Lc.10,1-12.17-20 (3/07/2022)
Hierna stelde de heer nog tweeënzeventig anderen aan. Hij zond hen twee aan twee voor zich uit naar elke stad en plek waar hij zelf wilde komen. Hij zei hen:
“De oogst is wel overvloedig, maar arbeiders zijn er weinig. Vraag daarom aan de heer van de oogst dat hij arbeiders uitstuurt in zijn oogst.
Ga, maar let op! Ik zend jullie als lammeren midden de wolven.
Belaad je niet met een geldbuidel, niet met een reiszak, noch met sandalen.
Groet niemand [uitgebreid] langs de weg.
In welk huis je ook onderdak krijgt, zeg eerst en vooral: “Vrede aan dit huis!” Als daar een zoon van de vrede woont, dan zal jullie vrede op hem rusten. Zoniet, laat ze dan op jullie terugkeren.
Blijf in hetzelfde huis, eet en drink wat er is, want de arbeider is zijn loon waard. Verleg je niet van het ene huis naar het andere.
In iedere stad die jullie binnengaan en waar je ontvangen wordt: Eet wat jullie wordt voorgezet, heel haar zieken en verkondig allen: “Het koninkrijk van God is jullie genaderd.”
In iedere stad die jullie binnengaan en waar je niet ontvangen wordt: Ga weg en roep op haar pleinen: “Zelfs het stof uit jullie stad dat aan ons kleeft, vegen wij van ons af, als getuigenis tegen jullie, maar weet niettemin: het koninkrijk van God is jullie genaderd.”
Ik zeg jullie: “Voor [de iconisch verdoemde stad] Sodom zal het op die dag draaglijker zijn dan voor die stad.
De tweeënzeventig kwamen terug, uitbundig van vreugde: “Heer, zelfs de demonen onderwerpen zich aan ons in jouw naam!” Hij zei tegen hen: “Ik was getuige hoe de tegenstander [satan] als een bliksem uit de hemel viel. Zie je? Ik heb jullie de bevoegdheid
gegeven slangen en schorpioenen te vertrappen en over alle krachten van de vijand. [Lc.9,1 / Ps.91,13] Niets kan jullie ook maar enigszins schaden. Maar let wel: Verheug jullie niet zozeer erover dat de geesten zich aan jullie onderwerpen, maar verheug je vooral hierover dat jullie namen geschreven staan in Gods hand.”
Vandaag zendt Jezus ons (samen met de apostel Thomas) uit om te verkondigen en geeft enkele instructies mee.
Blijf niet ter plaatse, maar kom in beweging. Ga naar de anderen toe. Het christendom mag zich niet opsluiten in eigen ideeën en gewoonten, maar is ruim en open op de wereld zodat het kan openbreken.
Verkondigen is geen éénmanswerk, maar moet gebeuren in verbondenheid met anderen en met G-d. Twee aan twee gezonden worden, is ook teken van een gezantschap dat van de waarheid getuigt. Wij treden dus niet op in eigen naam maar als gezondenen, in opdracht van. Dat leidt enerzijds tot bescheidenheid, en anderzijds tot grenzeloos vertrouwen.
Neem geen reiszak en geen geld mee. Om te getuigen zijn er geen dure reclamecampagnes, geen trucjes nodig, maar eenvoud en soberheid.
En nog één raad: kies niet voor oppervlakkig contact. "Als je ergens binnengaat, blijf dan daar." Het is langsheen de persoonlijke ontmoetingen – die vertrouwen, schroom en tijd vragen – dat het evangelie wordt verkondigd.
Ga! Trek erop uit en kom terug samen om je vreugde-volle ervaringen te delen.
Lc.14,25-33 (4/09/2022)
[Jezus trok verder naar Jeruzalem en] velen trokken met hem mee. Hij keerde zich naar hen toe en zei: “Wie dichter bij mij wil komen, maar zich niet losmaakt van zijn vader en moeder, van zijn vrouw en kinderen, van zijn broers en zussen, meer nog: van zichzelf, kan onmogelijk mijn leerling zijn. En wie zijn [op deze weg onvermijdelijke] kruis niet draagt en mij volgt op mijn weg, kan onmogelijk mijn leerling zijn.
Want wie van jullie die een toren wil bouwen, zal niet eerst er bij gaan zitten om de kosten te berekenen en te weten of hij hem wel zal kunnen afwerken? Anders legt hij misschien het fundament, maar is niet in staat het werk te voltooien, en begint al wie dit ziet hem te bespotten: “Die mens begon te bouwen, maar was niet in staat het te voltooien!”
Of welke koning die ten strijde trekt tegen een andere koning, zal niet eerst er bij gaan zitten om te beraadslagen of hij met tienduizend man in staat is op te trekken tegen de twintigduizend die op hem af komen? Anders zal hij, wanneer ze nog ver zijn, een gezant uitsturen en vragen naar de voorwaarden tot vrede.
Zo kan elk van jullie die niet loskomt van alles wat hem toebehoort, mijn leerling niet zijn.”
Je kunt er maar beter eerst eens bij nadenken, als je Jezus wil volgen. Heb je dat al eens gedaan? Misschien is vandaag – nu – een goede gelegenheid!
Eigenlijk staat er iets preciezers dan ‘Jezus volgen’. Er staat ‘dichter bij hem komen’. Je kunt blijkbaar ook van op een afstand volgen. Dat is wat (toen en nu) vaak gebeurt. Is het dat wat jíj wil? Als je ervoor kiest – ja, het is een kéuze – dichter bij Jezus te willen komen, neem dan wel voluit in rekening dat dat daad-werkelijke consequenties heeft voor je leven.
Jezus heeft het daarbij vooral over ‘losmaken’: je vrij maken van allerlei besognes waar ‘een normaal mens’ mee bezig is. Soms zal dat letterlijk betekenen je van die zorgen te ontdoen; in veel gevallen zal dat eerder betekenen dat je gewoon blijft doen wat je moet doen, maar met wat meer vertrouwen.
Ook spreekt Jezus hierbij over ‘het kruis’. Consequentie van de liefde is immers het lijden(!). Jezus van nabij volgen, zal immers betekenen: vér gaan in de liefde, zeer ver … en dan is ook het lijden daaraan onvermijdelijk.
Je kunt er toch maar beter eerst eens bij nadenken …
Lc.13,1-9 (22/10/2022)
Terwijl Jezus hierover bezig was, waren er onder de aanwezigen die hem vertelden over de Galileeërs van wie [de romeinse landvoogd] Pilatus het bloed vermengd had met dat van hun offerdieren. Jezus antwoordde hun: “Denken jullie dat deze Galileeërs grotere zondaars waren dan de anderen, omdat ze dit hebben moeten lijden? Neen!, zeg ik jullie, maar als jullie je niet bekeren, zul je allen op dezelfde manier omkomen. Of die achttien die stierven toen de toren bij de Siloam [een vijver in Jeruzalem] op hen viel. Denken jullie dat zij schuldiger waren dan de andere bewoners van Jeruzalem? Neen!, zeg ik jullie, maar als jullie je niet bekeren, zul je allen op dezelfde manier omkomen.”
Hij vertelde nu deze gelijkenis: “Iemand had in zijn wijngaard een vijgenboom geplant. Hij kwam er vruchten aan zoeken, maar vond er geen. Hij zei tegen de wijngaardenier: “Kijk, drie jaar kom ik nu al vruchten zoeken aan deze vijgenboom, maar vind er geen. Hak hem uit. Waartoe zou hij nog de grond verder uitputten!” Maar de wijngaardenier antwoordde hem: “Heer, laat hem nog dit jaar … Ik zal eerst nog eens de grond bewerken en bemesten. Als hij dan vruchten draagt … En indien niet, hak hem later dan maar uit.””
Komen ze met hun verhalen bij Jezus om hem uit zijn tent te lokken, om hem kleur te laten bekennen? Het is niet duidelijk. Feit is wel dat de reactie van Jezus op een ander aspect ingaat. Wat Jezus doet is de blikrichting veranderen. Hij verhindert zijn gesprekpartners om vanop een afstand over het probleem van lijden en schuld bij anderen na te denken, en te praten alsof ze toeschouwers zijn van het leven. In de geschiedenis van G-d met zijn mensen, met de wereld kan je geen toeschouwer zijn. Je maakt er deel van uit. Het gaat voor Jezus niet over de vraag hoe de ander geleefd heeft, dat hen dit is overkomen. Het gaat over jou. Jij zal je moeten bekeren. Jij zal moeten worden wie je ten diepste bent, mens, geschapen en gekend door G-d. En daarnaast: doen wat er van je verwacht wordt. Zó leven dat je vruchten voortbrengt.
Een joodse leraar zei ooit: de grote schuld van de mens is niet gelegen in de zonden die hij begaat. De grote schuld van de mens is, dat hij zich elk moment kan bekeren en het niet doet!
Lc.17,26-37 (11/11/2022)
“Zoals het gebeurde in de dagen van Noach, zo zal het ook zijn in de dagen van de mensenzoon: Ze aten en dronken, ze huwden en werden gehuwd, tot op de dag dat Noach binnenging in de ark en de overstroming kwam die allen verdelgde.
En zoals het gebeurde in de dagen van Lot: Ze aten en dronken, kochten en verkochten, ze plantten en bouwden, tot op de dag dat Lot wegtrok uit Sodom en het vuur en zwavel regende die allen verdelgde.
Zo zal het zijn op de dag dat de mensenzoon wordt geopenbaard. Op die dag: Wie op het dak is, terwijl zijn goederen in huis zijn, moet niet naar beneden om ze mee te nemen; of wie op het veld is, moet ook niet omkeren naar wat achter hem ligt. Her-inner je de vrouw van Lot [die bij hun vlucht uit Sodom achteromkeek en versteende].
Wie ook maar tracht zijn leven te redden, zal het verliezen; maar wie zijn leven verliest, zal het tot leven wekken!
Ik zeg jullie: In die nacht zullen er twee zijn in één bed: de één zal worden meegenomen, de ander achtergelaten. Er zullen er twee aan het malen zijn op één plek: de één zal worden meegenomen, de ander achtergelaten. Er zullen er twee zijn op het veld: de één zal worden meegenomen, de ander achtergelaten.
Zij reageerden: “Waar, Heer?” Hij zei hen: “Waar het kadaver ligt, verzamelen zich de gieren.”
Naar het einde van het liturgisch jaar toe (het nieuwe begint op 27 nov., met de 1ste zondag van de Advent) reikt het leesrooster ons een aantal teksten over ‘de eindtijd’ aan. Die zijn vaak niet zo makkelijk te begrijpen. Niemand weet immers hoe ‘het einde’ er zal uit zien, en daarom grijpt men naar apocalyptische beeldtaal. Toch duikt dit telkens weer op, iedere keer als het zwaar fout lijkt te gaan met de wereld (klimaat, virus, crisis, …). Daarom kun je dit soort taal ook vandáág horen – én daarom is het misschien ook goed dat we vandáág déze Évangelieteksten horen. Want er staan dus wel dit soort teksten in, maar Jezus reageert er eens te meer ánders dan doorsnee op! Leerrijk dus voor ons!
(Deze inleiding geldt voor de komende 2 weken.)
Jezus wil zijn leerlingen waarschuwen én hen er klaar voor maken dat er ‘zwaar weer’ zál komen.
Of hij zelf er ‘het einde der tijden’ mee bedoelde, is niet zo duidelijk: zowel zijn eigen tijd was nogal apocalyptisch van sfeer door de dreiging van de Romeinse bezetting, als de tijd – zo’n 50 jaar later – waarin het Evangelie werd neergeschreven en er al vervolging van de christenen was.
Ik vermoed dat Jezus zou antwoorden dat het er eigenlijk niet echt toe doet! Over ‘het einde der tijden’ weten we immers niets; dat er ‘zwaar weer’ komt weten we wél, want … dat is van álle tijden.
“Waar”, vraagt men dan? Goeie vraag, die ongetwijfeld ook op onze lippen ligt (of eerder nog in de verscholen angst van ons hart). Jezus antwoord eens te meer met een ‘simpel’ beeld uit de natuur. Onheil concentreert zich tot onleefbare puinhopen waar doodsheid de bovenhand haalt. In onze ‘o zo levendige maatschappij’ is er heel veel doodsheid. Durven wij die zien? En durven wij ándere keuzes maken? Zoniet mag het ons niet verbazen dat de gieren zich verzamelen …
Lc.19,45-48 (18/11/2022)
Hij ging binnen in de tempel en begon de kopers en verkopers buiten te drijven:
“Er is geschreven: Mijn huis zal een huis van gebed zijn [Jes.56,7], maar jullie hebben er een rovershol van gemaakt!”
Elke dag gaf hij onderricht in de tempel. De tempeloversten en de schriftgeleerden zochten hem te doden, zo ook de leiders van het volk, maar zij vonden niet wat ze konden doen, want heel het volk hing aan zijn lippen.
Wat moet het Jezus toch verdriet gedaan hebben – dat lazen we ook gisteren – hoe dat “huis van mijn vader”, zoals hij het als 12-jarige had genoemd, werd versjacherd tot een plaats van persoonlijk gewin. Hij had er zelf van kindsbeen af zijn God en Vader ontmoet en leren kennen, en nu hij volwassen was, vond hij het de uitgelezen plek om onderricht te geven aan de mensen, opdat ze G-d zouden leren kennen.
Maar was de tempel zoals ze nu geworden was, met het soort van marktplein met allerlei spullen die je zogezegd nodig had – vooral moest kópen – gericht op die ontmoeting?
We moeten voorzichtig zijn met een al te letterlijke toepassing van dit gebeuren naar onze tijd. Wel nuttig is de vraag welke ballast wij meeslepen in onze geloofsbeleving. Wat ‘verkopen’ wij onder de noemer ‘noodzakelijk’, terwijl ze misschien enkel een historisch gegroeid aanhangsel zijn?
Het vraagt wat moed om dat te durven zien: innerlijk zul je veel weerstand hiertegen hebben – dat ervaarden de tempeloversten; als je dat ook uiterlijk verkondigt … tja, dan kan het je je kop kosten – dat ervaarde Jezus.
Lc.10,25-37 (9/10/2023)
25 Toen stond er een zekere wetgeleerde op
en vroeg Jezus, om hem uit te testen:
“Meester, wat moet ik doen
om deel te krijgen aan het eeuwig leven?”
26 Jezus antwoordde hem:
“In de wet, wat staat daar geschreven?
Hoe lees jij dat?”
27 Hij antwoordde nu en zei:
“Je zult de heer, je God, daadwerkelijk liefhebben,
uit heel je hart en heel je wezen,
uit heel je kracht en heel je verstand,
en je naaste [de mensen rondom je] zoals jezelf.” [Deut.6,5; Lev.19,18]
28 Jezus zei:
“Terecht heb je dit geantwoord.
Doe dit en je zult leven.”
29 De wetgeleerde wilde echter zijn vraag verduidelijken
en vroeg Jezus daarom nog:
“Wie is ‘mijn naaste’?”
[“Wie is er vervat in ‘de mensen rondom mij’?”]
30 Toen vertelde Jezus het volgende:
Op zekere dag ging iemand van Jeruzalem naar Jericho.
Onderweg werd hij door rovers overvallen.
Ze schudden hem uit en sloegen hem
en lieten hem halfdood achter.
31 Toevallig kwam nu ook een priester op dezelfde weg.
Toen hij de man in de gaten kreeg,
ging hij hem aan de andere kant van de weg voorbij.
32 Ook kwam er een tempelbedienaar langs.
Hij ging kijken,
maar ging hem ook aan de andere kant van de weg voorbij.
33 Nu kwam er een Samaritaan [vreemdeling] op reis bij die plek.
Hij zag de man en raakte diep bewogen.
34 Hij kwam tot bij hem,
verbond zijn wonden en goot er olie en wijn over.
Dan tilde hij hem op zijn eigen rijdier,
bracht hem naar een herberg
en zorgde voor hem.
35 ’s Anderendaags gaf hij twee daglonen aan de herbergier
en zei hem:
“Verzorg hem, en als je meer moet besteden:
ikzelf zal het je bij mijn terugkomst betalen.”
36 Wat denk je:
Wie van deze drie is de naaste geworden
[Wie van deze drie heeft gestaan rondom …]
van de man die in de handen van de rovers viel?”
37 De wetgeleerde antwoordde:
“Degene die hem barmhartigheid heeft gedaan.”
Jezus zei nu tegen hem:
“Ga, en jij, doe evenzo!”
Over ‘barmhartigheid’ zijn boekenplanken vol geschreven. Het stukje Evangelie van vandaag wil geen nieuwe visie op barmhartigheid toevoegen, maar wel uitdagen om het woord daad-werkelijk te beleven. Barmhartigheid doen maakt je immers tot even-mens, tot naaste.
Ons woord barmhartigheid is een vertaling van het Latijnse misericordia en betekent: een hart voor de armen hebben of een hart voor het arme en verweesde, voor het ellendige en zwakke in mij en in de ander. Barmhartigheid is een levenshouding die gekenmerkt wordt door het drieluik: ‘zien, bewogen worden en in beweging komen’ (in die volgorde). Het begint met zien - zien wie de ander is, er aandacht voor hebben en je voor die ander openstellen. Vervolgens moet je jezelf laten raken, de ander binnenlaten in je hart. De ander merkt er écht iets van als je ten slotte in beweging komt en deze wellicht vreemde ander, tot je naaste maakt. Het is dus nooit alleen een soft gedachtegoed, maar het is een actief woord dat vraagt om gedaan te worden.