Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Lc.11,42-46 (16/10/2024)

       [Jezus ging verder tegen de Farizeeër in wiens huis hij te gast was:]
42    “Wee jullie, Farizeeën,
       want jullie staan wel een tiende deel af van alles,
       tot in het kleinste detail van kruid en groente,
       maar je passeert
       het onderscheidingsvermogen
       en de liefde van God!
       Dít zou je moeten doen,
       en het ander niet nalaten.
43    Wee jullie, Farizeeën,
       want je bent er maar al te graag op uit
       op de ereplaats te zitten in de synagoge
       en begroet te worden op de markt.
44    Wee jullie, huichelaars,
       want jullie zijn als onherkenbare graven:
       onwetend lopen mensen erover
       [waardoor ze zich op goed vertrouwen verontreinigen].”
45    Een wetgeleerde zei nu:
       “Meester, door zoiets te zeggen
       beledig je ook ons.”
46    Jezus zei daarop:
       “Wee ook jullie, wetgeleerden,
       want jullie belasten de mensen
       met lasten die amper te dragen zijn,
       terwijl je zelf die lasten
       met geen vinger aanraakt!”

We zijn geneigd het Evangelie van vandaag toe te passen op gezagsdragers, zoals politici en andere prominente figuren. Hun daden worden regelmatig kritisch bekeken, en zij oogsten dan ook vaak dezelfde soort kritiek als die waarmee de farizeeën en Schriftgeleerden werden geconfronteerd. Maar dit Evangelie is niet bedoeld om iemand te stigmatiseren. Het biedt ons allemaal waardevolle levens-tips:
1. Blijf kritisch, ook tegenover de woorden en daden van gezagsdragers. Uiteindelijk zijn we allemaal slechts mensen.
2. Echte leiders herken je niet aan het volume van hun stem of aan de status die ze zich aanmeten, maar aan hun authenticiteit (het feit dat ze leven naar hun woorden), aan hun broederlijkheid en zelfverloochening.
3. Het is niet aan ons als mensen om anderen te veroordelen. Laat dat maar over aan G-d.
4. De ultieme maatstaf voor elk christelijk onderricht is Jezus zelf. Hoe ging Hij om met andere religies, regels en voorschriften?

Lc.10,1-9 (18/10/2024)

     Hierna stelde de heer nog tweeënzeventig anderen aan.
       Hij zond hen twee aan twee voor zich uit
       naar elke stad en plek waar hij zelf wilde komen.
     Hij zei hen:
       “De oogst is wel overvloedig,
       maar arbeiders zijn er weinig.
       Vraag daarom aan de heer van de oogst
       dat hij arbeiders uitstuurt in zijn oogst.
     Ga, maar let op!
       Ik zend jullie als lammeren midden de wolven.
     Belaad je niet met een geldbuidel,
       niet met een reiszak, noch met sandalen.
       Groet niemand [uitgebreid] langs de weg.
     In welk huis je ook onderdak krijgt,
       zeg eerst en vooral: “Vrede aan dit huis!”
     Als daar een zoon van de vrede woont,
       dan zal jullie vrede op hem rusten.
       Zoniet, laat ze dan op jullie terugkeren.
     Blijf in hetzelfde huis,
       eet en drink wat er is,
       want de arbeider is zijn loon waard.
       Verleg je niet van het ene huis naar het andere.

     In iedere stad die jullie binnengaan
       en waar je ontvangen wordt:
       Eet wat jullie wordt voorgezet,
     heel haar zieken
       en verkondig allen:
       “Het koninkrijk van God is jullie genaderd.”

Het evangelieverhaal wringt en schuurt. Aan de ene kant straalt het de vreugde uit van het aanbreken van Gods koninkrijk: mensen worden eropuit gestuurd om hier werk van te maken. Maar aan de andere kant horen die uitgezondenen ook dat het niet gemakkelijk zal zijn. Het vraagt lef en vertrouwen om de reis met Jezus aan te gaan. Zonder geld of status onderweg zijn, betekent dat je de moed moet hebben om je comfortzone te verlaten.
Wat mij opvalt, is dat Jezus zijn vredesmissie op een bijzondere manier laat uitdragen. Geen grote bijeenkomsten, maar juist ontmoetingen met mensen in hun eigen leef- en woonomgeving staan centraal. Daarbij hebben mensen de volledige vrijheid om de boodschap te accepteren of af te wijzen. Geloof kan immers niet worden afgedwongen. Er zullen altijd mensen zijn die de vrede willen ontvangen, en mensen die deze zullen afwijzen.

Lc.12,8-12 (19/10/2024)

     Ik zeg jullie
       [ging Jezus verder tegen zijn leerlingen]:
       Ieder die zich tegenover de mensen
       zal uitspreken als één met mij,
       als één met hem zal de mensenzoon zich uitspreken
       tegenover de engelen van God.
     Maar wie tegenover de mensen
       mij zal verloochenen,
       zal verloochend worden
       tegenover de engelen van God.
10    Ieder die iets kwalijks zegt over de mensenzoon,
       het zal hem vergeven worden;
       maar wie godslasterlijk spreekt over de heilige Geest-Adem,
       hem zal het niet vergeven worden.
11    Wanneer ze jullie voorleiden
       in de synagoge, voor overheden en machthebbers,
       wees dan niet bezorgd
       hoe of wat je als verdediging moet aanvoeren
       of wat je moet zeggen.
12    Want de heilige Geest-Adem zal jullie,
       juist in dat uur,
       leren wat nodig is te zeggen.

Het openlijk toegeven dat je je leven volledig wilt richten op Jezus is niet eenvoudig. Je woorden en daden afstemmen op het Evangelie kan vaak leiden tot scherpe kritiek. Het is dan ook begrijpelijk dat je soms een stap terugdoet, je het even niet meer weet, en het gevoel hebt dat de éénheid met Jezus verloren gaat. Misschien verloochen je hem zelfs. Maar Jezus zegt: "Mij verloochenen is geen ramp, dat wordt je vergeven. Maar raak niet aan de Heilige Geest."
Hij voegt hier een geruststellende boodschap toe: Het is de Geest, die je op cruciale momenten van twijfel nabij zal zijn – wanneer je niet meer weet wat te zeggen, het niet durft, of in de war raakt. Je hoeft je dus geen zorgen te maken, want zorgen vervreemden en verlammen. Laat je volledig dragen door de eenheid met G-d. Deze eenheid is geen werk van mensen, ze komt van boven. En dan zal de Geest aanwezig zijn ...

Lc.13,31-35 (31/10/2024)

31    Op datzelfde moment
      kwamen er enkele farizeeën tegen hem zeggen:
      “Trek van hier weg,
      want [de Joodse vazal-vorst] Herodes wil je doden.”
32    Maar hij zei tegen hen:
      “Ga weg en zeg tegen die vos:
      Kijk! Ik verdrijf demonen
      en volbreng genezing,
      vandaag en morgen,
      en op de derde dag zal ik zelf volbracht worden.
33    Daarom móet ik verder trekken,
      vandaag, morgen én de volgende dag,
      want het is ondenkbaar
      dat een profeet zou omkomen buiten Jeruzalem.”
34    “Jeruzalem, Jeruzalem!,
      dodende de profeten
      en stenigend wie tot jou gezonden zijn …
      Hoe dikwijls heb ik je kinderen willen verzamelen
      zoals een kloek haar broedsel onder haar vleugels,
      maar jullie hebben niet gewild …”
35   “Kijk! Jullie huis wordt leeg aan jullie overgelaten.
      Voorwaar, ik zeg jullie:
      Je zult mij niet zien tot de tijd komt dat je zegt:
      Gezegend wie komt in de naam van de Heer.”

In deze passage zijn het de farizeeën die zich zorgen maken om Jezus. Ze waarschuwen hem dat het te gevaarlijk wordt om door te gaan. Maar Jezus wil niet luisteren. Hij kan niet anders dan doorgaan, zelfs als het lastig wordt (en dat is nog zacht uitgedrukt). Hij kiest er niet voor om halverwege om te keren. Van bij het begin van zijn openbare leven weet hij dat hij door zal gaan tot z’n missie volbracht is. Hij wil niet zwijgen en laat niet na om recht te doen ook al moet hij hiervoor zijn leven geven.
Hij wil zo graag zijn mensen G-ds rijk laten ervaren, maar zij lijken dit niet te willen. (Willen wij dat?) Hij hoopt uit de grond van zijn hart dat ze – misschien ooit – kunnen inzien dat het leven niet om henzelf draait (niet uit eigen naam), maar dat G-d de levensrichting aanwijst (in de naam van de Heer). In zijn Naam begint en eindigt alles! Als we dat onder ogen durven zien zal ons leven gezegend zijn.

Lc.14,12-14 (4/11/2024)

12    En tegen degene die hem had uitgenodigd, zei Jezus:
       “Wanneer je een gastmaal inricht,
       nodig dan niet je vrienden of broers uit,
       ook niet je verwanten of rijke buren,
       want zij kunnen op hun beurt jou uitnodigen
       en zo krijg je terugbetaling.
13    Maar als je een gastmaal inricht,
       nodig dan armen, gebrekkigen, lammen en blinden uit.
14    Gezegend zul je zijn!,
       want zij hebben niets om je terug te geven.
       Het zal je teruggegeven worden
       in de opstanding van de rechtvaardigen.

Jezus is te gast bij een Farizeeër thuis. Het was gebruikelijk om elkaar uit te nodigen na het tempelbezoek. Jezus weet dat de keuze van genodigden vaak gebaseerd is op wat de gastheer ervoor terug kan krijgen. Wanneer mensen echter alleen vanuit zichzelf denken en voor zichzelf kiezen, blijft er weinig ruimte over om oog te hebben voor de ander. Dit is een tijdgeest die ons niet vreemd is: je moet immers voor jezelf zorgen, voor jezelf opkomen en bij twijfel voor jezelf kiezen. Daar is op zich niets mis mee, maar Jezus gaat hier op zijn eigen manier stevig tegenaan.
Hij daagt hen uit om zich te bevrijden uit de beperkte sociale kring waarin zij opereren, en hun kijk op het leven te verruimen door ook de zogenaamd ‘rafelrand-mensen’ aan tafel uit te nodigen – mensen die geen gunsten kunnen teruggeven. Je zult gezegend zijn als je je opent voor de ander en oog hebt voor wie niets heeft. Houd de kring van intimi open voor wie er onverwachts binnenkomt. Want in de liefdevolle openheid naar de ander begint het Rijk van G-d.

Lc.14,15-24 (5/11/2024)

15    Eén van de tafelgenoten hoorde dit en beaamde:
       “Gezegend wie mag maaltijd houden in het koninkrijk van God!”
16    Jezus antwoordde hem:
       “Iemand richtte een groot gastmaal in en had veel mensen uitgenodigd.
17    Op het uur van het gastmaal
       zond hij zijn dienaar
       om de genodigden te melden:
       “Kom, alles is bereid.”
18    Maar onverwacht begonnen zij allen zich te verontschuldigen:
       “Ik heb een akker gekocht
       en ik moet die gaan bekijken;
       ik vraag je mij te willen verontschuldigen.”
19    “Ik heb vijf ossenspannen gekocht
       en moet die gaan proberen;
       verontschuldig mij.”
20    “Ik ben pas getrouwd,
       daarom kan ik niet komen.”
21    Bij thuiskomst meldde de dienaar dit aan zijn heer.
       Die werd woedend en zei nu tegen zijn dienaar:
       “Ga vlug naar de pleinen en stegen van de stad.
       De armen en gebrekkigen, de lammen en de blinden,
       breng ze hier binnen!”
22    De dienaar zei:
       “Heer, wat je opgedragen hebt, is gebeurd, en nog is er plaats.”
23    De heer zei tot de dienaar:
       “Ga naar de wegen en paden buiten de stad
       en nodig de mensen met aandrang uit binnen te komen,
       zodat mijn huis vol raakt.
24    Want ik zeg jullie:
       Niemand van wie uitgenodigd waren,
       zullen proeven van mijn gastmaal.”

G-d nodigt ons uit. De uitnodiging ligt al in onze brievenbus. De vraag is: zijn we geïnteresseerd? Zijn we bereid om naar het koninkrijk van G-d te gaan? Willen we tijd maken voor dat grotere geheel en erin gaan leven?
Vaak verzinnen we excuses. We hebben het te druk. De aantrekkingskracht van het aardse is enorm sterk, zo sterk dat er geen tijd meer is om het hemelse te ont-dekken. Er is weerstand, we verstoppen ons en vluchten weg in al onze ikkige doenerigheid.
Zou het kunnen dat “maaltijd houden in het koninkrijk van God” juist niet gaat over ‘doen’, maar over ‘zijn’? Dat dit ‘zijn’ de realiteit is waarin we bedoeld zijn om te leven?
Als dat zo is, begint het bij de moed om te luisteren en in te gaan op zijn uitnodiging. Dan kunnen we ontdekken dat er Iemand is die al van eeuwigheid op ons wacht: Hij die is. Hij wacht op ons tot we de ruimte van ‘doen’ loslaten en binnengaan in de ruimte van ‘zijn’ als genodigde, als ‘zijn-met’. En daar, aan die maaltijd, in die ontmoeting, mogen we ont-dekken wat Léven is.