4de Paaszondag
Joh.10,1-10 (03/5/2020)
In die tijd zei Jezus: 'Voorwaar, voorwaar, ik zeg u: wie niet door de deur maar langs een andere weg de schaapskooi binnengaat,
hij is een dief en een rover. Maar wie door de deur binnengaat is de herder van de schapen. Hem doet de deurwachter open.
De schapen luisteren naar zijn stem; hij roept de schapen bij hun naam en leidt ze naar buiten.
En als hij al zijn schapen naar buiten heeft gebracht trekt hij voor hen uit, terwijl zij hem volgen omdat zij zijn stem kennen.
Een vreemde echter zullen ze niet volgen; integendeel, zij zullen van hem wegvluchten omdat ze de stem van vreemden niet kennen.'
Deze gelijkenis vertelde Jezus hun, maar zij begrepen niet wat hij hun wilde zeggen. Een andere keer zei Jezus hun:
'Voorwaar, voorwaar, ik zeg u: Ik ben de deur van de schapen. Allen die vóór mij zijn gekomen zijn dieven en rovers,
maar de schapen hebben niet naar hen geluisterd. Ik ben de deur. Als iemand door mij binnengaat zal hij worden gered;
hij zal in- en uitgaan en weide vinden. De dief komt alleen maar om te stelen, te slachten en te vernietigen.
Ik ben gekomen opdat zij leven zouden bezitten, en wel in overvloed.'
Het lijkt mij op het eerste zicht verwarrend: Wie is nu wie? Wie is de portier en wie de deur?
Als ik dieper lees, valt mij op dat alles met elkaar verweven is en lijkt mij vooral de volgorde van belang.
In eerste instantie word ik uitgedaagd om te leven vanuit het vertrouwen dat er een Herder is. Iemand die het leven ‘herdert’.
Een Stem die mij roept en leidt. Eén die ik herken tussen alle andere stemmen die op mij afkomen.
Dit vraagt om een leven-IN-vertrouwen: niet ik maar hij leidt mij. Leven dus in verbondenheid met de Bron van alle Leven.
Daarbij komt dat er Iemand is door wie ik die Bron kan binnengaan. Iemand die mij vrij maakt. De deur om in en uit te kunnen gaan.
Uitgaan om mijn weg te zoeken en mijn mogelijkheden te leven. Uitgaan om tevoorschijn te komen zoals ik ben.
Uitgaan én terug ingaan. Ingaan om me te laven aan de Bron en werk te maken van mijn relatie met G-d.
Ingaan om gevoed en verbonden opnieuw uit te gaan en mens te worden in relatie met de anderen. Wetende dat dít leven geeft in overvloed.