Verbonden Leven

Lc.2,22-(31-)40  (2/02/2024) 

22    Toen de dagen van hun reiniging vervuld waren
       [40 dagen na de geboorte],
       brachten zij hem naar Jeruzalem
       – volgens de wet van Mozes [Lev.12,1-8]
       om hem voor te stellen aan de Heer.
23    – Zoals geschreven staat in de wet van de Heer [Ex.13,2-15]:

       Al het eerstgeborene van het mannelijk geslacht
       aan de Heer worden toegewijd. –

24    en om – volgens de wet van de Heer –
       de offerande te brengen:
       een koppel tortels of twee jonge duiven.
       [= zoals voor armen was bepaald]
25     Kijk!
       In Jeruzalem woonde iemand die Simeon heette.
       Hij was een rechtvaardige en een toegewijd gelovige man
       die uitzag naar de vervulling voor Israël [de messias]
       en de heilige Geest was met hem.
26    Het was hem door de heilige Geest geopenbaard
       dat hij niet zou sterven
       voor hij de gezalfde[christos/messiah] van de Heer
       zou hebben gezien.
27    In die geest kwam hij naar de tempel
       en toen zijn ouders de boreling Jezus binnenbrachten
       om de gewoonten van de wet aan hem te voltrekken,
28    ontving ook hij het in zijn armen.
       Hij loofde God en zei:
29    “Nu maak jij je dienaar vrij, in vrede, meester
       – volgens jouw woord.
30    Want mijn ogen hebben jouw bevrijding [soteria] gezien
31    die jij bereid hebt voor alle volken:
32    een licht, tot verlichting van de volken
       en tot heerlijkheid van jouw volk Israël.”
33    Zijn vader en moeder stonden verwonderd
       over wat er van hem werd gezegd.
34    Simeon zegende hen
       en zei tegen Maria:
       “Kijk! Deze ligt hier
       tot val en opstanding van velen
       en tot teken dat weersproken wordt,
35    zodat de innerlijke overwegingen van velen
       aan het licht zullen komen.
       – En ook je eigen ziel
       zal door een zwaard worden doorboord.”
36    Er was ook een profetes: Hanna,
       dochter van Fanuël, van de stam van Aser.
       Ze was hoogbejaard:
       na haar meisjesjaren had ze zeven jaar met haar man geleefd.
37    Nu was ze een weduwe van ongeveer vierentachtig jaar.
       Nooit ging ze weg van de tempel
       en ze diende de Heer nacht en dacht
       met vasten en gebed.
38    Juist op dat moment kwam zij er bij staan.
       Antwoordend, loofde zij God
       en sprak over hem
       tot al wie uitzag naar de verlossing van Jeruzalem.
39    Toen ze alles volgens de wet van de Heer hadden volbracht,
       keerden ze terug naar Galilea,
       naar hun stad, Nazaret.
40    Het kindje groeide op en werd gesterkt,
       het werd vervuld van wijsheid
       en de genade van God was met hem.

We staan even stil bij die eenvoudige, maar boeiende figuur van Simeon. zijn gebed – bekend in z’n Latijnse woorden ‘Nunc dimittis’ – wordt in de getijden elke avond bij de dagsluiting gebeden. Het is een gebed van overgave, maar geen overgave in het ijle, maar in een dankbare vervulling.
We kunnen nu denken dat dat voor hem makkelijk was. Als je een mooie leeftijd bereikt en de vervulling van je leven onder ogen mag zien, dan lijkt het niet zo moeilijk om dankbaar te zijn. Maar dan vergeten we dat dit mooie orgelpunt er maar komt na een heel leven.
Die ‘vervulling’ aan het eind ‘zag’ hij in een kleine baby. Daar was dus eigenlijk niet zoveel te zien! Maar hij had léren kijken. Hij had zich in zijn leven láten vervullen door de Geest en hij had zich láten drijven door die Geest. Het is dan pas – doorheen dat levenslange groeiproces – dat hij kan zeggen: nu is alles Go(e)d, nu ‘zie’ ik G-ds Heil.

Misschien kunnen wij samen met hem bidden …
(met een voor de gelegenheid wat poëtischer vertaling:)

Nu maak Jij vrij je dienaar, Heer,
jouw Woord getrouw geef Jij hem vrede.
Nu mogen mijn ogen aanschouwen
het Heil dat Jij hebt bereid voor jouw mensen,
het Licht dat heel jouw volk doet stralen.