Verbonden Leven

Lc.7,36-50 (16/09/2021)

Iemand van de Farizeeën verzocht Jezus nu bij hem te komen eten. Toen hij bij het huis aankwam, ging hij aan tafel aanliggen.
Maar kijk! Een vrouw die in de stad als zondares bekend stond, bemerkte dat Jezus in het huis van de Farizeeër was. Ze nam een albasten kruikje geurige balsem mee en ging wenend achter hem, bij zijn voeten staan. Haar tranen maakten zijn voeten nat en met haar hoofdhaar droogde ze die af. Ze kuste zijn voeten liefdevol en zalfde ze met de balsem.
De Farizeeër die hem uitgenodigd had, zag dit en dacht bij zichzelf: ‘Als die man een profeet was, dan zou hij weten wie en wat voor iemand die vrouw is die hem aanraakt. Hij zou toch moeten weten dat ze een zondares is!’
Jezus antwoordde hem door te zeggen: “Simon, ik wil je iets zeggen.” “Spreek, meester!”, zei hij. Een zekere geldschieter had twee schuldenaars. De ene was hem vijfhonderd daglonen schuldig, de andere vijftig. Omdat ze niets hadden om te betalen, schonk hij het hen beide uit genade.”
“Zeg mij eens, wie van hen beide zal hem meest daadwerkelijke liefde tonen?”
Simon antwoordde: “… Ik vermoed degene aan wie hij het meest geschonken heeft …?”
Jezus zei: “Je oordeel is juist.” Zich nu omkerend naar de vrouw, ging hij verder tegen Simon: “Zie je deze vrouw? ben in jouw huis binnengekomen, maar water om mijn voeten te verfrissen heb jij mij niet gegeven. Zij echter heeft met haar tranen mijn voeten nat gemaakt en ze met haar haren afgedroogd. Een kus heb jij mij niet gegeven, maar zij heeft sinds ik binnengekomen ben onophoudelijk mijn voeten liefdevol gekust. Mijn hoofd heb jij niet met olijfolie gezalfd, maar zij heeft mijn voeten gezalfd met geurige balsem.”
“Om die genade zeg ik je: Haar vele zonden zijn haar vergeven. Bewijs daarvan is dat zij veel daadwerkelijke liefde heeft getoond. Wie weinig vergeven wordt, toont weinig daadwerkelijke liefde.”
Nu zei Jezus tot de vrouw: “Je zonden zijn je vergeven.” De andere tafelgenoten begonnen onder elkaar te mompelen: “Wie is die man, dat hij zonden vergeeft?” Maar hij zei verder tot de vrouw: “Deze daad van innerlijk vertrouwen heeft je behoed. Ga heen tot vrede!”

Het handelen van de vrouw staat haaks op de ‘normale’ gang van zaken: zij dringt ongevraagd binnen in een gezelschap van mannen. Ze wast, zalft en kust Jezus’ voeten. Simon denkt er het zijne van. Het ergert hem (en ook de anderen in huis). Jezus laat de vrouw doen. Hij veroordeelt haar niet. Hij staat open en is ontvankelijk voor wat er gebeurt. Wat deze vrouw doet is – in zijn ogen – authentiek en getuigt van daadwerkelijke liefde. (Simon zou er iets van kunnen leren.)
Zo houdt Jezus – met evenveel liefde als voor de vrouw – Simon een parabel voor (waaruit hij onmiddellijk de juiste conclusies trekt). Ook Simon wordt niet afgewezen integendeel, hij krijgt kansen om te groeien. Langsheen het gebeuren met deze vrouw wil Jezus hem de ogen openen: ‘Zie je deze vrouw?’. ‘Zie je écht? Zie je wat je eerder nog niet zag?’
Hij krijgt de kans om te zien en zich om te keren, niet naar een rabbi zoals hij die zich had voorgesteld, maar naar een G-dmens die aan álle mensen bevrijding schenkt. Het enige dat hij daarvoor vraagt, is dat je je om-keert, ziet en daadwerkelijk liefhebt.