus rond in Galilea, want hij wilde dat niet in Judea doen omdat de Joden erop uit waren hem te doden. Het liep tegen een van de Joodse feesten, het Loofhuttenfeest.
Toen zijn broeders naar het feest waren gegaan vertrok hij ook, niet openlijk maar onopvallend.
Enkele Jeruzalemmers zeiden: 'Is dit niet de man die ze zoeken te doden? En zie nu eens, hij staat in het openbaar te preken en men zegt hem niets!
Zou de overheid nu werkelijk erkend hebben dat hij de messias is? Maar van deze man weten wij waar hij vandaan is; wanneer echter de messias komt weet geen mens waar hij vandaan komt.'
Terwijl Jezus in de tempel leerde riep hij met luide stem: 'Gij kent mij en gij weet waar ik vandaan ben; toch ben ik niet uit mijzelf gekomen maar hij die mij gezonden heeft is waarachtig;
hem kent gij niet. Ik ken hem omdat ik uit hem ben en hij mij heeft gezonden.' Ze wilden zich van hem meester maken, maar niemand sloeg de hand aan hem want zijn uur was nog niet gekomen.
Het is een beetje onduidelijk in dit stuk tekst of het nu in de openbaarheid zich afspeelt, of net niet. In Galilea of Jeruzalem?
Ik denk dat deze onduidelijkheid weerspiegelt welke andere – meer fundamentele – onduidelijkheid hier aan de orde is.
Het speelt ergens tussen ‘weten’ (weten vanwaar, weten hoe het eruit ziet) en ‘niet-weten’, tussen ‘uit mezelf’ (in eigen naam, eigenmachtig) en ‘niet uit mijzelf’.
Dat de Messias ‘niet uit zichzelf’ zou komen, maar van Godswege gezonden wordt, was natuurlijk voor iedereen evident. Maar dat hij dit ook zou doen via iemand die ze wél (menen te) kennen,
van wie ze weten waar hij (maar) vandaan komt, dát was blijkbaar voor de Joodse religieuze leiders van die tijd moeilijk te accepteren.
Maar zou ik beter doen?
In deze tijd van erg beperkte bewegingsruimte mogen en kunnen we het niet ver gaan zoeken. Maar misschien brengt iemand uit mijn onmiddellijke omgeving mij vandaag wel iets van heil!
Of zal ik dat niet zien, niet accepteren, omdat ik weet ‘waar het vandaan komt’?
Joh. 7,40-53 (28/3/2020)
Bij het horen van Jezus’ woorden zeiden sommigen van het volk: 'Dit is inderdaad de profeet.' Anderen zeiden: 'Het is de messias.' Weer anderen wierpen op: 'Komt de messias soms uit Galilea?
Heeft de Schrift niet gezegd dat de messias zal komen uit het geslacht van David en uit Betlehem, het dorp waar David woonde?' Zo ontstond er dus om hem verdeeldheid onder het volk.
Sommigen hunner wilden hem gevangen nemen, maar niemand sloeg de hand aan hem.
Toen dan ook de dienaars bij de hogepriesters en Farizeeën terugkwamen vroegen dezen hun: 'Waarom hebt gij hem niet meegebracht?' De dienaars antwoordden: 'Nooit heeft iemand zo gesproken als die man.
'Waarop de Farizeeën zeiden: 'Hebt gij u soms ook laten bedriegen? Heeft dan een van de overheden of van de Farizeeën in hem geloofd? Dat volk, ja, dat de wet niet kent: vervloekt zijn ze!'
Maar een uit hun kring, Nikodemus, die vroeger bij Jezus gekomen was, merkte op: 'Veroordeelt onze wet iemand zonder hem eerst te horen en te vernemen wat hij doet?' Zij gaven hem ten antwoord:
'Zijt gij soms ook uit Galilea? Zoek maar na en gij zult zien dat de profeet niet uit Galilea opstaat.'
Dat ze (we?) moeite hadden om Jezus als de Messias te zien omdat ze teveel er van uit gingen dat ze het zelf al wisten hoe het moest, dat hadden we gisteren al.
Vandaag gaat het nog een stap verder: Omdat ze (we?) hun gedacht al gevormd hebben (of dat toch denken), laten ze ook geen enkele vraag of toets meer toe.
Dat dat niets meer te maken heeft met een redelijk oordeel, maar voortkomt uit verstoktheid, wordt duidelijk als ze zelfs iemand die alleen maar verwijst naar hun eigen referentiepunt (de Thora) de mond snoeren!
(Je hoeft niet veel moeite te doen om daar gelijkaardige toepassingen van te zien in onze maatschappij, ook vandaag (ook bij onszelf!).)
Terwijl het toch duidelijk is dat er ‘iets van hem uitgaat’!
Herinner je jou dat? Ook ik, ook jij, ben(t) gefascineerd geraakt door die merkwaardige figuur van Jezus. Ga maar na doorheen je leven!
Waardoor zal ik mij dan verder laten leiden? Door wat ‘men zegt’, door angst voor weerstand, of … door wat mijn geboeide hart mij ingeeft?
Joh. 8,1-11 (30/3/2020)
In die tijd begaf Jezus zich naar de Olijfberg. 's Morgens vroeg verscheen hij weer in de tempel en al het volk kwam naar hem toe. Hij ging zitten en onderrichtte hen.
Toen brachten de schriftgeleerden en Farizeeën hem een vrouw die op overspel was betrapt. Zij plaatsten haar in het midden en zeiden tot hem: 'Meester, deze vrouw is op heterdaad betrapt,
terwijl ze overspel bedreef.
Nu heeft Mozes ons in de Wet bevolen zulke vrouwen te stenigen. Maar gij, wat zegt gij ervan?' Dit bedoelden ze als een strikvraag in de hoop hem ergens van te kunnen beschuldigen.
Jezus echter boog zich voorover en schreef met zijn vinger op de grond. Toen zij bij hem aanhielden met vragen richtte hij zich op en zei tot hen:
'Laat degene onder u die zonder zonden is, het eerst een steen op haar werpen.' Weer boog hij zich voorover en schreef op de grond. Toen zij dit hoorden dropen zij een voor een af,
de oudsten het eerst, totdat Jezus alleen achterbleef met de vrouw die daar was blijven staan. Nu richtte Jezus zich op en sprak tot haar: 'Vrouw, waar zijn ze gebleven? Heeft niemand u veroordeeld?'
Zij antwoordde: 'Niemand, Heer.' Toen zei Jezus tot haar: 'Ook ik veroordeel u niet; ga heen en zondig van nu af niet meer.'
Jezus’ schreef in het zand … Eén van zijn zeer markante optredens!
Er zijn duidelijk twee polen aanwezig in het gebeuren: nacht, gebed, alleen, verborgen, enerzijds; en anderzijds dag, actie, veel volk, openbaar. Die twee polen zijn eigenlijk de bakermat van alle leven.
Ze zijn als eb en vloed van de zee waaruit leven ontspringt – en wat voor een Léven voor die vrouw (en eigenlijk ook voor wie haar dood wilden)!
De Farizeeën wilden actie. Meer nog, negatieve actie (hoewel: in hun ogen bedoelden ze het positief, maar net omdat ze eenzijdig bezig zijn, zien ze dat niet). Jezus laat zich niet strikken.
Dat kan hij omdat hij wel ‘met beide voeten op de grond’ blijft staan. Uit erváring (nog maar net) weet hij hoe belangrijk dat is. En om het – net nu van hem actie gevraagd wordt – niet te vergeten,
maakt hij eerst weer contact met de/zijn g/Grond.
Dááruit ontstaat Léven!
Wat staat er jou ‘te doen’ vandaag?
Joh. 8,21-30 (31/03/2020)
In die tijd sprak Jezus tot de Farizeeën: 'Ik ga heen en gij zult mij zoeken, maar in uw zonden zult ge sterven. Waar ik heenga kunt gij niet komen.'
De Joden zeiden daarop: 'Hij zal toch geen zelfmoord plegen dat hij zegt: Waar ik heenga kunt gij niet komen?' Maar hij hernam: 'Gij zijt van beneden, ik ben van boven.
Gij zijt van deze wereld, ik ben niet van deze wereld. Daarom zeg ik u dat gij in uw zonden zult sterven, want als gij niet gelooft dat ik ben, zult gij in uw zonden sterven.'
Zij vroegen hem toen: 'Wie zijt gij dan?' Jezus antwoordde: 'Waarom zou ik eigenlijk daar nog met u over spreken? Veel zou ik over u kunnen zeggen tot uw veroordeling.
Maar hij die mij gezonden heeft is waarachtig, en wat ik van hem heb gehoord dat zeg ik tot de wereld.'
Het mag een troost zijn dat de evangelist zelf schrijft dat ze het niet begrepen! 😊 Trouwens, wanneer Johannes dit schrijft, is Jezus al een hele tijd gestorven.
Ook hij en zijn mede-christenen hebben tijd nodig gehad om slechts beetje bij beetje te doorgronden wat er met Jezus nu eigenlijk juist aan de hand was: wie hij was en wat zijn boodschap was.
Als je kijkt naar Jezus’ optreden en luistert naar wat hij zegt, is onbegrip en ongeloof eigenlijk helemaal niet vreemd. We hoeven dat echt niet alleen in de schoenen van ‘de Farizeeën’ te schuiven!
Alleen is de vraag of dat onbegrip het laatste woord krijgt: Laten wij het vastlopen op afwijzing (zoals inderdaad sommige Farizeeën),
of geven wij het een kans in ons om het open te laten groeien (zoals Johannes en zijn leerlingen het probeerden)?
“Wanneer je de Mensenzoon omhoog zult hebben gegeven”, kun je dan lezen als: zal ik opzien naar hem, uitkijken naar hem, mijn blik en mijn hart richten op hem, zodat ik kan groeien;
of zal ik hem mee aan het kruis nagelen?
Ons zijn vandaag opnieuw 24 uren gegeven om te kruisigen of te groeien …
In die tijd zei Jezus tot de Joden die in hem geloofden:'Indien gij trouw blijft aan mijn woord zijt gij waarlijk mijn leerlingen. Dan zult ge de waarheid kennen en de waarheid zal u vrij maken.'
Men wierp op: 'Wij zijn van Abrahams geslacht en nooit iemands slaaf geweest. Hoe kunt gij dan zeggen: gij zult vrij worden?' Jezus antwoordde hun: 'Voorwaar, voorwaar, ik zeg u: alwie zonde doet
is slaaf van de zonde, en de slaaf blijft niet voor eeuwig in het huis. Wie eeuwig in het huis blijft is de Zoon. Als de Zoon u vrij maakt zult gij werkelijk vrij zijn.
Ik weet dat gij van Abrahams geslacht zijt; niettemin zoekt gij mij te doden omdat mijn woord bij u geen ingang vindt. Ik verkondig wat ik bij de Vader heb gezien, maar gij doet wat gij van uw vader gehoord hebt.
Zij antwoordden: 'Onze vader is Abraham!' Daarop zei Jezus hun: 'Als gij kinderen van Abraham zijt doet dan ook de werken van Abraham. Thans echter zoekt gij mij, een mens, te doden,
terwijl ik u de waarheid heb gezegd die ik van God heb gehoord. Zoiets deed Abraham niet. Gij doet de werken van uw vader.' Zij zeiden hem: 'Wij zijn niet uit ontucht geboren. één vader hebben wij en dat is God.'
Jezus zeide hun: 'Als God uw Vader was, zoudt ge mij beminnen, want van God ben ik uitgegaan en van Godswege ben ik hier. Nee, ik ben niet uit mijzelf gekomen maar hij heeft mij gezonden.'
“De waarheid zal u vrijmaken.” Een vaak geciteerde uitspraak van Jezus. Maar wat betekent ‘waarheid’ en wat is ‘vrij zijn’? Jezus bespreekt deze thema’s met zijn toehoorders.
Een gesprek dat ook vandaag de dag nog verder gaat onder en tussen alle levensbeschouwingen.
Vrijheid als de mogelijkheid om te doen en te laten wat je wil? Een die vrijheid die ons nu in deze coronatijden is ontnomen?
Of gaat het over een vrijheid die je vrij maakt van … (allerlei bewuste en onbewust verslavingen, werkdruk, verwachtingen, alle wetten, willen, oordelen… )
om vrij te zijn voor … (het Léven, mijn medemens, de Liefde …)?
Jezus spreekt over een diepe innerlijke vrijheid die mij wordt gegund, gegeven als ik me durf over te geven, toe te vertrouwen aan het Woord. Dat Woord dat mij attent maakt op mijn onvrijheden, mijn verwijderingen en mij de waarheid voor ogen houdt. Die waarheid die mij laat zien wat waar is, echt, Léven geeft. Dat Woord, die waarheid maakt vrij en doet Léven.
Durf ik mij in deze lock-down tijd (die mijn vrijheid drastisch beperkt) openstellen voor een waarheid die mij van binnenuit vrij maakt, doet Léven en wat doet dat met mijn zijn, mijn leven?
Joh. 8,51-59 (02/4/2020)
In die tijd zei Jezus tot de Joden: 'Voorwaar, voorwaar, ik zeg u: als iemand mijn woord onderhoudt zal hij in eeuwigheid de dood niet zien.' Toen zeiden de Joden hem:
'Nu weten wij zeker dat gij van de duivel bezeten zijt. Want Abraham en de profeten zijn gestorven, terwijl gij beweert: Als iemand mijn woord onderhoudt zal hij in eeuwigheid de dood niet smaken.
Zijt gij soms groter dan onze vader Abraham die wel gestorven is? Zelfs de profeten zijn gestorven. Voor wie houdt gij uzelf wel?' Jezus antwoordde: 'Als ik mijzelf verheerlijk dan is mijn glorie niets;
maar mijn Vader is het die mij verheerlijkt, van wie gij zegt: Hij is onze God. Toch kent gij hem niet. Ik daarentegen ken hem en als ik zou zeggen dat ik hem niet ken zou ik aan u gelijk zijn: een leugenaar.
Maar ik ken hem en onderhoud zijn woord. Abraham, uw vader, juichte van vreugde bij de gedachte dat hij mijn dag zou zien: hij heeft hem gezien en zich verheugd.'
Toen zeiden de Joden tot hem: 'Gij zijt nog geen vijftig jaar en gij hebt Abraham gezien?' Jezus antwoordde hun: 'Voorwaar, voorwaar, ik zeg u: vóór Abraham werd, ben ik.'
Toen raapten zij stenen op om hem te stenigen maar Jezus trok zich terug en verliet de tempel.
De felheid van de gesprekken neemt toe. (Herkenbaar als het zoals hier gaat over dat wat mij ten diepste raakt.)
Jezus immers durft te beweren dat wanneer je zijn Woord onderhoudt, je de dood niet zal zien. Gods woord onderhouden, is mijn leven daardoor laten uitdagen, laten bevragen.
Leven vanuit Gods Liefde. En als God werkelijk een God van leven is dan is er in Hem geen dood-of doodse dingen en dus ook niet in ons. Alleen Léven, opstaan, verrijzenis.
Dit ten volle doorleven zegt Jezus kan alleen maar omdat niet Ik de richting bepaal van mijn leven maar de Vader.
Daarbij klinkt Jezus heel overtuigd wanneer hij spreekt over wie hij is en over zijn relatie met de Vader, over zijn diepste wezen dus. Niet moeilijk dat je dan iets heftiger wordt.
Maar de Joden verstaan er niets van. Zijn relatie met de Vader gaat hen te boven. En ik? Hoe belangrijk is dit alles voor mij? En wat raakt mijn diepste wezen?
Deze meedogenloze ondervraging laat zien hoe belangrijk de kwestie was (is). Maar in plaats van tot een opbouwende, open dialoog te komen, dagen Jezus’ argumenten zijn tegenstanders meer en meer uit.
Het lukte hen duidelijk niet om zich open te stellen voor een ander perspectief. Integendeel zij raapten stenen op om naar hem te gooien.