Lc.14,25-33 (6/06/2023)
25 [Jezus trok verder naar Jeruzalem en]
velen trokken met hem mee.
Hij keerde zich naar hen toe en zei:
26 “Wie dichter bij mij wil komen,
maar zich niet losmaakt
van zijn vader en moeder,
van zijn vrouw en kinderen,
van zijn broers en zussen,
meer nog: van zichzelf,
kan onmogelijk mijn leerling zijn.
27 En wie zijn [op deze weg onvermijdelijke] kruis niet draagt
en mij volgt op mijn weg,
kan onmogelijk mijn leerling zijn.
28 Want wie van jullie die een toren wil bouwen,
zal niet eerst er bij gaan zitten
om de kosten te berekenen
en te weten of hij hem wel zal kunnen afwerken?
29 Anders legt hij misschien het fundament,
maar is niet in staat het werk te voltooien,
en begint al wie dit ziet hem te bespotten:
30 “Die mens begon te bouwen,
maar was niet in staat het te voltooien!”
31 Of welke koning die ten strijde trekt tegen een andere koning,
zal niet eerst er bij gaan zitten
om te beraadslagen
of hij met tienduizend man in staat is
op te trekken tegen de twintigduizend die op hem af komen?
32 Anders zal hij, wanneer ze nog ver zijn,
een gezant uitsturen
en vragen naar de voorwaarden tot vrede.
33 Zo kan elk van jullie
die niet loskomt van alles wat hem toebehoort,
mijn leerling niet zijn.”
Vandaag het feest van de heilige Norbertus (stichter van de orde der Norbertijnen – oa. Tongerlo en Averbode). Hij was een knappe, populaire en zeer intelligente jongen. Zijn vele jeugdige vrienden hadden nooit kunnen vermoeden dat hun vrolijke en losbandig levende metgezel ooit een grote heilige zou worden! Hij kreeg dan ook veel tegenkanting, werd uitgelachen en als hypocriet bestempeld wanneer hij zijn leven over een totaal andere boeg gooit en priester wordt. Jaren neemt hij de tijd om zijn roeping uit te zuiveren en uit te diepen. Hij heeft het geweten: Jezus’ leerling worden, vraagt onderscheiding. Je gaat ook geen toren bouwen of ten strijde trekken zonder voorbereiding.
Norbertus maakte zich los van zijn rijkdom en zijn politieke macht en werd een rondtrekkend prediker en pelgrim. Hiermee gaat hij in op Jezus’ oproep om je los te maken van wat je bezit – ook van wat jou mentaal bezet – en los te komen van je ego om zo open te staan voor de werking van de Heilige Geest. Hij werd écht Jezus’ leerling en nam zijn kruis op. Hij sleurde het niet achter zich aan of zeulde het niet gewoon maar mee, maar nam heel bewust op wat het leven hem te dragen gaf, alles wat het leerling worden met zich meebracht. Hij heeft aan den lijve ervaren dat je kruis opnemen een eenzame weg is die niemand van jou kan overnemen.
Dus: bezin eer je begint! Het uitzuiveren van de eigen roeping vraagt tijd en die mogen we nemen ook!
Lc.1,39-56 (15/08/2023)
39 Kort daarop reisde Maria met haast
naar het bergland, naar een stad in Judea.
40 Ze ging het huis van Zacharias binnen
en begroette Elisabet.
41 Toen Elisabet de begroeting van Maria hoorde,
sprong het kind in haar schoot op
en Elisabet werd vervuld van heilige geest.
42 Ze riep uit:
“Gezegend ben jij onder de vrouwen
en gezegend de vrucht van jouw schoot!
43 Vanwaar valt mij dit toe
dat de moeder van mijn Heer naar mij toe komt?
44 Kijk! Zodra de klank van je begroeting in mijn oor kwam,
sprong het kind in mijn schoot op van uitbundige blijdschap.
45 Gezegend wie vertrouwde,
want wat haar vanwege de heer is gezegd
zal vervulling vinden.”
46 En Maria zong het uit:
“Mijn ziel maak groot de Heer,
47 uitbundig blij is mijn geest om God, mijn bevrijder,
48 want hij heeft omgezien
naar de kleinheid van zijn dienares.
Kijk! Vanaf nu zullen alle generaties mij gezegend noemen.
49 Want hij die geestkrachtig is,
deed grote dingen aan mij.
Heilig is zijn Naam!
50 Zijn barmhartigheid duurt over alle generaties
voor wie hem vreest.
51 Hij toont machtige daden
en slaat hoogmoedigen van hart uiteen;
52 machthebbers haalt hij neer van hun troon
en kleinen maakt hij groot;
53 hongerigen vervult hij met goede gaven
en rijken stuurt hij weg met lege handen.
54 Hij trekt zich Israël, zijn dienaar, aan,
her-innerend zijn tederheid
55 – zoals hij het gezegd had tegen onze vaders –
voor Abraham en voor alle generaties, tot in eeuwigheid.”
56 Maria bleef ongeveer drie maanden bij haar
en keerde dan naar huis terug.
Vandaag vieren we het hoogfeest van Maria. Een ferme madam is het. Regelmatig verschijnt dit stukje Evangelie in het rooster van het dagelijkse Evangelie en zo wordt Maria telkens weer in het daglicht geplaatst. Gelukkig denk ik dan, want op die manier wordt het voor mij alsmaar meer duidelijk dat deze vrouw leeft in elke vrouw, in elke mens
die om welke reden dan ook over het hoofd wordt gezien,
van wie niemand nog iets verwacht,
die durft te leven-IN-vertrouwen,
die zich nooit zal neerleggen bij onmacht, maar die de hoop wakker houdt - de hoop dat elke rafelrandmens, elke kromgebogen man of vrouw ooit rechtop zal lopen,
die weigert zich te laten verlammen door angst, maar rotsvast blijft geloven in dat woord: ‘vrees niet, in jou wil G-d iets nieuws beginnen’.
Ook wij kunnen ervoor kiezen om díe mensen te worden en zo net als Maria uit te groeien tot mensen vol van genade.
Lc.4,38-44 (6/09/2023)
38 Nu stond hij op uit de plaats van samenkomst [synagoge]
en ging binnen in het huis van Simon.
De moeder van Simons vrouw was bevangen door hoge koorts
en zij vroegen hem om haar heen.
39 Hij ging over haar heen gebogen staan
en sprak de koorts streng toe.
Die liet haar los
en op hetzelfde ogenblik stond zij op en bediende hen.
40 Toen de zon onderging
brachten de mensen al hun zieken met allerlei kwalen naar hem toe.
Bij één-ieder van hen legde hij de handen op, wat hen genas.
41 Uit velen gingen ook demonen weg,
die schreeuwden: “Jij bent de zoon van God!”
Hij sprak hen streng toe en liet hen niet toe te spreken,
omdat zij wisten dat hij de Gezalfde [Christos/Messias] was.
42 Toen het dag werd,
trok hij weg naar een verlaten plaats.
Een menigte mensen zocht hem.
Ze kwamen naar hem en hielden hem tegen van hen weg te gaan.
43 Hij zei tegen hen:
“Ik moet ook aan andere steden de bevrijdende boodschap verkondigen [euangellion] van het koningschap van God,
want daartoe ben ik gezonden.
44 En hij ging verkondigen
in de plaatsen van samenkomst van Judea.
Jezus beweegt zich heen en weer tussen de synagoge (G-ds rijk verkondigen), de mensen (G-ds rijk beleven) en eenzame plaatsen (stilte, tijd voor de eigen, persoonlijke relatie met G-d). Het zijn drie pijlers waarop hij zijn leven bouwt. Logisch dat mensen de diepte van leven voelen die van hem uitgaat en dat ze naar hem toe gaan met wat hen bezighoudt. Ze leggen het gebroken leven van hun medemens voor hem neer in de hoop en het vertrouwen dat hij het kan helen. En Jezus, hij ziet en voelt de zorgzaamheid van deze mensen. Het raakt hem. Het is voor hem geen optie om als onbewogen toeschouwer aan de kant te blijven. Hij komt in beweging en raakt hen aan, legt hen de handen op en verdrijft negatieve krachten uit hun leven. Zo kunnen ze bevrijd weer verder gaan.
Wie zou zo’n goddelijke mens niet bij zich willen houden?
Maar Jezus is niet vast te houden. Zijn roeping beperkt zich niet tot Kafarnaüm. Hij moet verdergaan. Hij wil zo graag dat álle mensen (ja ook wij) ervaren hoe bevrijdend het is om je te laten aan-raken door G-d.
Lc.6,20-26 (13/09/2023)
20 Hij keek op naar zijn leerlingen en zei:
“Gezegend wie leeft in [de geest van] armoede [Gr.: ptoochoi = Hebr.: anawim, de
levenshouding om in armoede en nederigheid het leven in Gods hand te leggen],
ja, van jullie is het koningschap van God.
21 Gezegend wie nu hongeren,
ja, jullie zullen verzadigd worden.
Gezegend wie nu weeklagen,
ja, jullie zullen lachen.
22 Gezegend zijn jullie als de mensen je haten,
je buitensluiten, je smaden
en je naam verwerpen als iets slechts,
omwille van de mensenzoon.
23 Op die dag: spring op van vreugde!
Want kijk: groot is jullie loon in de hemel,
want hetzelfde deden hun voorvaderen met de profeten.
24 Maar wee jullie rijken,
ja, je vertroosting heb je al.
25 Wee jullie die voldaan zijn,
ja, jullie zullen hongeren.
Wee jullie die nu lachen,
ja, jullie zullen treuren en weeklagen.
26 Wee jullie als de mensen jullie mooipraten,
want hetzelfde deden hun voorvaderen met de valse profeten.
Op deze 13de september krijgen we geen ongeluksnieuws te horen. Integendeel! We worden gezegend – zij het dan toch wel van de ‘jezuaans’ tegendraadse soort. We krijgen vandaag de ‘zaligsprekingen’ in de versie van Lucas voorgeschoteld. (Altijd eens interessant om ze naast die van Matteüs te leggen: Mt.5,1-12.)
Jezus prijst uiteraard niet de armoede op zich, maar de ‘geest van armoede’, dat is de levenshouding om in ontvankelijkheid en nederigheid te erkennen dat wij alles uit G-ds hand krijgen en dus niet te hoog moeten oplopen met onze eigen prestaties en ego.
Toch betekent dat niet dat het helemaal niet over letterlijke armoede zou gaan.
Ook in de volgende ‘zaligsprekingen’ gaat het duidelijk ook over de heel concrete en tastbare dingen. Niet voor niets hebben christenen de tijden door de expliciete keuze gemaakt voor een soberder leven, een leven waarin materiële armoede, vasten en het lijden niet uit de weg worden gegaan. Deze ‘zegeningen’ ernstig nemen – dus ook ‘letterlijk’ – bleek hen te voeren naar diezelfde zegeningen in de diepte.
Tegendraads … dat kun je wel zeggen. Zal ik mij door Jezus laten zegenen?
Lc.7,1-10 (18/09/2023)
1 Nadat hij al deze woorden voleindigd had
ten aanhoren van het volk,
ging hij Kafarnaüm binnen.
2 Een zekere dienaar van de centurio daar [legeroverste over 100 man]
was erg ziek en op het punt te sterven.
Hij was hem zeer dierbaar.
3 Nu had hij gehoord over Jezus
en zond de oudsten [presbyteros] van de Joden naar hem
om hem te vragen zijn dienaar te komen bevrijden.
4 Zij kwamen bij Jezus
en verzochten hem met aandrang:
“Hij is het waard dat je dit voor hem zou doen!
5 Hij heeft ons volk daad-werkelijk lief
en hij heeft zelf de plaats van samenkomst [synagoge] voor ons gebouwd.”
6 Jezus ging met hen mee.
Toen hij niet ver meer van het huis af was,
stuurde de centurio vrienden naar hem om te zeggen:
“Heer, doe geen moeite,
want ik ben te klein dat jij in mijn huis zou binnenkomen.
7 Daarom heb ik me ook niet waardig geacht
zelf naar jou toe te komen.
Maar spreek een woord
en mijn jongen [pais, kan een knecht of een zoon zijn] zal [moet wel] genezen.
8 Want ook ik ben een mens aan wie volmacht werd gegeven.
Ik heb soldaten onder mij
en als ik tot de ene zeg ‘ga’, dan gaat hij,
en tot een ander ‘kom’, dan komt hij,
of tegen mijn dienaar ‘doe dit’, dan doet hij dat.”
9 Toen Jezus dit hoorde,
verwonderde hij zich over hem.
Hij keerde zich naar de menigte die volgde:
“Ik zeg jullie:
Zelfs in Israël heb ik niet zo’n groot vertrouwen gevonden!”
10 Toen zij die uitgestuurd waren naar het huis terugkeerden,
vonden ze de zieke dienaar gezond.
Ook voor Jezus is het even wennen geweest dat goede (= goddelijke) dingen ook door ‘anderen’ (niet-Joden, heidenen) konden gebeuren. Maar hij stelt er zich wel voor open, en dat doet hij door te beginnen met te lúisteren, i.p.v. met zijn eigen ideeën.
Die ‘goede dingen’ gaan hier over iets wat niet spectaculair is, maar blijkbaar wel essentieel voor Jezus: de attente en liefdevolle zorg voor een mens in nood, en dat ‘de ander’ (of ikzelf dus) daar – in vertrouwen – zijn machtspositie voor laat staan om die mens, ook als hij feitelijk zijn ‘ondergeschikte’ is, te zien als mede-mens.
We komen hier opnieuw uit bij de ‘kleine goedheid’, waar we het soms al eens over hadden. Waar ‘kleine goedheid’ gebeurt, gebeurt G-d, ook als dat van een ‘andere, niet-…’ komt! Maar sta ik open genoeg om dat te zíen en te erkennen? Meer nog: sta ik open genoeg om dat voorbeeld te volgen? Jezus zou er alleen maar in bewondering voor staan …
Lc.8,19-21 (26/09/2023)
19 Nu kwamen Jezus’ moeder en broers naar hem toe,
maar ze konden niet bij hem geraken door de menigte.
20 Daarom werd er aan hem bericht:
“Je moeder en broers staan buiten en willen je zien.”
21 Hij richtte zijn antwoord aan allen:
“Mijn moeder en mijn broers zijn zij
die het woord van God horen én het doen.”
Het is de moeite waard om in het Nieuwe Testament de drie verschillende passages te lezen van dit verhaal (Lc. 8,19-21, Mt. 12,46-50 en Mc. 3,31-35). Lucas stelt de natuurlijke familie van Jezus niet tegenover de familie van de volgelingen. Er is alleen maar lof voor zijn moeder en zijn broers: “Mijn moeder en mijn broeders zijn zij, die het woord van God horen en ernaar handelen.” Met andere woorden: voor Jezus behoren zij tot zijn volgelingen, misschien wel bij de meest trouwe.
Hoe is het met mijn familieband met Jezus gesteld? Of anders gezegd: Hoe is het gesteld met mijn luisterbereidheid en daadwerkelijke geloofs-beleving? Zou ik bij de moeders, vaders, broers of zussen gerekend worden? Misschien een vraag om doorheen de dag (en de volgende dagen) mee te nemen.