Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Mt.9,1-8 (1/7/2021)
Hij stapte in de boot en stak over en zo kwam hij in zijn eigen stad [Kafarnaüm]. Kijk! Men bracht een verlamde, liggend op een bed, naar hem. Bij het zien van hun vertrouwen, zei Jezus tegen de verlamde: “Wees gerust, kind, je zonden zijn je vergeven.”
En kijk, enige schriftgeleerden zeiden in zichzelf: “Die daar spreekt [God]lasterlijk!” Maar hun bedenkingen kennende, zei Jezus: “Waartoe toch die kwade bedenkingen in jullie hart? Immers, wat is makkelijker te zeggen: ‘je zonden zijn je vergeven’ of ‘sta op en loop’? Welnu, opdat jullie zouden weten dat de mensenzoon volmacht heeft op aarde zonden te vergeven – en nu sprak hij tegen de verlamde: sta op [ontwaak], neem je bed op en ga naar huis.” En hij stond op [ontwaakte] en ging naar huis.
De menigte die dit zag, werd van ontzag vervuld en loofde God dat hij zo’n volmacht aan mensen had verleend.
Een bekend ‘verhaal’. Ik mag dus wijzen op een detail.
Jezus spreekt de verlamde aan met ‘kind’. Het is onwaarschijnlijk dat het letterlijk om een kind gaat, dat wijst uit de context; hooguit een jong iemand, want gehandicapten was geen lang leven beschoren.
Als Jezus hem (of haar) ‘kind’ noemt, dan gaat het veeleer over een genegenheid, een heel oprechte en diepe zorg, een aanhankelijkheid – en ja, ik bedoel van Jezus naar de verlamde toe: hij is er met heel zijn wezensvezels aan verbonden. Hoe helend is dat al niet! Éindelijk iemand die hem als méns benadert, niet als ‘mee te slepen object’ (waarmee ik hier niet de dragers op het oog heb, die bedoelden het duidelijk heel goed).
Bij onze op-en-top Joodse leraar Matteüs mogen we bij het Griekse woord voor ‘kind’ óók denken aan de achterliggende Hebreeuwse betekenis: Dan wordt de genegen ouder-kind-relatie die van de leraar-leerling! Zouden wíj in die verlamde, die sukkelaar, die steuntrekker, die rafelrander, … een leerling van Jezus herkennen? Híj wél!
Misschien was het zelfs voor de verlamde zelf een verrassing, dat ook hij, in zijn situatie en in zijn huis, leerling van Jezus kon zijn?!
Mt.10,26-33 (21/06/2020)
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: 'Weest niet bang. Niets is bedekt of het zal onthuld,
niets verborgen of het zal bekend worden. Wat Ik jullie zeg in het duister, spreekt dat uit in het licht,
en wat je jou in het oor hoort fluisteren, verkondigt dat van de daken.
Weest niet bevreesd voor hen die wel het lichaam kunnen doden maar niet de ziel;
vreest veeleer hem die én ziel én lichaam in het verderf kan storten in de hel. Verkoopt men niet twee mussen voor een stuiver?
En toch zal buiten de wil van je Vader niet één mus op de grond vallen. Bij jou echter is zelfs ieder haar van je hoofd geteld.
Weest dus niet bevreesd; jij bent toch méér waard dan een zwerm mussen. Ieder die Mij bij de mensen belijdt,
hem zal ook Ik als de mijne erkennen bij mijn Vader, die in de hemel is. Maar ieder die Mij zal verloochenen tegenover de mensen,
hem zal Ik ook verloochenen tegenover mijn Vader, die in de hemel is.'
Jezus pleit voor onbevreesde openheid. Of misschien is ‘pleiten’ niet het juiste woord; preciezer gaat het
om het uitbazuinen van een waarheid over het Rijk Gods – Gods Visioen over deze wereld.
Waarheid is dat er in de wereld veel tegenkrachten zijn van G-ds Rijk en dat die het bijzonder lastig kunnen maken
voor wie daar wél willen naar leven. Ze kunnen dodelijk zijn!
Waarheid is ook dat G-ds Rijk er net een is van licht, in plaats van duisternis; van openheid en eerlijkheid, in plaats van heimelijkheid en machtsmisbruik.
G-ds Rijk komt er dus niet zónder dat onbevreesde getuigenis van licht en openheid.
Hoe kan een Christen dat doen? Hoe kan ík vandáág dat Visioen van God lévend houden, zoals Jezus het ons voordeed en hoopte dat wij in zijn spoor zouden gaan?
Is dat niet teveel gevraagd – te gevaarlijk – voor een kleine mens als ik?
Het kan!
Omdat het ook waarheid blijkt te zijn dat ik gekend ben (tot mijn laatste haar na) en tegelijk (!) geliefd.
Waarom zou ik dan nog bang zijn? Zou ik het dan niet van de daken schreeuwen?
Mt.13,16-17 (26/07/2023)
16 Gezegend [vooruit ermee!] echter jullie ogen omdat zij zíen
en jullie oren omdat zij hóren!
17 Amen, ik zeg jullie:
Veel profeten en integeren hebben ernaar verlangd
te zien wat jullie aanschouwen,
maar zij hebben het niet gezien,
en te horen wat jullie aanhoren,
maar zij hebben het niet gehoord.
Vandaag worden de grootouders van Jezus in de spotlights geplaatst en samen met hen alle grootouders en ouderen. Paus Franciscus riep de vierde zondag van juli uit om deze generatie in de kijker te plaatsen. Vele kleinkinderen zullen het met hem eens zijn: grootouders verdienen het om minstens één dag in de kijker te staan. Ze hebben heel wat te bieden – en dan gaat het over meer dan kinderoppas wanneer de jonge ouders het druk hebben. Hun levens-ervaring, hun mens-zijn, wijsheid, zorg en liefde zijn onvervangbaar. Ze vormen vaak een veilige, standvastige haven. Ze ‘staan’ ergens voor, ‘zijn’ als het ware traditie (in de positieve zin) en geven zo Léven door. Ze omringen hun kleinkinderen met een liefde die onuitgesproken woorden hoort, een liefde die dieper en verder kijkt dan wat er aan de oppervlakte te zien is.
Kortom deze generatie is een zegen, veel meer dan ze zelf lijken te beseffen.
Mt.9,9-13 (2/7/2021)
Jezus ging van daar verder en zag een zekere Matteüs bij het tolhuis zitten. “Volg mij,” zei hij tegen hem, en hij stond op en volgde Jezus.
Jezus ging in op zijn uitnodiging voor een afscheidsmaal. En kijk: Veel tollenaars en zondaars kwamen ook en lagen mee aan tafel met Jezus en zijn leerlingen. Toen de Farizeeën dit zagen, insinueerden ze tegen zijn leerlingen: “Waarom eet die meester van jullie met tollenaars en zondaars?”
Maar Jezus had dit gehoord en antwoordde: “Niet de gezonden hebben een dokter nodig, maar de zieken. Ga, en onderzoek wat dit wil zeggen. Mededogen wens ik, geen holle offers. Niet om de rechtvaardigen te roepen, ben ik gekomen, maar de zondaars.”
Straf stukje Evangelie, bevrijdende boodschap, hoor, als je er ook maar even over nadenkt! “Waarom eet die meester van jullie met tollenaars en zondaars?” Ja, waarom? Antwoord eens, jij, leerling van díe meester? En het gaat ‘van kwaad naar erger’: hij eet er niet alleen mee, hij vraagt ze ook als volgeling!
Sta ik, die me toch ook volgeling van die meester noem, dan in dát rijtje?
Ja! …
En hoe bevrijdend is dat!, te weten dat Jezus mij in al mijn schamelheid blijkbaar de moeite waard vindt om er zijn boodschap in de wereld mee te vestigen. Mededogen, hoe zachtaardig en onooglijk ze soms ook mag lijken, is een enorme hefboomkracht. Iets kleins, dat iets heel groots in beweging zet.
Het kan geen toeval zijn dat de evangelist Matteüs hier de tollenaar bij zijn naam noemt: Matteüs! Het ziet er niet naar uit dat hij het zelf was (daarvoor draagt zijn tekst teveel sporen van een iets latere datum (ca.70 na Chr.)), maar minstens herkende hij zich in hem. Het mededogen dat uit deze gebeurtenis straalt, zet alvast hem in beweging om zijn Evangelie te schrijven, dat op zijn beurt al vele eeuwen mensen in beweging zet …
… tot het ook mij in beweging zet …? tot mededogen …
Mt. 10, 34-11,1 (13/07/2020)
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: Denkt niet, dat Ik vrede ben komen brengen op aarde; Ik ben geen vrede komen brengen, maar het zwaard.
Tweedracht ben Ik komen brengen tussen een man en zijn vader, tussen dochter en moeder, schoondochter en schoonmoeder;
en iemands huisgenoten zullen zijn vijanden zijn.
Wie vader of moeder meer bemint dan Mij, is Mij niet waardig; wie zoon of dochter meer bemint dan Mij, is Mij niet waardig.
En wie zijn kruis niet opneemt en Mij volgt, is Mij niet waardig.
Wie zijn leven vindt, zal het verliezen, en wie zijn leven verliest om Mijnentwil zal het vinden.
Wie u opneemt, neemt Mij op; en wie Mij opneemt, neemt Hem op die mij gezonden heeft.
Wie een profeet opneemt, omdat het een profeet is, zal ook het loon van een profeet ontvangen; en wie een deugdzaam mens opneemt,
omdat het een deugdzaam mens is, zal ook het loon van een deugdzame ontvangen. En wie een van deze kleinen al was het maar een beker koud water geeft,
omdat hij mijn leerling is, voorwaar, Ik zeg u: Zijn loon zal hem zeker niet ontgaan.'
Toen Jezus zijn lessen aan zijn twaalf leerlingen had geeindigd, vertrok Hij vandaar om te onderrichten en te prediken in hun steden.
Bizar, nu lijkt het plots alsof Jezus niets van doen heeft met vrede. Ik was nochtans overtuigd van het tegendeel.
Neen, zegt hij hier, denk dat vooral niet! Ik breng geen vrede maar tweedracht.
Waarom zou ik die man nog blijven volgen? Het wordt hoe langer hoe uitdagender, hoe gekker. Waarom zou ik kiezen voor het zwaard,
voor tweedracht binnen de familie en voor het creëren van vijanden?
Deze woorden klinken misschien hard maar eigenlijk ervaar ik dit wel. Wanneer ik kies om G-d toe te laten in mijn leven vraagt dat keuzes.
Keuzes die vaak verdomd lastig zijn en die niet iedereen begrijpt. Het gevolg is dat er mensen zijn die omwille van mijn keuzes afstand nemen, kwaad worden.
Dus ja, als ik onvoorwaardelijk kies om G-ds liefde toe te laten, kom ik onbegrip tegen. Onbegrip dat af en toe heel fel kan oplaaien.
Want het is voor de doorsnee mens blijkbaar moeilijk te vatten dat er zijn die hun leven uit handen geven, niet langer de touwtjes zelf in de hand willen houden
maar durven vertrouwen op G-d en zich zo verbinden met Hem.
De enige garantie die ik krijg naast onbegrip en tweedracht is dat G-d zich van zijn kant zal verbinden met mij, dat ik G-ds Liefde mag ontvangen.
Aan mij om te kiezen.
Mt.13,36-43 (1/08/2023)
36 Toen liet hij de mensen gaan
en ging naar huis.
Zijn leerlingen kwamen naar hem en vroegen:
“Verklaar ons de gelijkenis van de dolik op de akker?”
37 Hij antwoordde hen:
“Die het goede zaad zaait, is de mensenzoon,
38 en de akker is de wereld.
Het goede zaad, dat zijn de kinderen van het koningschap,
en de dolik zijn de kinderen van het kwaad.
39 De vijand die het gezaaid heeft, is de uiteendrijver [tweedrachtzaaier, diabolos].
De oogst is de voleinding van de tijd
en de maaiers zijn de engelen.
40 Zoals de dolik wordt verzameld
en in het vuur verbrand,
zo zal het zijn in de voleinding van de tijd.
41 De mensenzoon zal zijn engelen uitzenden
en zij zullen uit zijn koninkrijk
alle struikelstenen en [dat is] wie leven in wetteloosheid
verzamelen [Sef.1,3]
42 en zij zullen hen in de vuuroven werpen.
Daar zal er geween en tandengeknars zijn.
43 Maar dán zullen de integeren [recht-vaardigen]
stralen als de zon
in het koninkrijk van hun Vader.
Wie oren heeft, moet luisteren!”
Luisteren! Je oren gebruiken en luisteren, dat is blijkbaar de enige weg om te ontkomen aan de vuuroven. Het gaat hier niet over de vraag of je oren hebt, maar wel waarvoor je ze wilt gebruiken. Je hebt immers de keuze! Luister je naar de uiteendrijver of luister je naar de mensenzoon?
Luister je naar de uiteendrijver en zaai je met hem tweedracht, dan wordt je leven één versnipperde chaos en zullen er mensen over je struikelen en ten val komen.
Je kan ook kiezen om G-d de stem te laten zijn waarop jij je leven afstemt, de stem waar jij gehoor-zaam aan bent. Je leven zal dan warmte en licht uitstralen, als de zon.
Voor Jezus is het één-voudig: wie oren heeft (en die hebben we allemaal), moet luisteren!
Aan ieder van ons om te kiezen naar wie je wilt luisteren.