Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Lc.17,20-25 (14/11/2024)
20 De Farizeeën vroegen hem nu
wanneer het rijk van God zou komen.
Hij antwoordde hen:
“Het koninkrijk van God komt niet zintuigelijk observeerbaar.
21 Je kunt niet zeggen:
Kijk, hier!, of: Kijk, daar!
Want het koninkrijk van God is binnenin jullie.”
22 Tegen zijn leerlingen zei hij nu:
“Er zullen dagen komen
dat jullie zullen wensen één dag van de mensenzoon te zien,
maar je zult die niet zien.
23 Men zal tegen jullie zeggen:
Kijk, hier!, of: Kijk, daar!
Ga daar niet heen; volg ze niet.
24 Want zoals de bliksem de hemel verlicht
van het ene eind tot het andere,
zo zal het ook zijn op de dag van de mensenzoon.
25 Maar eerst moet hij veel lijden,
verworpen worden door de mensen.”
De Farizeeërs stellen Jezus een eenvoudige vraag: "Wanneer komt het Koninkrijk van God?" Maar zijn antwoord is allesbehalve eenvoudig. Hij vertelt hen niet wanneer het koninkrijk zal komen, omdat dat voor hem niet de essentie is. Door de komst van het Koninkrijk vast te willen leggen in de toekomst, missen ze de werkelijke boodschap: het Koninkrijk is hier en nu, aanwezig in ieder van ons! We hoeven niet te wachten tot het koninkrijk komt; het is al aanwezig, diep van binnen in onze zielen. Jezus zegt: kijk niet naar de toekomst, zoek niet naar uiterlijke tekens. Kijk naar binnen, in jezelf. Het koninkrijk van G-d komt tot leven daar waar G-ds aanwezigheid zichtbaar wordt, zelfs in deze gebroken wereld. Te midden van de brokstukken ís hij, bemint hij en roept hij ons op.
Dit ‘aanwezig weten’ zal steeds vanzelfsprekender worden naarmate je je eraan overgeeft. Het zal de stille innerlijke vrede zijn die je drijft in alles wat je doet en laat.
Lc.17,26-37 (15/11/2024)
26 “Zoals het gebeurde in de dagen van Noach,
zo zal het ook zijn in de dagen van de mensenzoon:
27 Ze aten en dronken, ze huwden en werden gehuwd,
tot op de dag dat Noach binnenging in de ark
en de overstroming kwam die allen verdelgde.
28 En zoals het gebeurde in de dagen van Lot:
Ze aten en dronken,
kochten en verkochten, ze plantten en bouwden,
29 tot op de dag dat Lot wegtrok uit Sodom
en het vuur en zwavel regende die allen verdelgde.
30 Zo zal het zijn op de dag
dat de mensenzoon wordt geopenbaard.
31 Op die dag:
Wie op het dak is, terwijl zijn goederen in huis zijn,
moet niet naar beneden om ze mee te nemen;
of wie op het veld is,
moet ook niet omkeren naar wat achter hem ligt.
32 Her-inner je de vrouw van Lot
[die bij hun vlucht uit Sodom achteromkeek en versteende].
33 Wie ook maar tracht zijn leven te redden,
zal het verliezen;
maar wie zijn leven verliest,
zal het tot leven wekken!
34 Ik zeg jullie:
In die nacht zullen er twee zijn in één bed:
de één zal worden meegenomen, de ander achtergelaten.
35 Er zullen er twee aan het malen zijn op één plek:
de één zal worden meegenomen, de ander achtergelaten.
36 Er zullen er twee zijn op het veld:
de één zal worden meegenomen, de ander achtergelaten.
37 Zij reageerden: “Waar, Heer?”
Hij zei hen: “Waar het kadaver ligt, verzamelen zich de gieren.”
Gisteren lazen we over de zinloosheid van speculeren over hoe en wanneer de wereld zal vergaan. Laat die zorg los; het is tijdverspilling. Leef hier en nu, en kijk om je heen.
Vandaag waarschuwt de Evangelielezing ons om niet volledig op te gaan in de dagelijkse bezigheden van werken, slapen en ontspannen. Natuurlijk, deze dingen horen bij het leven, maar ze zijn niet het wezenlijke. Achter al deze activiteiten schuilt een veel diepere realiteit die we kunnen ont-dekken wanneer we ons leven richten op G-d.
Het is aan ons om te kiezen:
Weigeren we de plekken te zien waar doodsheid de overhand krijgt en ruimte krijgt om zich verder uit te breiden en steeds meer mensen aan te trekken? Dan zal er alleen meer ‘dood’ volgen.
Of hebben we het lef om te zien wat ‘doods’ is (geen leven geeft) in ons leven en het los te laten? Dan zal er ruimte komen om te Léven.
Lc.18,35-43 (18/11/2024)
35 Jezus naderde Jericho.
Een blinde zat langs de weg te bedelen.
36 Toen die de doortrekkende menigte hoorde,
vroeg hij wat er aan de hand was.
37 Ze zeiden hem dat Jezus van Nazareth voorbijkwam.
38 Hij schreeuwde:
“Jezus, zoon van David, ontferm je over mij!”
39 Degenen die voorop liepen
legden hem het zwijgen op,
maar hij schreeuwde nog luider:
“Zoon van David, ontferm je over mij!”
40 Jezus bleef staan
en beval
dat hij bij hem gebracht zou worden.
Toen hij naderbij gekomen was,
stelde hij hem de vraag:
41 “Wat wil je dat ik je doe?”
“Heer, dat ik weer kan zien!”
42 “Zie weer, zei Jezus,
je vertrouwen heeft je behoed.”
43 En onmiddellijk kon hij weer zien
en volgde Jezus, God lovend.
Iedereen die dit gezien had,
loofde God.
Wat mij in dit Evangeliefragment fascineert, is de kracht, de vastberadenheid, maar vooral het vertrouwen waarmee de blinde man voor zichzelf opkomt. Zijn vertrouwen in de bevrijdende en helende kracht van Jezus is zo groot dat hij, ondanks het feit dat hij telkens aan de kant gezet wordt, blijft volharden, zelfs wanneer anderen proberen hem het zwijgen op te leggen. Hij eist de aandacht op, omdat hij ‘weet’ dat G-d hem zal genezen. En dan gebeurt het: hij wordt gehoord en er volgt een kort gesprek. Zijn diepste verlangen om genezen te worden wordt uitgesproken, gehoord en vervuld. Je zou voor minder dankbaar zijn en meegaan met de man die dit verlangen tot vervulling heeft gebracht.
De vraag die we ons hierbij kunnen stellen, is of wij ons bewust zijn van ons diepste verlangen en of we realiseren waar we misschien genezing nodig hebben. En als we dat beseffen, durven we dan uit onze slachtofferrol te stappen en, tegen de stroom in, vol vertrouwen naar Jezus toe te gaan?
Lc.19,1-10 (19/11/2024)
1 Nu ging hij Jericho binnen en trok erdoor.
2 Kijk! Er was iemand die Zacheüs heette.
Hij was hoofdtollenaar en een rijk man.
3 Hij trachtte Jezus te zien, wie hij was,
maar het lukte hem niet door de menigte,
want hij was klein van gestalte.
4 Hij rende vooruit
en klom in een wilde vijgenboom
om hem toch maar te zien,
want Jezus zou daar langs komen.
5 En toen hij op die plaats was,
keek Jezus omhoog, zag hem, en zei tegen hem:
“Zacheüs, haast je, kom omlaag,
want vandaag moet ik in jouw huis verblijven.”
6 Hij haastte zich omlaag te komen
en ontving hem vol vreugde.
7 Allen die dit zagen, morden nogal:
“Hij is bij een zondaar binnengegaan
om er te verblijven!”
8 Maar Zacheüs ging voor de Heer staan en zei:
“Ziehier, Heer, de helft van alles wat ik heb,
zal ik aan de armen geven,
en als ik iemand iets heb afgeperst,
zal ik het viervoudig teruggeven.”
9 Nu zei Jezus tegen hem:
“Vandaag is vrijmaking aan dit huis gebeurd.
Ja, ook hij is een zoon van Abraham.
10 Want de mensenzoon is gekomen
om te zoeken en vrij te maken
wat verloren was.”
Bonhoeffer, de theoloog en verzetsstrijder die door de nazi’s werd vermoord, zei ooit: “Wie een mens veracht, zal nooit iets met hem kunnen beginnen. We moeten leren de anderen aan te zien, niet zozeer op hun doen en laten, maar op hun lijden.” Zo moet Jezus Zacheüs, de kleine man die zichzelf verachtte en gebukt ging onder het isolement van misprijzen, hebben aangezien. Jezus sprak hem aan op wie hij ten diepste was, op het zuiverste in hem. En Zacheüs liet zich aankijken. Hij liet zich raken en werd de mooie mens die hij in wezen was. Bevrijd kan hij nu van zichzelf delen en zorgt hij ervoor dat niemand nog te kort gedaan wordt.
Is het Jezus die deze verandering, deze bekering, bewerkstelligt? Of is het Zacheüs zelf die zijn keuze maakt en zijn leven voortaan over een heel andere boeg gooit? Het wonder van een intense ontmoeting, is nooit volledig te vangen. Maar één ding is zeker: uit een echte ontmoeting – het moment waarop je werkelijk gezien en gekend wordt – kom je altijd anders naar buiten dan toen je erin ging.
Lc.19,11-28 (20/11/2024)
11 Terwijl ze hiernaar luisterden,
voegde hij er nog een gelijkenis aan toe,
omdat hij dicht bij Jeruzalem was
en men dacht dat het koninkrijk van God
dan onmiddellijk openbaar zou worden:
12 “Iemand van hoge afkomst reisde naar een ver land
om het koningschap te ontvangen
en dan terug te keren.
13 Hij riep tien van zijn dienaren.
Hij gaf hen elk een trimesterloon met de opdracht:
Drijf daar handel mee totdat ik terugkom.
14 Zijn landgenoten echter haatten hem
en zonden een gezantschap achterna om te zeggen:
Wij willen niet dat deze man koning is over ons.
15 Toen hij nu terug kwam,
na het koningschap ontvangen te hebben,
liet hij de dienaren aan wie hij het geld had gegeven bij zich roepen
om te weten wie wat verhandeld had.
16 De eerste kwam bij hem en zei:
“Jouw trimesterloon heeft het tienvoudige voortgebracht.”
17 Hij zei tegen hem:
“Uitstekend, goede dienaar,
omdat je in het kleinste trouw bent geweest,
zul je gezag hebben over tien steden.”
18 Toen kwam de tweede en zei:
“Jouw trimesterloon heeft het vijfvoudige voortgebracht.”
19 Ook tegen hem zei hij:
“Ook jij krijgt het over vijf steden.”
20 Nu kwam een ander en zei:
“Ziehier jouw trimesterloon,
ik heb het bewaard, verborgen in een doek.
21 Ik was bang, omdat je streng bent:
je neemt wat je niet hebt gegeven,
je oogst wat je niet hebt gezaaid.”
22 Tegen hem zei de heer:
“Met je eigen woorden zal ik je oordelen, slechte dienaar.
Je meende dat ik een streng mens ben,
die neemt wat ik niet heb gegeven
en oogst wat ik niet heb gezaaid.
23 Waarom heb je mijn geld dan niet bij de bank gegeven,
zodat ik het bij mijn terugkomst met rente kon terugvorderen?”
24 Nu zei hij tegen de omstaanders:
“Neem dat trimesterloon van hem af
en geef het aan wie er tien heeft.”
25 Ze zeiden verbaasd: “Maar heer, hij heeft er al tien!”
26 Ik zeg jullie:
“Aan al wie heeft, zal gegeven worden,
en van al wie niet heeft, zal zelfs wat hij heeft weggenomen worden.
27 En daarnaast: Die vijanden,
die niet wilden dat ik koning over hen ben,
breng ze hier en slacht ze voor mijn ogen af.”
28 Hierna trok hij verder naar Jeruzalem.
Meestal lezen we deze parabel als een zelfstandig verhaal. Dat kan, maar dan vergeten we toch de context waarin Jezus die eigenlijk vertelt. Die staat letterlijk te lezen aan het begin: “Omdat men dacht dat het koninkrijk van God onmiddellijk openbaar zou worden.”
Eindtijdverwachtingen – die zijn er altijd geweest – roepen verwarring en angst op. Men weet niet hoe ermee om te gaan, en dat leidt vaak tot een verlamming, en zelfs verdoving: uit angst doet men maar niets, en om dat te verantwoorden doet men alsof er niets aan de hand is. Dit staat te lezen in de parabel (de derde dienaar), maar is even goed om je heen te zien. Hoe wanhopiger mensen worden, hoe meer ze zich opsluiten in hun cocon en zichzelf verstoppen.
Jezus’ parabel gaat daar lijnrecht tegenin. “Kom in actie! Doe iets! Bouw aan de wereld! Laat je niet verlammen. De komst van ‘het koninkrijk van G-d’ ligt mee in jouw handen!” En de bouwstenen daarvoor worden ons in de handen gelegd.
In onze eigen verwarrende tijden, zullen we de angst ons laten verlammen, of zullen wij aan de slag gaan?
Lc.19,41-44 (21/11/2024)
41 Toen Jezus al dichtbij was en de stad zag,
weende hij over haar:
42 “Als je toch maar zou inzien,
ook vandaag nog,
wat je vrede kan brengen …
Nu is het verborgen voor je ogen:
43 Er zullen dagen over jou komen
waarop je vijanden een wal om je heen zullen werpen,
je zullen omsingelen en langs alle kanten inklemmen.
44 Ze zullen jou en je kinderen verpletteren,
geen steen zullen ze op de andere laten,
omdat je niet hebt ingezien
het goede moment waarop naar jou werd omgezien.”
Waarom zijn mensen toch zo hardleers? – Dat was blijkbaar in Jezus’ tijd zo, maar is het nu anders? Mensen, hele steden en volken, gaan wegen die onheilzaam zijn en hen eigenlijk geleidelijk aan in het verderf storten. Het is te zien … maar ze zien het niet!
Er zijn veel verschillende reacties mogelijk op zo’n situatie. Veruit de meest ‘gekozen’ reactie is een bang en krampachtig het eigen hachje redden en zich opsluiten in een vermeend veilige cocon: “Het zal mijn tijd wel duren.” Daarnaast heb je ijverige wereldverbeteraars, onheilsprofeten en doemdenkers van allerlei soort. Door de eersten worden zij meestal de mond gesnoerd, omdat die boodschap hun cocon doorprikt. En – we moeten eerlijk zijn – het is inderdaad soms ook zo dat die ‘onheilsprofetieën’ té ver gaan. Dat is dan wellicht met de goeie bedoeling opdat er éindelijk zou geluisterd worden, maar heeft meestal het omgekeerde effect.
Hoe komen we bij een juistere houding, een die zich niet opsluit, maar zich ook niet overpakt? Kijken we naar Jezus: Hij weende …! Verdriet, uitgaande van een diepe liefde, om de mensen zal de juiste drijfveer zijn …