Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Lc.1,39-45 (21/12/2022)
Kort daarop reisde Maria met haast naar het bergland, naar een stad in Judea. Ze ging het huis van Zacharias binnen en begroette Elisabet.
Toen Elisabet de begroeting van Maria hoorde, sprong het kind in haar schoot op en Elisabet werd vervuld van heilige geest. Ze riep uit:
“Gezegend ben jij onder de vrouwen
en gezegend de vrucht van jouw schoot!
Vanwaar valt mij dit toe dat de moeder van mijn Heer naar mij toe komt?
Kijk! Zodra de klank van je begroeting in mijn oor kwam, sprong het kind in mijn schoot op van uitbundige blijdschap.
Gezegend wie vertrouwde,
want wat haar vanwege de heer is gezegd zal vervulling vinden.”
De ontmoeting van twee gezegende vrouwen. De ene eigenlijk piepjong – zij overbrugt dan ook de fysieke afstand; de ander ‘al op jaren’ – en toch (of juist daardoor) ‘voorloper’, gids.
Wat kwam Maria daar doen? Dat het niet zozeer om te helpen was, blijkt uit het vervolg waar Maria al weer vertrekt vóór de bevalling. Wat kwam ze daar dus doen? Mij lijkt dat het erom ging steun en bevestiging te zoeken. Er was haar iets ongehoords overkomen, en jong als ze was, wist ze daar geen blijf mee. Maar ze wist dat op een of andere even ondoorgrondelijke manier de oude Elisabeth een ‘voorloper’ was. Bij die gaat ze te rade.
Is hun beider ‘geheim’ hun zwangerschap? Dat is ’slechts’ de vrucht ervan! Het ‘geheim’ is hun beider gegevenheid aan G-d! En dat ‘weten’ – of juister gezegd: voelen – ze bij elkaar. Daar zijn niet eens woorden voor nodig. De trillingen van diepe vreugde – ‘tot in hun ingewanden’ – gaan door hen beide.
Als je als lezer eerder aan de ‘piepjonge’ kant staat, weet dan dat er ‘voorlopers’ zijn en ga er bij te rade. Als je als lezer eerder aan de ‘al op jaren’-kant staat, weet dan dat er nieuwe generaties zijn die de kracht hebben de tijd te overbruggen en durf daar op vertrouwen. Voor ons beiden geldt: Laten wij ons leven geven aan G-d, zo diep, dat wij het voelen trillen van vreugde in onze ‘ingewanden’!
Lc. 4,14-22a (12/01/2023)
In de kracht [dynamiek] van de geest keerde Jezus terug [van zijn verblijf in de woestijn] naar Galilea. Dat nieuws verspreidde zich door de hele streek. Hij gaf onderricht in hun huizen van samenkomst [synagoge] en hij werd door allen geroemd.
Ook kwam hij in Nazaret, waar hij was opgegroeid. Zoals hij gewoon was, ging hij op de dag van de sabbat binnen in het huis van samenkomst. Hij stond op om voor te lezen en men gaf hem een boekrol van de profeet Jesaja. Hij opende de boekrol en vond de plaats waar geschreven staat: De geest van de Heer is over mij gekomen – hij heeft mij gezalfd, om de bevrijdende boodschap te verkondigen aan wie zich arm weten. Hij heeft mij gezonden om wie gebroken is te genezen, om wie gevangen zit vrijlating te melden, om wie blind is het zicht terug te geven, om wie verdrukt wordt te bevrijden; om af te kondigen een genadejaar van de Heer. [Jes.61,1-2]
Hij rolde het boek dicht, gaf het terug aan de dienaar en ging zitten. De ogen van allen in het huis van samenkomst waren aandachtig op hem gericht.
Hij begon nu tegen hen te spreken: “Vandaag is voor jullie oren dit Schriftwoord in vervulling gegaan!” Allen vielen hem bij en verwonderden zich over de woorden van genade die uit zijn mond kwamen.
Het is het eerste weerzien nadat Jezus was weggetrokken uit zijn geboortestreek. Hij gaat, zoals alle wetsgetrouwe Joden, op sabbat naar de synagoge en stapt naar voor om voor te lezen. De tekst uit de profetieën van Jesaja inspireert hem en hij houdt een erg gesmaakte toespraak (iedereen was opgetogen). Kern van zijn betoog is: het Rijk van God staat voor de deur. Wat dat inhoudt, wordt in beelden verteld. Hij zegt daarbij : “Vandaag is voor jullie dit Schriftwoord in vervulling gegaan!”. Het genadejaar wordt nú afgekondigd. Het gelezen woord gaat niet over ‘daar en toen’, maar het gaat over ‘hier en nu’. Het woord is ‘vandaag’ in vervulling gegaan en zál uitgedragen worden. Zo heeft Jezus het toen afgekondigd. Zo had Jesaja het zo veel eeuwen vóór hem afgekondigd. Het is het ‘vandaag’ van alle tijden, en van elke dag. Het weerklinkt in elk zorgzaam gebaar voor de arme, in elk gebaar van aandacht voor de blinde, in elke kleine Go(e)dheid, ... Het is te zien: Het genadejaar van de Heer breekt aan ‘vandaag’!
Lc.16,19-31 (9/03/2023)
Er was eens een rijk man. Hij ging gekleed in purper en fijn linnen en hield elke dag een schitterend feestmaal. En er was ook een arme, die Lazarus heette, die – bedekt met zweren – neergelegd was aan zijn poort, in de hoop zijn buik te kunnen vullen met de kruimels die van de tafel van de rijke vielen. Maar alleen de honden kwamen om zijn zweren af te likken.
Nu gebeurde het dat de arme stierf en door de engelen weggedragen werd naar de schoot van Abraham. En ook de rijke stierf en werd begraven.
Terwijl hij kwellingen onderging in het schimmenrijk [hades/sjeool], sloeg hij zijn ogen op en zag van verre Abraham, met Lazarus in zijn schoot. Hij riep: “Vader Abraham, ontferm je over mij, en stuur Lazarus, dat hij de top van zijn vinger in water doopt en mijn tong komt verkoelen, want ik lijd pijn in deze vlam!” Abraham antwoordde echter: “Kind, herinner je je hoe je in jouw leven je goede dingen hebt aangenomen en Lazarus evenzo de kwade? Nu wordt hij hier getroost en lijd jij pijn. En bij dit alles gaapt tussen ons en jullie een grote kloof, zodat wie zou willen overstappen van hier naar jullie dat niet kan, en ook niet van jullie naar ons.”
Nu zei hij: “Dan vraag ik je, vader, dat je hem stuurt naar het huis van mijn vader – want ik heb nog vijf broers – om daar een getuigenis af te leggen, zodat zij niet ook in deze plaats van kwelling terecht komen.” Abraham antwoordde hem: “Ze hebben Mozes en de profeten, laat ze naar hen luisteren!” Maar hij zei: “Ach nee, vader Abraham … maar als iemand uit de doden naar hen gaat, zullen ze zich wel bekeren!” Nu besloot Abraham: “Als zij zelfs niet luisteren naar Mozes en de profeten, zullen ze zich ook niet laten overtuigen door iemand die uit de doden opstaat.”
Geen enkel mens bestaat op zichzelf, dat is voor de rijke net zo waar als voor Lazarus. Een mens bestaat maar bij de gratie van levengevende verbanden en voedende contacten. Onze levensomstandigheden hebben we niet zelf in de hand (rijk-arm/ziek-gezond/…), hoe we ermee omgaan daarentegen wel. De vraag is: Wie mag onze leidsman zijn?
De levensstijl van de rijke is aantrekkelijk: feesten, genieten, en zo alles (?) halen uit het leven wat erin zit. Met zo’n levensstijl zullen we waarschijnlijk af en toe uit het oog verliezen wie er voor onze deur ligt te wachten op een beetje aandacht, net genoeg om te kunnen leven.
Er kwam echter ook iemand terug uit de doden. Er ís iemand opgestaan. Mag hij onze leidsman zijn? Willen wij horen en kunnen wij geloven wat hij te zeggen heeft? Mogen zijn mildheid en barmhartigheid, zijn dienstbaarheid en respect, een toetssteen zijn voor ons bestaan? Mag hij zich aan ons verbinden en ons voeden?
Lc.18,9-14 (18/03/2023)
Met het oog op sommigen die van zichzelf vertrouwden dat ze integer waren en neerkeken op de rest, vertelde Jezus nu deze gelijkenis:
“Twee mensen gingen op naar de tempel om te bidden. De ene was een farizeeër, de andere een tollenaar. De farizeeër ging staan en bad over zichzelf: “God, ik dank je dat ik niet ben zoals de andere mensen: grijpgraag, onrechtvaardig, overspelig, … of zoals die tollenaar. Ik vast twee maal per week en ik sta een tiende van al mijn inkomsten af.”
De tollenaar bleef op een afstand staan, hief zelfs zijn ogen niet naar de hemel, maar sloeg zich op de borst: “God, wil je verzoenen met mij, zondaar die ik ben.”
Ik zeg jullie: Híj keerde naar huis terug integer geworden, en niet de ander.
Want ieder die zichzelf groter maakt, zal kleiner worden,
en wie zichzelf kleiner maakt, zal groter worden.”
Het lijkt toch o zo simpel, o zo duidelijk … Ja, we verlangen zelfs oprecht naar die houding van ‘de tollenaar’. Maar in de praktijk komen we er amper toe, of ‘de farizeeër’ sluipt toch weer bij ons binnen – wellicht omdat hij er zijn vaste woonplaats heeft!
Als ik mezelf kleiner maak – wat niet hetzelfde is als mezelf kleineren! – moet ik de eerlijke durf hebben kritisch naar mezelf te kijken, en voorál naar mezelf en niet de vergelijking maken met anderen, want daar wil ik sowieso liefst boven staan. Het is mezelf durven ontdoen van de illusies die ik over mezelf voortdurend heb.
Omdat dat menselijk gezien zó moeilijk en bedreigend is, is het eigenlijk bijna maar mogelijk als ik niet op mezelf reken, maar vertrouw op een G-d die mij daarin draagt. Alleen een Liefde die onvoorwaardelijk naar mij toekomt stelt mij in staat zo eerlijk naar mezelf te kijken. In de verzengende gloed van die Liefde zullen mijn illusies ‘verdwijnen als sneeuw voor de zon’. Pijnlijk soms, maar o zo bevrijdend! Integer mag ik naar huis …
Lc.1,39-56 (31/05/2023)
39 Kort daarop reisde Maria met haast
naar het bergland, naar een stad in Judea.
40 Ze ging het huis van Zacharias binnen
en begroette Elisabet.
41 Toen Elisabet de begroeting van Maria hoorde,
sprong het kind in haar schoot op
en Elisabet werd vervuld van heilige geest.
42 Ze riep uit:
“Gezegend ben jij onder de vrouwen
en gezegend de vrucht van jouw schoot!
43 Vanwaar valt mij dit toe
dat de moeder van mijn Heer naar mij toe komt?
44 Kijk! Zodra de klank van je begroeting in mijn oor kwam,
sprong het kind in mijn schoot op van uitbundige blijdschap.
45 Gezegend wie vertrouwde,
want wat haar vanwege de heer is gezegd
zal vervulling vinden.”
46 En Maria zong het uit:
“Mijn ziel maak groot de Heer,
47 uitbundig blij is mijn geest om God, mijn bevrijder,
48 want hij heeft omgezien
naar de kleinheid van zijn dienares.
Kijk! Vanaf nu zullen alle generaties mij gezegend noemen.
49 Want hij die geestkrachtig is,
deed grote dingen aan mij.
Heilig is zijn Naam!
50 Zijn barmhartigheid duurt over alle generaties
voor wie hem vreest.
51 Hij toont machtige daden
en slaat hoogmoedigen van hart uiteen;
52 machthebbers haalt hij neer van hun troon
en kleinen maakt hij groot;
53 hongerigen vervult hij met goede gaven
en rijken stuurt hij weg met lege handen.
54 Hij trekt zich Israël, zijn dienaar, aan,
her-innerend zijn tederheid
55 – zoals hij het gezegd had tegen onze vaders –
voor Abraham en voor alle generaties, tot in eeuwigheid.”
56 Maria bleef ongeveer drie maanden bij haar
en keerde dan naar huis terug.
Twee zwangere dames ontmoeten elkaar en daar doorheen mogen wij getuigen zijn van een G-d die doorheen oprechte, ontvankelijke ontmoetingen het hart van mensen raakt. Bij Maria begint er iets te dagen van wat haar is overkomen en op dat moment zingt ze het uit: Wie echt durft te rekenen op G-d en leeft met ‘open hart en handen’, weet dat G-d het ongelooflijke laat gebeuren. Ze zingt uit hoe magnifiek G-d wel is.
Maria’s loflied is ook een revolutionair lied. Het is de wereld op zijn kop. G-d verzet zich tegen macht, uitbuiting en misbruik. Hij keert zich tegen de zelf-genoeg-zaamheid van mensen. Al zingende schildert ze de wereld en de geschiedenis vanuit een goddelijk perspectief, een wereld waar ikkig-heid geen stand houdt en de rafelrandmensen tot hun recht mogen komen.
Het lied eindigt zoals het begon: met G-ds barmhartigheid. Onze G-d laat ons nooit in de steek. Altijd biedt hij toekomst. Is het niet magnifiek om naar het voorbeeld van Maria, ook al voelen we ons klein, vanuit dit vertrouwen te leven?
Lc.4,31-37 (5/09/2023)
31 Hij daalde af naar Kafarnaüm [dat aan het meer lag], een stad in Galilea
en onderrichtte er op de sabbatdagen.
32 Ze stonden versteld over zijn onderricht,
want zijn woord had gezag.
33 In de plaats van samenkomst [synagoge] was een mens,
bezeten met een geest van een nog niet gereinigde demon,
die met luide stem schreeuwde:
34 “Jij daar! Wat is er tussen ons en jou, Jezus van Nazareth?
Ben je gekomen om ons te vernietigen?
Ik weet wel wie je bent: de heilige van God!”
35 Jezus sprak hem streng toe:
“Zwijg, en ga uit hem weg!”
De demon smeet hem nog in het midden,
maar ging uit hem weg, zonder hem te schaden.
36 Verbijstering overviel allen
en ze zeiden onder elkaar:
“Wat voor woord is dit
dat met gezag en volmacht
de nog niet gereinigde geesten beveelt
en dat ze wegtrekken?”
37 De weerklank [echo] over hem deinde uit
naar alle plaatsen van de omgeving.
Jezus heeft ‘gisteren’ verkondigd dat er een ‘genadejaar van G-d’ aanbrak. En zoals het in alle goddelijke scheppingswerk gebeurt, gaan woord en daad ‘in één adem’ (= in G-ds Geest) samen. Zo ook dus bij Jezus: het woord dat hij spreekt, heeft gezag. Het doet iets met een mens! (Laat ik dat ook aan míj gebeuren? Mag G-ds woord iets met míj doen?)
Opvallend in Jezus’ optreden is dat het vaak mensen met ‘een nog niet gereinigde geest’ zijn waaraan iets gebeurt. Voor ons is het soms wat moeilijk die passages te begrijpen, omdat wij in andere bewoordingen over dat soort zaken spreken, maar geloof me, mensen waren toen niet anders dan nu! We komen al dichter in de buurt als we goed kijken naar de exactere vertaling van wat meestal met ‘onreine geest’ wordt weergegeven. Er staat níet ‘onreine geest’, maar ‘nog niet gereinigde geest’. Heb jij geen kanten aan jezelf, je karakter, je gedachten, je ‘mentaliteit’, … die wel nog wat uitzuivering en heling zouden kunnen gebruiken? Jezus’ woord in jou werkzaam laten worden, kan daar genade brengen en wonderen doen …