Lc.21,1-4 (22/11/2021)
Jezus keek op [zittend in de voorhof van de tempel met zijn leerlingen] en zag de rijken hun gaven in de offerschaal werpen. Maar hij zag ook een arme weduwe die er twee kopermuntjes in wierp. En hij zei:
“Naar waarheid, ik zeg jullie: Die arme weduwe heeft het meest van allen erin geworpen, want zij wierpen iets uit hun overvloed bij de gaven, maar deze vrouw, vanuit haar tekort, wierp alles wat ze had erin: haar leven!”
Leven vanuit je tekort …
Je schamelheid erkennen; je geen illusies maken over je eigen kunnen en hebben; wéten dat wat je hebt en doet het uiteindelijk niet zullen redden; wéten dat je leven – en vooral je Léven – van élders moet komen, dat je dat alleen kunt ontvángen; en dat ontvangen alleen kan met open, lege handen …
Het kan allemaal mooi klinken, maar het is aartsmoeilijk – zo blijkt toch (of voor jou niet soms?).
En toch is het dát wat Jezus hier aanwijst als een levengevende weg. Hij prijst niet de armoede van die vrouw, hij prijst haar overgave. (En bemerk dat er ook geen hele rij armen staat aan te schuiven om hetzelfde te doen!)
Zou ík ‘alles wat ik heb’, net ook als ik denk dat dat maar weinig is, aan G-d willen schenken, in het vertrouwen dat hij er wel het zijne zal mee doen voor de opbouw van zijn Koninkrijk? En wat als ‘dat weinige dat ik heb’ eens zou zijn: mijn tijd, mijn gezondheid, mijn hart, mijn engagement, mijn geld, mijn idee, …
Lc.5,17-26 (6/12/2021)
Eens was Jezus aan het onderrichten. Er waren farizeeën en wetsleraren gekomen uit alle dorpen van Galilea en Judea en uit Jeruzalem. En de geestkracht tot heling was in hem.
Kijk! Er waren enkele mannen die op een draagbaar iemand droegen die verlamd was. Ze probeerden hem binnen te dragen en onder zijn aandacht te brengen. Maar door de menigte vonden ze geen doorgang om hem binnen te dragen. Daarom gingen zij het dak op en lieten hem op de draagbaar neer, door de daktegels heen, vlak voor Jezus.
Bij het zien van hun vertrouwen, zegt hij tegen hem: “Je zonden zijn je vergeven.” De schriftgeleerden en farizeeën begonnen onderling te discussiëren: “Wie is hij wel, dat hij zo godslasterlijk spreekt? Wie kan zonden vergeven behalve God alleen?” Maar Jezus onderkende hun redeneringen en vroeg hun: “Wat redeneer je daar in je hart? Wat is makkelijker te zeggen: ‘je zonden zijn je vergeven’ of ‘sta op en loop’? Welnu, zodat jullie zouden weten dat de mensenzoon volmacht heeft op aarde zonden te vergeven, ik zeg je – zei hij nu tegen de verlamde: Sta op, neem je draagbaar en ga naar huis.”
En onmiddellijk stond hij voor aller ogen op, hij nam op waar hij eerst op neerlag, vertrok naar huis en verheerlijkte God. Ontzetting beving allen en zij verheerlijkten God. Zij werden vervuld van vrees: “Vandaag hebben wij onverwachtbare dingen [paradoxen] gezien!”
Wat willen ze nu weer met mij doen? Best dat ik mijn vrienden heb die mij brengen waar ik moet zijn, want zelf kan ik dat niet. Maar soms brengen ze me ook waar ik níet wil zijn, en daar heb ik geen verweer tegen. Zo gaat dat als je verlamd bent.
Nu dragen ze me door een menigte – hoe beschamend en benauwend. En kijk, nu willen ze met mij nog het dak op! Kun jij je ook maar enigszins voorstellen hoe het voelt als ze je op zo’n al wankele draagbaar aan vier koorden naar beneden laten en al dat volk daarop staat te gapen?
En dan beginnen ze daar boven je hoofd – letterlijk en figuurlijk – een of andere idiote discussie. Laat mij alsjeblief toch gerust! Heb ik nog geen miserie genoeg?
En dan zegt één van die discusieerders – dan toch één iemand die tegen míj spreekt –: “Je zonden zijn vergeven.” Wat is dat nu voor iets? Ik weet ook wel dat ik zondig, maar dat hoeft hij hier niet publiekelijk te verkondigen! Wat doet dat er hier toe? Maar vreemd genoeg lijken die woorden van hem wel iets in mij te doen. Ze lijken toch iets los te maken van waar ik in vast zat. Ze lijken mij vrij te maken en te bevrijden van wat mij verlamt. Zijn tweede woord is dan ook ‘slechts’ een bevestiging van zijn eerste: “Sta op en loop!” En dat doe ik …
… dankzij mijn vrienden die mij brachten waar ik niet wou of niet kon, maar waar zíj wel het vertrouwen in hadden …
Lc.3,10-18(12/12/2021)
De menigte vroeg nu aan Johannes de doper: “Wat moeten wij dan doen?” Hij gaf hen als antwoord: “Wie twee stel onderkleren heeft, moet delen met wie er geen heeft, en wie eten heeft, moet hetzelfde doen.”
Er kwamen ook tollenaars om zich te laten dopen. Ook zij vroegen hem: “Meester, wat moeten wij doen?”
Tegen hen zei hij: “Vorder niet meer dan jullie is voorgeschreven.”
Ook soldaten vroegen hem: “En wij, wat moeten wij doen?” Tegen hen zei hij: “Je mag niemand uitschudden of afpersen. Wees tevreden met je soldij.”
Het volk koesterde een verwachting en vroeg in hun binnenste af of Johannes soms de Gezalfde [christos / messiah] zou zijn. Johannes antwoordde openlijk:
“Ik, ik doop jullie wel met water, maar er komt een sterkere dan ik, van wie ik niet eens geschikt ben om de riem van zijn sandalen los te maken. Hij zal jullie dopen in heilige geest en vuur! Hij heeft de wan [dorsvlegel] in zijn hand om zijn dorsvloer grondig te zuiveren. Het graan zal hij bijeenbrengen in zijn schuur en het kaf zal hij verbranden in onblusbaar vuur!”
Zo en op andere wijzen spoorde hij hen aan en verkondigde het volk de goede boodschap.
In onze maatschappij is er niet veel ruimte voor het heilige, laat staan voor de levende G-d. Ik vraag mij daarom wel eens af welk soort inspirerende profeet (voorganger) onze westerse mentaliteit kan doen keren: een figuur die ons wakker schudt uit onze comfortabele zelfgenoegzaamheid, of een zachte leider, vol deemoed, weg-wijzend van zichzelf die zo de verwachting van iets nieuw hooghoudt? Of is het een combinatie van beiden?
Als er ruimte vrij komt om die profeet met z’n oproep tot delen, tevredenheid en intense luisterbereidheid toe te laten, dan kan ook G-ds Woord klinken, én borrelt er gegarandeerd een grote creativiteit op om de altijd onverwachte en zich anders aandienende G-d te begroeten: Misschien in een kind, misschien in een ontmoeting met de meest kwetsbare, misschien in een ….
Zou het enkel een kwestie zijn van enkele weken wachten? Of laat ik met uitdagen om de onnodige muren af te breken en het onbeschermde toe te laten, me te laten raken door de vragen en noden van rafelrandmensen? Misschien is het wel daar, op die plek dat G-d zich aandient?
Lc.18,9-14 (26/03/2022)
Met het oog op sommigen die van zichzelf vertrouwden dat ze integer waren en neerkeken op de rest, vertelde Jezus nu deze gelijkenis:
“Twee mensen gingen op naar de tempel om te bidden. De ene was een farizeeër, de andere een tollenaar. De farizeeër ging staan en bad over zichzelf: “God, ik dank je dat ik niet ben zoals de andere mensen: grijpgraag, onrechtvaardig, overspelig, … of zoals die tollenaar. Ik vast twee maal per week en ik sta een tiende van al mijn inkomsten af.” De tollenaar bleef op een afstand staan, hief zelfs zijn ogen niet naar de hemel, maar sloeg zich op de borst: “God, wil je verzoenen met mij, zondaar die ik ben.”
Ik zeg jullie: Híj keerde naar huis terug integer geworden, en niet de ander. Want ieder die zichzelf groter maakt, zal kleiner worden, en wie zichzelf kleiner maakt, zal groter worden.”
Het lijkt van alle tijden te zijn, je beter voelen dan de anderen. Heb jij dat niet? Pas op wat je antwoordt, want Jezus, aan wie je de mens niet moest leren kennen, kiest duidelijk voor degene die dit kan erkennen.
Het lijkt zelfs een cruciaal punt te zijn in zijn omgang met mensen. Waarom zien we hem zo vaak met ‘tollenaars en zondaars’ omgaan en zijn de meeste genezingen voorbehouden voor mensen die maatschappelijk aan de kant staan, terwijl hij regelmatig uitvaart tegen ‘de schriftgeleerden en farizeeën’ dat ze eigengerechtig bezig zijn? Aan beide kanten zal het wel wat te eenzijdig voorgesteld zijn – in de uitzonderingen zie je trouwens best wat hier bedoeld wordt – maar het onderscheidende punt zit hem precies in dat kunnen erkennen van de eigen kleinheid, vaak verborgen achter allerlei menselijke camouflagetechnieken.
Wat zou Jezus te bieden hebben aan iemand die leeft alsof hij geen G-d nodig heeft?!
Lc.12,32-48 (7/08/2022)
Wees niet bang, kleine kudde, want het is de innige wens van de Vader jullie het koninkrijk te geven.
Verkoop wat je bezit, geef in gulle barmhartigheid, maak beurzen die niet vergaan: een schat in de hemel die niet opraakt en waar geen dief aan kan of geen mot hem aantast. Want waar je schat is, daar zal ook je hart zijn.”
“Laat jullie lendenen omgord zijn [klaar voor het werk] en jullie lampen brandend [waakzaam op wat komt]. Wees als mensen die hun heer, die terugkomt van een feest, verwachten en onmiddellijk open doen wanneer hij aanklopt.
Gezegend de dienaars die de heer wakende vindt wanneer hij thuiskomt. Zeker, zeg ik jullie: Híj zal zich omgorden, hen aan tafel uitnodigen en hen bedienen. Ja, zelfs als hij pas komt midden in de nacht, of misschien pas aan het einde van de nacht, gezegend de dienaars die hij zó vindt.”
“Maar weet goed: Als de heer des huizes geweten had op welk uur de dief kwam, dan had hij wel gewaakt en niet toegelaten dat er ingebroken werd in zijn huis. Wees ook jullie dus bereid [klaargemaakt én bereidwillig], want je weet niet op welk uur de mensenzoon komt.”
Petrus vroeg hem nu: “Heer, bedoel je deze gelijkenis voor ons alleen, of ook voor allen?”
De Heer antwoordde: “Wie zou die trouwe en verstandige huismeester zijn die de heer zal aanstellen over zijn personeel en die op de gepaste tijd hen het eten geeft dat hen toekomt? Gezegend de dienaar die zó bezig is wanneer de heer thuiskomt. Waarlijk, ik zeg jullie dat hij hem zal aanstellen over alles wat hij bezit.
Maar als die dienaar in zijn hart zegt: mijn heer neemt er de tijd van, en hij begint de knechten en meiden te slaan en eet en drinkt tot hij dronken wordt, dan zal de heer van die dienaar komen op een dag dat hij het niet verwacht en op een tijdstip dat hij niet kent; hij zal worden verwijderd van zijn heer en ondergaan het lot van de ontrouwen.
De dienaar die de wil van zijn heer heeft leren kennen, maar zich daar niet heeft op voorbereid en [die wil] gedaan, zal met vele slagen geslagen worden. Als hij die echter niet heeft leren kennen en heeft gedaan wat straf verdient, zal hij met weinig slagen geslagen worden.
Van ieder aan wie veel is gegeven, zal veel worden gevraagd; en aan wie veel is toevertrouwd, van hem zal veel worden geëist.”
De opdrachten die Jezus aan zijn leerlingen geeft, lijken vaak behoorlijk veeleisend. Laten we eerlijk zijn: ze zíjn veeleisend. Toch zegt Jezus heel bemoedigend: “Wees niet bang!” En dan voegt hij er iets aan toe wat we wellicht te vaak vergeten: G-d wíl ons zijn ‘koninkrijk’ geven! Hij verlangt niet liever dan dat die ‘hemel op aarde’ ook werkelijkheid kan worden. Hij staat er mee klaar om het ons zomaar ‘om niet’ te schenken.
Maar dan is de vraag natuurlijk – zoals Jezus het in tweede parabeltje vertelt – of ik er wel toe ‘bereid’ ben: ben ik er klaar voor – heb ik mij er klaar voor gemaakt? Dat G-d met zijn gave klaar staat, kan niet betekenen dat ik dan maar op mijn lauweren ga rusten en niets meer hoef te doen. Integendeel: Het vraagt van mij een actieve verantwoordelijkheid, voor mezelf, mijn medemensen en onze wereld. Er wordt mij immers veel in handen gegeven. Dat kan maar uitbloeien tot ‘G-ds koninkrijk’ als ik er ook veel mee doe!
Lc.12,49-53 (14/08/2022)
“Vuur ben ik komen werpen in de wereld, en hoe verlang ik dat het al oplaait!
Ik moet in een doop worden ondergedompeld en hoe ben ik erop gespannen tot die is volbracht.
Denken jullie dat ik vrede op aarde ben komen brengen? Nee, zeg ik jullie! Niets anders dan verdeeldheid! Vanaf nu zullen vijf in één huis verdeeld zijn: drie tegen twee, twee tegen drie. Verdeeld zullen zijn vader tegen zoon en zoon tegen vader, moeder tegen dochter en dochter tegen moeder, schoonmoeder tegen haar schoondochter en schoondochter tegen haar schoonmoeder.”
De weg van Jezus en het Evangelie is niet vrijblijvend. Sommige zaken zijn onverzoenbaar: dat er rafelrandmensen bestaan, is onverenigbaar met barmhartigheid; geldklopperij is onverenigbaar met rechtvaardigheid enz… Er zullen keuzes gemaakt moeten worden. Dat was in Jezus’ leven duidelijk en is nu niet anders. Het zijn vaak geen gemakkelijke en zeker geen evidente keuzes. Ze kunnen heel wat weerstand en tegenstand oproepen.
Is dat de doop die Jezus moet ondergaan? Is dat het vuur op aarde? Is dat de onderdompeling en de loutering waarbij je ook in benauwende situaties tegendraads vasthoudt aan wat voor jou in geweten rechtvaardig is? Is dat de moed om niet toe te geven aan een diep verlangen naar vrede met iedereen? Is dat de radicaliteit om niet te kiezen voor de zoete lieve vrede, die de verdeeldheid ontkent, maar wel voor de vrede, die de verdeeldheid heeft overwonnen?