1Joh.3,7-15 (2/01/2022)
Kinderen, laat niemand u misleiden: wie rechtvaardig leeft is een rechtvaardige, zoals ook Jezus rechtvaardig is, en wie zondigt komt uit de duivel voort, want de duivel zondigt al vanaf het begin. De Zoon van God is dan ook verschenen om de daden van de duivel teniet te doen.
Wie uit God geboren is zondigt niet, want Gods zaad is blijvend in hem. Zo iemand kán zelfs niet zondigen, want hij is uit God geboren.
Hieraan is te zien wie kinderen van God en wie kinderen van de duivel zijn: wie niet rechtvaardig leeft, komt niet uit God voort. Hetzelfde geldt voor wie zijn broeder of zuster niet liefheeft. Dit is immers wat u vanaf het begin hebt horen verkondigen: dat we elkaar moeten liefhebben en niet moeten doen zoals Kaïn, die voortkwam uit hem die het kwaad zelf is, en zijn broer doodsloeg. En waarom sloeg hij hem dood? Omdat zijn eigen daden slecht waren en die van zijn broer rechtvaardig. Wees niet verbaasd, broeders en zusters, als de wereld u haat. Wij weten dat we van de dood zijn overgegaan naar het leven omdat we elkaar liefhebben. Wie niet liefheeft blijft in de dood. Ieder die zijn broeder of zuster haat, is een moordenaar, en u weet dat een moordenaar het eeuwige leven niet blijvend in zich heeft.
Wij zijn het niet (meer) gewoon zo ‘rechtdoor zwart-wit’ te spreken: rechtvaardig-zondig / goed-kwaad / God-duivel / …
Persoonlijk denk ik ook niet dat het zo ‘simpel rechtlijnig’ ís. Loopt de grens tussen goed en kwaad niet continu als een uitermate verwarde draad dwars door ons eigen leven en hart? Wij beoordelen iets als ‘kwaad’, maar stellen verbijsterd vast dat anderen er goed mee zijn; of wij doen zelf iets ‘voor goed’ en moeten pijnlijk vaststellen dat er kwaad uit voortkomt; etc … in alle richtingen is er verwarring.
Hoe daar uit geraken? Hoe daar een leidraad doorheen vinden?
Johannes, apostel van de Liefde, reikt ons die leidraad aan: “Dit is wat u vanaf het begin hebt horen verkondigen: dat we elkaar moeten liefhebben.” Als we déze ‘draad’ volgen, kunnen we niet mis-leid worden! Dat betekent niet dat we geen fouten meer zouden kunnen maken!, maar in de liefde kunnen we fouten erkennen en corrigeren.
De liefde zoekt naar één-heid, tegen alle twee-heid (zwart-wit) in!
Inleiding op de Eerste brief van Johannes
1 Joh.2,22-28(31/12/2021)
Bestaat er een grotere leugenaar dan iemand die ontkent dat Jezus de christus is? Wie de Vader en de Zoon niet erkent, is de antichrist. Ieder die de Zoon niet erkent, heeft ook de Vader niet. Wie de Zoon erkent, heeft ook de Vader.
Wat uzelf betreft: wat u vanaf het begin hebt gehoord, laat dat in u blijven. Als in u blijft wat u vanaf het begin hebt gehoord, zult u in de Zoon en in de Vader blijven. En dit is wat Hij ons heeft beloofd: het eeuwige leven. Dit wilde ik u schrijven over hen die proberen u te misleiden.
Wat uzelf betreft: de zalving die u van Hem ontvangen hebt is blijvend, u hebt geen leraar nodig. Zijn zalving leert u alles naar waarheid, zonder bedrog. Blijf daarom in Hem, zoals zijn zalving u geleerd heeft. Blijf dus in Hem, kinderen. Dan kunnen we vol vertrouwen zijn wanneer Hij verschijnt en hoeven we ons niet te schamen bij zijn komst.
De ‘antichrist’ is hij die zijn ‘roots’ verloochent. Kan het anders dan dat wie er weet van heeft dat hij het leven van G-d kreeg, maar dat loochent, dood is? Terwijl wie in de genade van die waarheid gaat staan ‘eeuwig’ leven zal ontvangen, leven in volheid.
Het is niet aan ons om te bepalen wie die ‘antichrist’ concreet zou zijn. Wij kunnen niet in andermans ziel kijken en zouden ons nogal eens mispakken. Laat ons maar bij onszelf blijven.
Staan we er wel eens bij stil wat voor een genade wij gekregen hebben in de Zalving bij ons Doopsel (en Vormsel; voor priesters onder ons ook de Wijding, enkelen misschien ook de Ziekenzalving)? Johannes herinnert er ons aan dat die Zalving zó krachtig is – ze ís G-ds Geest! – dat die altijd in ons is en ons leert de Vader en de Zoon te (h)erkennen. De Zalving met zijn Geest leert ons luisteren naar de sporen van dat volle leven.
Als wij dus op zoek willen naar dat leven in volheid, en niet zelf ‘antichrist’ willen worden, dan kunnen wij daarvoor te rade bij onze ‘roots’, de Zalving met G-ds Geest die woont in ons!
1Joh.2,12-17 (29/12/2021)
Kinderen, ik schrijf u dat uw zonden u vergeven zijn omwille van zijn naam.
Ik schrijf u, ouderen: u kent Hem die er is vanaf het begin.
Ik schrijf u, jongeren: u hebt hem die het kwaad zelf is overwonnen.
Kinderen, ik schrijf u dus dat u de Vader kent.
Ouderen, u schrijf ik: u kent Hem die er is vanaf het begin.
Jongeren, u schrijf ik: u bent sterk, het woord van God blijft in u, en u hebt hem die het kwaad zelf is overwonnen.
Heb de wereld en wat in de wereld is niet lief. Als iemand de wereld liefheeft, is de liefde van de Vader niet in hem, want alles wat in de wereld is – begeerte, inhaligheid, pronkzucht –, dat alles komt niet uit de Vader voort maar uit de wereld. De wereld met haar begeerte gaat voorbij, maar wie Gods wil doet blijft tot in eeuwigheid.
‘Johannes’ schrijft ons vanuit het volle licht. Met een vaderlijke warmte en kracht drukt hij ons op het hart: je zonden zijn je vergeven. Wat een bevrijding! Wat een licht! G-d is zó ‘licht’ dat hij ons onze verwijdering niet aanrekent, maar zelf zich telkens opnieuw naar ons toewendt. En dat doet hij telkens heel persoonlijk, elk naar zijn eigen mogelijkheden: de ouderen naar hun levenservaring, de jongeren naar hun levenskracht. (Wellicht in de wetenschap en de hoop dat alleen die beide sámen een samen-leving kunnen opbouwen.)
Wat zal ons antwoord zijn op die liefde? Zullen wij ‘de wereld’ (“begeerte, inhaligheid, pronkzucht”) liefhebben, of zullen we zelf liefhebben met de liefde van de Vader die in ons is, en de sámen-leving opbouwen met de lévenskrachten die wij in ons hebben? Alleen dat laatste
1Joh.2,29 – 3,6 (1/01/2022)
U weet dat Hij rechtvaardig is, en u moet daarom wel inzien dat ieder die rechtvaardig leeft uit God geboren is.
Bedenk toch hoe groot de liefde is die de Vader ons heeft geschonken! Wij worden kinderen van God genoemd, en dat zijn we ook. Dat de wereld ons niet kent, komt doordat de wereld Hem niet kent.
Geliefde broeders en zusters, wij zijn nu al kinderen van God. Wat we zullen zijn is nog niet geopenbaard, maar we weten dat we aan Hem gelijk zullen zijn wanneer Hij zal verschijnen, want dan zien we Hem zoals Hij is.
Ieder die dit vol vertrouwen van Hem verwacht maakt zich rein, zoals ook Jezus rein is. Ieder die zondigt overtreedt Gods wet, want zondigen is Gods wet overtreden. U weet dat Jezus verschenen is om de zonden weg te nemen; er is in Hem geen zonde. Ieder die in Hem blijft, zondigt niet. Ieder die zondigt, heeft Hem nooit gezien en kent Hem niet.
Wij zijn kinderen van G-d!
Wij zijn kinderen van G-d!
Ik zou het duizend keer moeten schrijven, net niet als ‘schoolstraf’, maar om het in mijn verharde hart te prenten. Zó groot is zijn liefde dat G-d ons aanneemt als zijn kinderen.
Maar als wij kinderen van G-d zijn, zou de appel niet al te ver van de boom mogen vallen. Zolang wij zelf ‘in hem’ blijven en ons niet al te ver verwijderen (= zondigen), zal iets van dat goddelijke leven in ons herkenbaar zijn. Mag het dan verbazen dat ‘de wereld’ dat niet erkent, omdat zij ook G-d niet erkent?
Jezus had het al aangekondigd: De leerling staat niet boven zijn meester. (Lc.6,39) De verwerping die Jezus en zijn boodschap ten deel viel, zal onvermijdelijk ook zijn waarachtige leerlingen ten deel vallen. Let er maar eens op hoe het goede vreemd genoeg veel weerstand oproept (achterdocht, nijd, jaloezie, …)
En dan kan ik me aan de kant van de ‘zonde’ scharen, óf aan de kant van de liefde. – “Maar bedenk toch hoe groot de liefde is die de Vader ons heeft geschonken!”
Inleiding op de Eerste brief van Johannes
1Joh.2,18-21 (30/12/2021)
het laatste uur is aangebroken.
U hebt gehoord dat de antichrist zal komen.
Nu al treden er veel antichristen op,
en daardoor weten we dat dit het laatste uur is.
Ze zijn uit ons midden voortgekomen
maar ze hoorden niet bij ons,
want als ze werkelijk bij ons hadden gehoord,
zouden ze bij ons gebleven zijn.
Maar het moest aan het licht komen
dat niemand van hen bij ons hoorde.
U echter bent gezalfd door Hem die heilig is,
en allen kent u de waarheid.
Ik schrijf u niet omdat u de waarheid niet zou kennen,
maar juist omdat u die kent
en omdat uit de waarheid nooit een leugen voortkomt.
‘Johannes’ schrijft ons over waarheid, over leugen, én over onderscheiding. “Wat is waarheid?” Het had hem al bezig gehouden toen hij in zijn Evangelie die vraag door Pilatus liet stellen (Joh.18,33): Quid est veritas? Guido Gezelle gaf het magistrale antwoord door dezelfde letters anders te schikken: Est vir qui adest! – Het is de mens die voor je staat!
De ‘antichrist’ waar Johannes hier op doelt, is de Christen (of wie zich Christen noemt) die deze waarheid niet ziet, niet erkent, en éigen ‘waarheden’ achternaloopt en verkondigt. Hij bedoelt er dus ook mee te zeggen dat in naam Christen zijn niet volstaat om ‘in de waarheid te leven’. “Wie zegt in het licht te zijn, maar zijn broeder of zuster haat, bevindt zich nog altijd in de duisternis”, lazen we dinsdag. (1Joh.2,9)
Waar Christenen zich dus laten verleiden tot de ‘leugen’, tot het op zichzelf gericht zijn i.p.v. op ‘de mens die voor je staat’, daar heeft het laatste uur geslagen. Zou het soms daarom zijn dat Christendom vandaag zo weinig aantrekking heeft, omdat Christenen niet meer in díe waarheid leven?