Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

Tik Joh. 1,25 
of tik je specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Mt.9,27-31 (4/12/2020)

Toen Jezus van daar vertrok [van het huis van de overste van de synagoge van Kafarnaum], volgden twee blinden hem.
Ze schreeuwden: “Ontferm je over ons, zoon van David!”
Thuis gekomen, kwamen de blinden bij hem en Jezus vroeg hen: “Vertrouwen jullie dat ik de geestkracht heb dit te doen?”
Ze antwoordden: “Ja, Heer!”
Toen raakte hij hun ogen aan en zei: “Het gebeure naar jullie vertrouwen.”
En hun ogen werden geopend. Jezus beval hen streng: “Let op dat niemand het te weten komt!”
Maar eens buiten maakten ze hem in de hele omgeving bekend.

Ons laten omvormen van niet-zien naar zien, als dat geen uitdaging is voor deze corona-Advent!
Aan de twee blinden gebeurt het. Zij vragen om ontferming. Zij vertrouwen en geloven dat Jezus hun blik kan richten en dat zij zullen zien.
Aan ons gebeurt het….
Als wij onze blik laten openbreken en ons toe-vertrouwen aan G-d.
Als wij vanuit die overgave naar het leven kijken.
Dan zullen wij zien, Licht dat geboren wordt, klein en weerloos.
Dan zullen wij zien
die ‘kleine goedheid’ die getuigt van ons verlangen om goed te mogen en te kunnen zijn.
Die ‘kleine goedheid’ die het verschil maakt tussen een onverschillige, koude, eenzame wereld en een solidaire, warme, verbonden wereld.
Aan ons om te vertrouwen, ons toe te vertrouwen aan Hem zodat Hij onze ogen kán openen en ons nu reeds zal doen zien wat ooit waar zal zijn.

Mt.11,16-19 (15/12/2023)

16    Waarmee zal ik de mensen van deze generatie vergelijken?
       Ze zijn als kleine kinderen die op de markt zitten
       en hun vriendjes toeroepen:
17    ‘Wij spelen voor jullie op de fluit, maar je danst niet.
       Wij zingen voor jullie een klaaglied, maar je weent niet!’
18    Want Johannes kwam,
       hij at noch dronk
       en ze zeggen: ‘Hij is van een demon bezeten.’
19    En de mensenzoon kwam,
       hij at en dronk wél
       en ze zeggen: ‘Kijk eens naar die vreter en zuiper,
       die vriend van tollenaars en zondaars!’
       Wijsheid wordt als waar erkend
       door allen die haar kinderen zijn.

Zou Jezus over onze generatie hetzelfde zeggen? Zijn we even wispelturig, afgunstig en vol vooroordelen als zijn toehoorders? Ik vrees van wel ☹.
Jezus ziet hoe mensen omgaan met elkaar. Hij ziet hoe ze vastlopen op uiterlijkheden. Maar voor hem gaat het niet over eten of vasten, wel over iets veel essentiëler, nl. leven vanuit G-ds Wijsheid. Hoe totaal anders de levenswijze van Jezus en Johannes ook was, het waren vrije mensen die leefden vanuit die goddelijke Wijsheid en dat was aan heel hun doen en laten te zien.
Waarschijnlijk ligt het probleem dan ook niet bij Johannes noch bij Jezus, maar wel bij de toehoorders. Zij worden ongemakkelijk wanneer ze zien hoe ‘wijs’ beiden handelden. Het geeft hen een ontevreden gevoel vermits Jezus’ en Johannes’ leven haaks staat op hun levenswijze. En dan is het eenvoudiger om gewoon de mens als mens af te schrijven i.p.v. op zoek te gaan naar de wijsheid van waaruit zij allebei (hoe anders ook) leven.
Het is in onze tijd niet anders. De wispelturigheid verdwijnt maar, als wij ons eigen kinderachtig willetje aan de kant schuiven en plaats maken voor G-ds Wijsheid.

Mt.10,1-7 (12/07/2023)

1      En hij riep zijn twaalf leerlingen bij zich
       en gaf hen volmacht
       over nog niet gereinigde geesten,
       zodat ze die aan het licht konden brengen
       en elke ziekte en zwakte helen.
2      Dit zijn de namen van de twaalf uitgezondenen [apostels]:
       Als eerste Simon, die Petrus [rots] wordt genoemd,
       en zijn broer Andreas;
       Jakobus, de zoon van Zebedeüs,
       en zijn broer Johannes;
3      Filippus en Bartolomeüs;
       Thomas en Matteüs, de tollenaar;
       Jakobus, de zoon van Alfeüs,
       en Taddeüs;
4      Simon, de Kananeeër,
       en Judas, de man uit Kerioth,
       die hem uitgeleverd heeft.
5      Deze twaalf zond Jezus uit
       en droeg hen op:
       “Ga niet de weg van de heidenen,
       ga niet binnen in een stad van de Samaritanen,
6      maar ga veeleer naar de verloren schapen
       van het huis van Israël.
7     Ga en verkondig:
       Het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen.

Hier staan ze op een rijtje, alle namen van de apostelen. Het is een bonte verzameling aan wie Jezus volmacht gaf. Waarschijnlijk wist hij van bij het begin dat sommigen totaal de mist in zouden gaan. Had hij dan geen andere keuze kunnen maken? Gelukkig niet, want deze keuze maakt ook dat ik mij durf te laten zenden. Ik hoef niet perfect te zijn. Het waren immers deze – oh zo menselijke – mannen die hij erop uit zond, om mensen nabij te zijn, om aan het licht te brengen waar mensen vastlopen en om mensen heel te maken en open te breken ...
Aan het rijtje mag je dus ook jouw naam toevoegen. Wie het leerling-zijn serieus neemt, zál uitgezonden worden om rond te kijken, aandachtig te leven en zo te zien (je hoeft niet verder te kijken dan je eigen omgeving) wie zich verloren voelt of in de steek gelaten. Wees er voor hen, dan zal doorheen de verbondenheid G-ds Liefde te zien zijn en zal jouw leven spreken van zijn Koninkrijk.

Mt. 9,36-10,8 (14/06/2020) 

Jezus trok rond langs alle steden en dorpen, Hij gaf er onderricht in de synagogen, verkondigde het goede nieuws
over het Koninkrijk en genas iedere ziekte en elke kwaal. toen Hij de mensenmenigte zag, voelde Hij medelijden met hen,
omdat ze er uitgeput en hulpeloos uitzagen, als schapen zonder herder. Hij zei tegen zijn leerlingen: 'De oogst is groot,
maar er zijn weinig arbeiders. Vraag dus de eigenaar van de oogst of hij arbeiders wil sturen om de oogst binnen te halen.'
Daarop riep Hij zijn twaalf leerlingen bij zich en gaf hun de macht om onreine geesten uit te drijven en iedere ziekte
en elke kwaal te genezen.
Dit zijn de namen van de twaalf apostelen: als eerste Simon, die Petrus genoemd wordt, en zijn broer Andreas,
Jakobus, de zoon van Zebedeüs, en zijn broer Johannes, Filippus en Bartolomeüs, Tomas en de tollenaar Matteüs,
Jakobus, de zoon van alfeüs, en Taddeüs, en ten slotte Simon Kananeüs en Judas Iskariot, die Hem zou uitleveren.
Deze twaalf zond Jezus uit, en Hij gaf hun de volgende instructies: 'Sla niet de weg naar de heidenen in en bezoek geen
Samaritaanse stad. Ga liever op zoek naar de verloren schapen van het volk van Israël. Ga op weg en verkondig: "Ht Koninkrijk
van de hemel is nabij". Genees zieken, wek doden op, maak mensen die aan huidvraat lijden rein en drijf demonen uit.
Om niet hebben jullie ontvangen, om niet moeten jullie geven!

Bij ’t zien van al die gekwetste, gebroken mensen wordt het Jezus te veel. Tot in ’t diepst van zijn wezen wordt Hij bewogen.
Wat Hem het meest raakt, is dat ze doelloos zijn, als schapen zonder herder. Wie wil zich aan hen verbinden? Wie wil hen begeleiden?
Zij brengen Hem in beweging, maar de oogst is groot. Bid dus. Want een engagement vertrekt blijkbaar vanuit je ‘G-ds-verbondenheid’.
Dan kiest Jezus 12 leerlingen waaronder 2 x 2 broers, arme, ongeletterde vissers, een collaborateur, één die in ’t gewapend verzet zit
en een ander die Hem zal verraden … Wie zou met dit allegaartje een bedrijf willen runnen? Hij heeft duidelijk andere normen dan wij.
Wat voor Hem telt is of je bereid bent om
- je, net als Hem, te laten raken
- te leven en te spreken vanuit ‘G-d’
- weg te wijzen van jezelf
- je leven te verbinden aan ‘G-d’
Een carrière zal je niet maken! Wel zal je mensen doen leven, liefde geven. En Ik garandeer je intensiteit van leven en de ervaring dat
“Wie wil geven wat hij heeft, die zal leven opgegeten, die zal weten dat hij leeft.”

Zaterdag (27/06/2020)

Mt. 8,5-17

 Toen Jezus in Kafarnaüm aangekomen was, kwam een honderdman naar Hem toe die zijn hulp inriep met de woorden:
'Heer, mijn knecht ligt verlamd in mijn huis en lijdt vreselijk pijn.' Hij sprak tot hem: 'Ik zal hem komen genezen.'
Maar de honderdman antwoordde: 'Heer, ik ben het niet waard dat Jij onder mijn dak komt; maar een enkel woord van jou is voldoende
om mijn knecht te doen genezen. Want al ben ik zelf een ondergeschikte, ik heb weer manschappen onder mij; en tot de een zeg ik:
'Ga!' en hij gaat; en tot een ander: 'Kom! en hij komt; en aan mijn knecht: 'Doe dit!' en hij doet het.'
Toen Jezus dit hoorde stond Hij verwonderd en zei tot hen die hem volgden: 'Voorwaar, Ik zeg jullie: bij niemand in Israël heb Ik een zó groot geloof gevonden.
Ik zeg jullie, dat velen uit het oosten en het westen zullen komen en met Abraham en Isaäk en Jakob zullen aanzitten in het rijk der hemelen;
maar de kinderen van het rijk zullen buitengeworpen worden in de duisternis: daar zal geween zijn en tandengeknars.'
En tot de honderdman sprak Jezus: 'Ga, zoals jij geloofd hebt geschiede je.' En op datzelfde ogenblik werd de knecht gezond.

Toen Jezus in het huis van Petrus gekomen was, vond Hij diens schoonmoeder met koorts te bed liggen.
Hij raakte haar hand aan en zij werd vrij van koorts; zij stond op en bediende Hem.
Toen de avond gevallen was, bracht men veel bezetenen bij Hem. Hij dreef door een woord de geesten uit,
en alle zieken genas Hij, opdat in vervulling zou gaan wat door de profeet Jesaja gezegd was:
'Hij heeft onze zwakheden weggenomen en onze ziekten heeft Hij gedragen.'

“Heer, ik ben niet waardig dat Jij onder mijn dak komt.”
Wat een weerbarstige zin – en dan zeggen we haar zelf ook nog eens luidop, elke keer we Eucharistie vieren!
Zijn wij het dan werkelijk niet waard dat Jezus naar ons toe komt? Moeten we onszelf weer eens zo klein zien? Of begrijpen we dat verkeerd?
De honderdman maakt zichzelf alvast niet kleiner dan hij is: hij spreekt over zijn leiderschap en dat hij bevelen geeft en dat die ook opgevolgd worden …
Toch belet hem deze ‘grootsheid’ niet dat hij zichzelf op zijn juiste plaats ziet: “Ik ben zelf ook ondergeschikte.”
En zo ziet hij ook zichzelf tegenover Jezus: klein in de huiveringwekkende confrontatie met het mysterie van leven en dood;
groots in zijn vertrouwen en de dingen op hun juiste plaats te zien.
Echt waardeloos worden wij pas als wij buiten onze eigen, juiste, plaats gaan leven; wanneer wij ons te klein maken (en zo onze talenten verbergen)
én wanneer wij ons te groot maken (en zo een holle luchtbel worden).

Nederigheid is: de o zo moeilijke gulden middenweg tussen deze beide.

Mt.9,35 – 10,1.5-8 (9/12/2023)

35 Jezus trok rond langs alle steden en dorpen.
Hij gaf onderricht in hun plaatsen van samenkomst [synagoge]
en verkondigde het bevrijdende nieuws van het koninkrijk
en hij heelde elke ziekte en elke zwakte onder het volk.
36 Toen hij de menigte echter overzag,
werd hij diep innerlijk bewogen om hen,
omdat ze opgejaagd en krachteloos waren,
als schapen zonder herder.
37 Hij zei tegen zijn leerlingen:
“De oogst is wel overvloedig,
maar arbeiders zijn er weinig.
38 Vraag daarom aan de heer van de oogst
dat hij arbeiders uitstuurt in zijn oogst.”

1 En hij riep zijn twaalf leerlingen bij zich
en gaf hen volmacht
over nog niet gereinigde geesten,
zodat ze die aan het licht konden brengen
en elke ziekte en zwakte helen.

5 Deze twaalf zond Jezus uit
en droeg hen op:
“Ga niet de weg van de heidenen,
ga niet binnen in een stad van de Samaritanen,
6 maar ga veeleer naar de verloren schapen
van het huis van Israël.
7 Ga en verkondig:
Het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen.
8 Heel de verzwakten, reinig de melaatsen,
wek de doden op, verdrijf de demonen.
Voor niets heb je ontvangen,
voor niets moet je geven.

Hier zien we het wééral, hoe Jezus ‘diep innerlijk bewogen was’ om de mensen. Eigenlijk kan het ook niet anders. Hij zou zijn leven in uitermate verregaande gegevenheid aan mensen niet zo hebben geleid, als hij niet innig diep van die mensen had gehouden.
En Jezus houdt niet van mensen om wat ze hebben, en dan eventueel aan hem terug kunnen geven, maar juist in hun volle niet-hebben, hun krachteloosheid en kwetsbaarheid. Dát is werkelijk ‘g-ddelijke Liefde’ – laat het ons maar eens durven vergelijken met de onze!
Toch is het díe opdracht waarmee Jezus zijn leerlingen uitstuurt. Het kan een (te) hoge opdracht lijken – ‘onmenselijk’ eigenlijk (inderdaad, want g-ddelijk) – maar hij rust er ons toe uit. Hij geeft ons ‘volmacht’ – wat dus niet gaat over míjn macht, maar over de zijne die in mij mag werken.
O Heer-lijke (maar verdomd lastige) paradox: naarmate ik mijn eigen krachteloosheid láát beminnen door Hem, kan zijn Kracht door mij heen stromen naar niet-hebbende mensen rondom mij …

Subcategorieën