Lc.5,1-11 (7/09/2023)
1 Op een keer drong de menigte rondom hem
om het woord van God te horen.
Hij was toen bij het meer van Gennesaret [= meer van Galilea].
2 Hij zag twee boten aan de oever liggen.
De vissers waren eruit gestapt
en spoelden hun netten.
3 Hij stapte in één van de boten
– het was die van Simon –
en vroeg hem een eindje van het land af te varen.
Hij ging zitten en onderrichtte de menigte vanuit de boot.
4 Toen hij ophield te spreken, zei hij tegen Simon:
“Vaar naar het diepe
en gooi daar jullie netten uit om iets te vangen.”
5 Simon antwoordde hem:
“Meester, de hele nacht door hebben wij gezwoegd
en hebben niets gevangen,
maar op jouw woord zal ik het net uitwerpen.”
6 Ze deden dit en vingen zo’n massa vissen
dat hun netten ervan dreigden te scheuren.
7 Ze wenkten hun maats in de andere boot
om de vangst mee op te trekken.
Die kwamen en vulden beide boten tot zinkens toe.
8 Toen hij dit zag,
viel Simon Petrus bij Jezus’ knieën neer en zei:
“Ga weg van mij, Heer, want ik ben een zondig man!”
9 Want verbazing beving hem
en al de mannen die bij hem waren,
over de visvangst die ze hadden samengebracht.
10 Zo ook Jakobus en Johannes, de zonen van zebedeus,
de metgezellen van Simon.
En Jezus zei tegen Simon: “Wees niet bang!
Vanaf nu zul je mensen vangen en het leven schenken.”
11 Ze brachten de boten aan land,
verlieten alles en volgden hem.
Jezus was een begenadigd spreker en voelde haarfijn aan wat er leefde bij zijn toehoorders. Ze hebben honger naar G-ds woord. Ze zijn geïnteresseerd in wat hij te vertellen heeft. En zoals een goede leraar betaamt, weet hij dat een verhaal maar concreet en voedend wordt als het herkenbaar is, dus neemt hij hen mee in zijn verhaal. Hij maakt hen tot medespelers. Zo mogen ze aan den lijve ervaren wat het wil zeggen: ‘gehoor geven aan Jezus’ woord’. De vissers blijven vissen (er verandert niets aan hun werksituatie), maar ze worden uitgenodigd hun doen en laten te laten leiden door G-ds woord en dat is verrassend anders dan ze gewoon zijn.
Jezus zet zijn toehoorders aan om – elk op zijn eigen manier, in hun dagelijks bezig zijn – zijn woorden waar te maken. Als goeie pedagoog ziet hij hun kracht (vissen, dat kunnen ze), geeft hen vertrouwen (wees niet bevreesd) en geeft hen de kracht om zelf aan de slag te gaan, mensen op te vissen en leven te geven, net zoals hij het hen heeft voorgedaan.
Lc.7,11-17 (19/09/2023)
11 De volgende dag trok hij naar een stad die Naïn heet. [ca. 40km ZW van
Kafarnaüm]
Zijn leerlingen en een grote menigte trokken met hem mee.
12 Toen hij de poort van de stad naderde,
– kijk! – werd er een overledene uitgedragen,
de enige zoon van zijn moeder
en zij was weduwe.
Een grote menigte uit de stad was bij haar.
13 Toen de Heer haar zag,
werd hij innerlijk diep bewogen om haar
en zei haar: “Ween niet.”
14 Hij kwam naderbij
en raakte de kist aan. [open kist/draagbaar → onrein]
De dragers hielden halt.
Hij zei: “Jongeling, ik zeg je, sta op.”
15 De dode ging overeind zitten
en begon te spreken,
en hij gaf hem terug aan zijn moeder. [1Kon.17,23; cf. Joh.19,26-27]
16 Ontzag greep allen aan
en zij bleven God loven:
“Een groot profeet is onder ons opgestaan!” en
“God heeft daad-werkelijk omgezien naar zijn volk!”
17 Dit woord over hem
ging rond in heel Judea en omstreken.
Het blijkt het waarmerk van een waarachtige G-d te zijn om “daad-werkelijk om te zien naar zijn volk”. Zo hadden de Israëlieten hem leren kennen in
Egypte, toen Mozes in naam van G-d mocht en kon zeggen: “Ik heb de ellende van mijn volk gezien.” (Ex.3,7) En ook dat lijkt een waarmerk te zijn van een waarachtige G-d: dat hij dat ‘omzien naar’ laat kennen via ménsen, profeten die in zijn naam dit woorden én daden moeten geven. Zo wordt G-d ‘tastbaar’ aanwezig.
Jezus staat duidelijk in die lijn. Zijn nauwe verbinding met G-d doet hem op zo’n manier met mensen omgaan, dat ze in zijn daden herkennen: “G-d heeft daad-werkelijk naar ons omgezien”.
Nu is het ‘alleen maar’ een kwestie van die lijn vérder door te trekken en zelf ook zo’n mensen te worden, die zo nauw in verbinding met G-d leven, dat anderen in ons ‘G-ds omzien’ herkennen. Zullen wij ‘doden opwekken’? Ik ben ervan overtuigd van wel! Misschien niet in fysieke zin, maar wel in de – eigenlijk belangrijker – spirituele zin: wanneer wij ‘halfdode’ mensen (waarvan er op onze dagen véél rondlopen) weer tot Léven wekken door ónze aanwezigheid bij hen!
Lc. 9,1-6 (27/09/2023)
1 Nu riep hij zijn twaalf leerlingen bijeen
en gaf hen de kracht en de bevoegdheid
over alle demonen en om ziekten te genezen.
2 Hij zond hen uit om het koninkrijk van God te verkondigen
en om zieken te helen.
3 Hij zei tegen hen:
“Neem niets mee op de weg:
geen stok, geen reistas, geen brood,
geen geld, geen twee stel kleren.
4 In welk huis je ook onderdak krijgt,
verblijf daar tot je weer verder gaat.
5 En overal waar ze jullie niet ontvangen,
ga weg uit die stad
en schud ook het stof van je voeten,
als getuigenis tegen hen.”
6 Ze gingen op weg door de dorpen
terwijl ze het Goede Nieuws verkondigden
en overal zieken heelden.
We mogen er van uitgaan dat elk van jullie die dit leest oprecht een leerling van Jezus wil zijn. Welnu, hier staat dan jullie – ons – werkprogramma. Het is een hele lijst, waar je vandaag niet zult mee klaar komen. Maar dat hoeft natuurlijk ook niet, het is een programma voor ‘onderweg’.
De opgesomde punten hebben hier en daar wel wat dat cultureel gebonden is, maar het is toch niet zo moeilijk de vertaling te maken naar je eigen leven vandaag. Wie leerling wil zijn, doet er goed aan die vertaling ook feitelijk – vandaag en/of onderweg – te maken voor zichzelf. Pas zo krijgt je leerlingschap handen en voeten.
Opvallend is dat er één iets is wat in de opsomming drie keer vermeld wordt, en dat is het helen van zieken! Mensen zijn op vele manieren ‘ziek/ongeheeld/niet-heel’; in onze verwarde en gestresseerde tijden niet in het minst! Dáár hebben wij als mede-mensen dus een belangrijke taak als wij ‘het koninkrijk van G-d’ willen verkondigen.
Werk aan de winkel voor wie leerling van Jezus wil zijn …
Lc.9,57-62 (4/10/2023)
57 Terwijl ze op weg waren [naar Jeruzalem]
zei iemand tegen Jezus:
“Ik zal je volgen, waar je ook gaat, heer!”
58 Jezus antwoordde hem:
“De vossen hebben holen
en de vogels van de hemel hebben nesten,
maar de mensenzoon heeft niets
waar hij het hoofd kan neerleggen.”
59 Tot een ander zei hij zelf: “Volg mij.”
Maar die zei:
“Heer, sta mij toe eerst terug te gaan
om mijn vader te begraven.” [Gen.50,5-14]
60 Jezus antwoordde hem:
“Laat de doden hun eigen doden begraven.
Maar jij, ga en verkondig overal het koninkrijk van God.”
61 Nog iemand anders zei:
“Ik zal je volgen, heer,
maar sta mij toe eerst afscheid te nemen
van mijn huisgenoten.” [1Kon.19,19-21]
62 Jezus antwoordde hem:
“Niemand die zijn hand aan de ploeg slaat
en kijkt naar wat achter hem ligt,
is geschikt voor het koninkrijk van God.”
Als je niet goed zou weten wat het inhoud Jezus te volgen, wordt het hier nog even duidelijk gesteld. Het veilige rustige leventje is gedaan. Er is geen huis meer waar je even kan gaan uitrusten. Jezus volgen doe je al gaande de weg, zoals hij steeds onderweg was. Het is onderweg dat je mensen tegenkomt en deze mensen zullen je richten op G-d. Zij maken je duidelijk wat je te doen staat. Als je tenminste niet ligt te slapen, maar alert en aandachtig aanwezig bent bij hen.
En of het nu je eigen keuze is (“Ik zal je volgen”), of je geroepen wordt (“Volg mij”): het is altijd een kwestie van radicale keuzes maken, van consequent gaan voor G-d. Het is een kwestie van te zien wat er hier en nu rondom jou gebeurt en daarin G-d aanwezig weten, hem daar doen oplichten. Je zal je niet langer bezig houden met het doodse van het leven. Gods Rijk draait om Léven. Het is tussen de levenden dat het realiteit wordt. Achterom kijken heeft ook geen zin. Het Rijk Gods ligt immers voor je. Daar, vóór je, is het te doen, niet in wat voorbij is.
Lc.11,37-41 (17/10/2023)
37 Nadat Jezus zo sprak,
vroeg een farizeeër of hij bij hem wou komen eten.
Hij kwam het huis binnen en ging meteen aanliggen.
38 De Farizeeër merkte dit op
en verwonderde zich
dat hij vóór de maaltijd niet eerst zich [de handen] waste
[zoals een door de farizeeën opgelegde regel het stelde].
39 Maar de heer zei tot hem:
“En jullie dan?!
Jullie Farizeeën reinigen wel
de buitenkant van beker en bord,
maar jullie binnenkant
is vol hebzucht en slechtheid!
40 Stukken onverstand!
Heeft hij die de buitenkant maakte
ook niet de binnenkant gemaakt?
41 Geef dus liever de binnenkant in barmhartigheid,
dan zul je zien dat alles rein is.”
Voor Jezus loopt er een duidelijk onverbreekbare lijn tussen binnenkant en buitenkant, en wel degelijk van binnen naar buiten. Wat alleen maar aan de buitenkant gebeurt, kan ons in wezen binnenin niet echt raken. Maar wat aan de binnenkant aanwezig is, stroomt uit naar buiten.
Dat is uiteraard een sterke oproep om werk te maken van ‘een reine binnenkant’: een hart dat nauw verbonden leeft met G-d, een hart dat het ‘puur’ wil hebben van G-ds barmhartigheid. Het is díe barmhartigheid van G-d die Jezus is komen verkondigen – het is díe barmhartigheid die veel van de farizeeën niet leken te begrijpen. Ook hun fascinatie – tot obsessie – voor Jezus bleef alleen aan de buitenkant hangen en vertrok niet vanuit een barmhartig hart.
Waar situeert zich ergens míjn barmhartigheid? Wil ik alleen maar (aan de buitenkant) ‘goed doen voor mensen’, of vertrekken mijn ‘goede daden’ in een hart dat weet heeft van G-ds barmhartigheid voor míj?
Lc.6,12-16 (28/10/2023)
12 Het gebeurde nu in die dagen
dat hij wegtrok naar de berg
om te bidden.
Hij was de hele nacht door in gebed van God.
13 Toen het dag werd,
riep hij zijn leerlingen bij zich
en koos er twaalf uit
die hij afgezanten [apostolos] noemde:
14 Simon, die hij ook rots [petros] noemde,
en zijn broer Andreas,
Jakobus en Johannes,
Filippus en Bartolomeüs,
15 Matteüs en Tomas,
Jakobus [de zoon] van Alfeüs
en Simon die de ijveraar [zeloot] genoemd werd,
16 Judas van Jakobus
en Judas, de man van Keriot, die een verrader werd.
Je zal maar Judas heten … Wie weet dat er naast Judas Iskariot (“de man van Keriot, die een verrader werd”) nóg een apostel was die Judas heette en wiens feestdag we vandaag vieren? O.w.v. die andere Judas werd zijn naam behoorlijk verdrongen.
Onterecht duidelijk, want hij werd even goed als de andere een leider in de beginnende christelijke kerk. Er is zelfs een brief van hem bewaard! Misschien kunnen we hem vandaag best eren door die ‘Brief van Judas’ (in de Bijbel vind je die na de Handelingen van de Apostelen en de brieven van Paulus) eens te lezen?
Dat er twee apostelen zijn met dezelfde naam en dat ze tegelijk zo veel van elkaar verschillen, mag ons ook duidelijk maken dat we elke mens naar zijn eigenheid moeten zien en waarderen. Een misschien wat scherpe, maar ongetwijfeld terechte toepassing daarvan is ook: Niet alle Abdessalems zijn terroristen en niet alle Sallys zijn would be-filmsterren. In de palm van G-ds hand staat méér geschreven dan alleen onze naam!