Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Lc.5,12-16 (10/01/2025)

12    Dit gebeurde toen hij in één van de steden [van Galilea] was:
       Kijk! Er was daar een man vol melaatsheid.
       Toen hij Jezus zag,
       viel hij voor hem neer en smeekte:
       “Als jij het wil,
       ben je in de kracht mij te reinigen!”
13    Jezus strekte zijn hand uit en raakte hem aan:
       “Ik wil: word gereinigd!”,
       en onmiddellijk verdween zijn melaatsheid.
14    Hij gebood hem
       het nog aan niemand te zeggen,
       maar zich te laten zien aan de priester
       en het reinigingsoffer te brengen [in de tempel in Jeruzalem!],
       zoals Mozes het geboden had [Lev.13-14],
       als getuigenis voor hen.
15    Maar eens te meer ging het gerucht over hem rond
       en velen kwamen samen om hem te horen
       en om door hem te worden geheeld
       van hun ziekten.
16    Hij echter trok zich telkens terug op eenzame plaatsen
       om te bidden.

Noch voor de melaatse noch voor Jezus blijkt het te gaan over wat ze zelf willen.
De melaatse man verwoordt het letterlijk: “Als jij het wil.” Hij legt zijn leven, zijn toekomst, volledig in Jezus’ handen. Wat hij zelf wil zou duidelijk zijn, maar hij durft te vragen of dat ook G-ds wil is? Hij vertrouwt zijn toekomst aan G-d toe.
En Jezus? Op het eerste zicht lijkt het of hij wel ‘zijn wil’ doet, wanneer hij zegt: ”Ik wil …” Maar als je doorleest tot het einde merk je dat het niet zijn persoonlijke wil is, maar de wil die hij op het spoor komt door zich terug te trekken in eenzaamheid en zich toe te wenden naar G-d. Daar, op die eenzame plaats, laat hij zijn wil richten. Zo is het niet langer zijn eigen wil maar wel de wil van G-d die door hem klinkt.
Is dit nu ‘evangelie’, is dit nu ‘bevrijdende boodschap’, G-ds wil laten voorgaan op de mijne? Bidden wij niet elke dag in het Onzevader “Uw wil geschiede” …?

Lc.3,15-16.21-22 (12/01/2025)

15    Het volk koesterde een verwachting
       en vroeg in hun binnenste af
       of Johannes soms de Gezalfde [christos / messiah] zou zijn.
16    Johannes antwoordde openlijk:
       “Ik, ik doop jullie wel met water,
       maar er komt een sterkere dan ik,
       van wie ik niet eens geschikt ben
       om de riem van zijn sandalen los te maken.
       Hij zal jullie dopen in heilige geest en vuur!

21    Nu gebeurde het
       dat toen heel het volk gedoopt werd,
       ook Jezus werd gedoopt.
       En toen hij aan het bidden was,
       werd de hemel geopend
22    en de heilige geest kwam op hem neer
       in een lichamelijke beeld als een duif.
       En er klonk een stem uit de hemel:
       “Jij bent mijn daad-werkelijk geliefde zoon,
       in jou heb ik vreugde.”

Mag ik je meenemen naar de Jordaan? Johannes de Doper en Jezus bevinden zich ook op de oever. Ze zijn geen vreemden voor elkaar. We horen Johannes tegen Jezus zeggen: “Zullen we …?” Zij aan zij lopen ze het water in.
Wij dalen mee de oever af. Het water doet deugd, is verkoelend. We worden ondergedompeld, de diepte in, koudere lagen stromen om ons heen, het water sluit zich even boven ons en lijkt ons mee te trekken. Een angstvlaag overspoelt ons. En dan bovenkomen, adem pakken, met diepe teugen, en een soort helderheid ervaren over wat ons te doen staat.
Weet jij wat het voor jou is? Jezus weet het: Hij kan niet langer wachten! Zijn angsten over ‘wat gaan ze van me denken, moet ik dit nu echt doen?’ zijn in het water achter gebleven. Morgen zal hij zijn vertrouwde thuis verlaten en beginnen rondtrekken om over die goddelijke Stem van waaruit hij leeft te vertellen. Kome wat komt. “In jou vind ik vreugde,” glimlacht de goddelijke Stem. Hij moet erop vertrouwen dat hij gedragen wordt, al heel lang, al altijd.

Lc.6,39-45 (2/03/2025) 

39    Hij vertelde hen nu enkele gelijkenissen:
       “Een blinde kan toch niet een blinde op weg leiden?
       Zullen beide dan niet in een put vallen?
40    Een leerling staat niet boven zijn leermeester.
       Maar als hij volgroeid zal zijn,
       zal hij zijn zoals zijn leermeester.
41    Maar wat kijk je naar de splinter in het oog van je broer
       als je de balk in je eigen oog niet opmerkt?
42    Of kun je tegen je broer zeggen:
       ‘Broer, laat me de splinter uit je oog weghalen’,
       als je de balk in je eigen oog niet ziet?
       Ondermaatse oordelaar! [hypocritès]
       Haal eerst de balk uit je eigen oog,
       dan [pas] zul je doorzicht hebben
       om de splinter uit het oog van je broer te halen.
43    Want een goede boom brengt geen rotte vruchten voort,
       en een rotte boom geen goede vruchten.
44    Want iedere boom wordt gekend aan de eigen vruchten.
       Want van doornstruiken verzamelt men geen vijgen
       en van braamstruiken oogst men geen druiven.
45    Een goed mens brengt goede vruchten voort
       uit de schat van zijn goede hart;
       een verdwaasd mens brengt dwaze vruchten voort
       uit de schat van zijn verdwaasd hart.
       Want waar het hart van vol is, spreekt zijn mond.”

In deze verzameling van enigszins losstaande spreuken, is er één iets wat onuitgesproken voortdurend aan de orde is: Wat is het om een leerling van Jezus te zijn? Of preciezer: wat is het om een leerling van Jezus te wórden?
Het moge duidelijk zijn dat niemand – toen of nu – als Christen geboren wordt. Zelfs als hij of zij als klein kind gedoopt wordt, is er een lánge weg te gaan.
De weg die in al deze verschillende aanwijzingen telkens herkenbaar is, is die van de zelfkennis. Het kritische zelfonderzoek maakt gaandeweg – en dat is onvermijdelijk met veel gestruikel en gesakker – onze blik opener en helderder, zowel naar onszelf toe als naar anderen toe.
Zelfkennis is in alle tijden en culturen ‘het begin van de wijsheid’ geweest. Aangezien voor Christenen de Wijsheid G-d zelf is, is zelfkennis de weg naar een Léven-In-G-d. Het kan enig pijnlijk werk noodzaken (de balk in het eigen oog, je weet wel), maar maakt je ‘gaandeweg’ vruchtbaar voor het Rijk G-ds.

Lc. 1, 39-56  (15/08/2020)

In die dagen reisde Maria met spoed naar het bergland, naar een stad in Judea.
Zij ging het huis van Zacharias binnen en groette Elisabet.
Zodra Elisabet de groet van Maria hoorde, sprong het kind op in haar schoot; Elisabet werd vervuld met de heilige Geest
en riep met luider stemme uit: 'Gij zijt gezegend onder de vrouwen en gezegend is de vrucht van uw schoot.
Waaraan heb ik het te danken, dat de moeder van mijn Heer naar mij toe komt?
Zie, zodra de klank van jouw groet mijn oor bereikte, sprong het kind van vreugde op in mijn schoot.
Zalig zij die geloofd heeft, dat tot vervulling zal komen wat haar vanwege de Heer gezegd is.'
En Maria sprak: 'Mijn hart prijst hoog de Heer,
verrukt is mijn geest om God, mijn verlosser.
Zijn keus viel op zijn eenvoudige dienstmaagd:
van nu af prijst elk geslacht mij zalig.
Wonderbaar is het wat Hij mij deed,
de Machtige, groot is zijn Naam!
Barmhartig is Hij tot in lengte van dagen
voor ieder die Hem erkent.
Hij toont de kracht van zijn arm; slaat trotsen van hart uiteen.
Heersers ontneemt Hij hun troon, maar verheft de geringen.
Behoeftigen schenkt Hij overvloed,
maar rijken zendt Hij heen met lege handen.
Hij trekt zich zijn dienaar Israel aan,
zijn milde erbarming indachtig.
Zoals Hij de vaderen heeft beloofd
voor Abraham en zijn geslacht voor altijd.
Nadat Maria ongeveer drie maanden bij haar gebleven was, keerde zij naar huis terug.

“Waar men gaat langs Vlaamse wegen, … , komt men u, Maria tegen.” Zo klinkt het en het klopt.
Je ziet haar overal in het Vlaamse landschap verschijnen. Maar durven we ons door haar te laten raken? Kan zij ons in beweging brengen?
Maria een jonge vrouw - voor haar leeftijd wijs en volwassen - die in alle vrijheid handelt, kritische vragen durft te stellen
en zich dan vrijwillig en bewust helemaal overgeeft aan G-d. Een vrouw die het aandurft om te gaan voor de zaak die G-d bepleit, o
ok al wordt er over haar geroddeld en staat ze ten schande door haar zwangerschap. Zij gaat ervoor.
En wanneer je ergens voor gaat, kom je in beweging; zo ook Maria. Zij stapt naar haar nicht en zingt en daagt ons uit om ons, bij elke ontmoeting af te vragen:
“Hoe komt G-d hier naar mij toe, laat ik hem toe....?”
En zo ontsluit zij het geheim van haar leven:
     mens durven zijn in wie G-d mag geboren worden
     de lege ruimte zijn die hij mag vullen met zijn Leven
     mens zijn, bron van leven, leven gevend, leven doorgevend
Maria, een vrouw die zich in beweging laat zetten door G-d en leeft vanuit een immens vertrouwen, met een rotsvast, onvoorwaardelijk geloof.

Lc. 5,33-39 (3/9/2021)

Ze [de farizeeën en schriftgeleerden] zeiden hem nu: “De leerlingen van Johannes vasten dikwijls en doen gebeden, en ook de leerlingen van de farizeeën doen dat, maar die van jou eten en drinken!”
Jezus antwoordde hen: “Je kunt de bruiloftsgasten toch niet doen vasten zolang de bruidegom bij hen is?! Er zullen dagen komen … Wanneer de bruidegom van hen zal weggenomen zijn, dan zullen zij vasten, in die dagen.”
Hij vertelde hen ook een gelijkenis: “Niemand scheurt een lap van een nieuw kleed om op een oud kleed te zetten. Anders scheurt hij immers én het nieuwe én het oude, en de lap van de nieuwe zal niet passen bij de oude. En niemand doet jonge wijn in oude zakken, anders doet de jonge wijn de zakken barsten, waardoor de wijn zal wegvloeien en de zakken verloren gaan. Nee, jonge wijn moet in nieuwe zakken worden gedaan (zo worden beide bewaard). En niemand die oude wijn gedronken heeft, wil jonge. Want hij zegt dat de oude beter [/milder] is.”

Hier klinkt de vraag over de vastenpraktijk van de leerlingen. “Waarom vasten jouw leerlingen niet?”
Blijkbaar zien de farizeeën wél alles wat volgens hun oordeel níet klopt (er wordt niet gevast, Jezus gaat om met tollenaars, regels die overtreden worden…), maar wat er écht gebeurt, dat zien ze níet. Ze zien niet hoe G-d in hun midden aanwezig komt, noch de vreugde en het helende effect dat die Aanwezigheid met zich meebrengt en ook niet de ommekeer die het toelaten van die Aanwezigheid in je leven, teweeg brengt.
Jezus’ logica is duidelijk van een andere orde en vereist een nieuwe manier van kijken en denken, die pas te zien is als je je eigen logica durft op te schorten.
Misschien is het niet zo gek om af en toe een vastendag in te bouwen.
Vast-en om los te komen van onze manier van denken, wetten en regels, vastgeroeste ideeën, overtuigingen …
Om te (kunnen) zien waar G-d – hier en nu – gebeurt.

Lc.1,57-66 (23/12/2021)

Voor Elisabet brak de tijd aan van de bevalling en zij bracht een zoon ter wereld. De omwonenden en haar verwanten hoorden dat de Heer grote tederheid aan haar had getoond en zij verheugden zich, samen met haar. Op de achtste dag kwamen ze het jongetje besnijden en noemden het naar zijn vader Zacharias. Maar zijn moeder zei: “Nee! Het zal genoemd worden: Johannes!”
Ze antwoordden haar: “Maar er is niemand in jouw familie die deze naam draagt.” Ze wenkten nu zijn vader, hoe hij zou willen dat het genoemd werd. Hij vroeg een schrijfplankje en schreef: “Johannes is zijn naam!”
En allen verwonderden zich. Onmiddellijk kon hij weer spreken en hij zegende God.
Huiver overkwam alle omwonenden en in heel het bergland van Judea werd dit besproken. Al wat men hoorde, sloot men in het hart: “Wat zal er toch van dit jongetje worden?”, want de hand van de Heer was met hem.

Vreugde en huiver … Zo wordt omschreven wat het met je doet als je G-ds tederheid mag ervaren en hij zich liefdevol ontfermt en mensen zo nabij komt. Dat is genade!
Logisch toch dat Elisabet en Zacharias er op staan dat het kindje “Johannes” zal heten, want dat betekent juist: God is genadig!
Vandaag worden we herinnerd aan Johannes’ verjaardag en klinkt het opnieuw: Leven is genade, een geschenk dat geleefd moet worden. In dit kind kwam G-d de mensen tegemoet en dat doet hij elke keer opnieuw. Van bij het begin waagt G-d het met elk kind, met elke concrete mens, met mij.
Telkens als ik aan de wieg van een pasgeborene sta, vraag ik me af: “Wat zal er van dit mensje worden?” “Wat zal dit kleine kwetsbare kind gaan betekenen voor de wereld?” Zo brengt het zien van ‘een brokje grote tederheid’ G-ds genade bij mij aanwezig.