Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Mc.12,13-17 (4/06/2024)

13    Ze zonden enkele farizeeën en herodianen naar hem
       met de bedoeling hem op een woord te vangen.
14    Ze zeiden hem:
       “Meester, we weten dat jij waarachtig bent
       en in waarachtigheid de weg van God leert.
       Je laat je door niemand voorzeggen
       en kijkt niemand naar de ogen.
       Is het geoorloofd belastingen te betalen?
       Moeten wij betalen of niet?”
15    Maar jezus doorzag hun dubbelzinnigheid en zei hen:
       “Wat stel je mij op de proef?
       Breng mij eens een belastingmunt, dat ik hem zie.”
16    Ze brachten er één.
       Hij vroeg hen: “Van wie is de beeldenaar en het opschrift?”
       Ze antwoordden: “Van de Keizer.”
17    Jezus antwoordden hen:
       “Geef dus aan de keizer wat aan de keizer toekomt,
       en geef aan God wat aan God toekomt.”
       Ze stonden perplex over hem.

De tempelautoriteiten proberen bij Jezus uitspraken uit te lokken over politiek actuele hangijzers. Ze zijn erop uit hem op zijn woorden te vangen. Dat is duidelijk iets van alle tijden – luister maar naar de verkiezingsdebatten die op dit moment volop aan de gang zijn. Maar Jezus antwoordt onverwacht. Zijn antwoord gaat voorbij aan hun strikvragen over bevoegdheden. Het gaat voorbij aan de concrete actualiteit van oorlog, lonen en belastingen. Zijn antwoord is van een tijdloos en diep niveau. (Aan zo’n man zou ik zondag graag mijn stem geven.)
De kern van zijn antwoord zit in het tweede deel: “Geef aan God wat aan God toekomt”. Als wij geschapen zijn naar G-ds beeld en gelijkenis, als hij ons zijn levensadem inblies, dan zijn we van G-d en zijn wij het die zijn aanwezigheid, rechtvaardigheid en liefde – al dan niet – zichtbaar en tastbaar maken in de wereld. Als we ervoor kiezen om aan G-d te geven wat aan G-d toekomt, dan kunnen we niet anders dan hem present stellen in de manier waarop we omgaan met politiek en economie, met geld en mensen.
Aan ieder van ons de keuze.

Mc.4,26-34 (16 /06/2024)

26    Verder zei hij:
       “Zo is het koningschap van God:
       Als iemand die zaad uitstrooit op de aarde:
27    hij slaapt en staat op, nacht en dag,
       en het zaad ontkiemt en groeit,
       zonder dat hij zelf weet hoe.
28    Want uit de in zichzelf aanwezige kracht
       brengt de aarde vruchten voort,
       eerst de halm, dan de aar, dan het volle koren.
29    En wanneer de vruchten rijp zijn,
       slaat hij er onmiddellijk de sikkel in
       omdat de oogst is aangebroken.”

30    Verder zei hij:
       “Waarmee zouden we het koningschap van God vergelijken?
       Welk beeld kunnen we ervoor gebruiken?
31    Het is als een mosterdzaadje:
       Wanneer het in de aarde wordt gezaaid,
       is het kleiner dan alle zaden op aarde,
32    maar wanneer het is gezaaid,
       ontkiemt en groeit het
       en wordt groter dan alle tuingewassen
       en er komen grote takken aan
       zodat de vogels zich in hun schaduw kunnen nestelen.”

33    Met vele zulke gelijkenissen
       verkondigde hij hun het woord,
       naarmate zij in staat waren het te horen.
34    Alleen in gelijkenissen sprak hij tegen hen,
       maar apart met zijn leerlingen,
       gaf hij hen van alles uitleg.

We kennen allemaal de uitspraak: ‘God geeft het zijn beminden in de slaap.’ Of we die gedachte ook kunnen/durven te leven is een ander paar mouwen. Alles draait erom of we durven te vertrouwen dat G-ds rijk niet ons werk is, maar het zijne. Het rijk van G-d is sowieso werkzaam in ons, zonder dat wij erin tussenkomen. Het woord van G-d is als een zaad dat vanzelf groeit. Eender hoe de mensen reageren – goed of slecht – G-d blijft onverstoord ten einde toe zijn weg gaan: in stilte, maar krachtdadig.
Dat is toch wel een hoopvol teken voor hen die de oogst niet zien rijpen! Wie luistert naar het Woord mag dus gerust zijn. Als hij zich beschikbaar stelt om het Woord te onthalen, is hij toch niet verantwoordelijk voor de groei ervan. Daarvoor mag hij op G-d vertrouwen. Als hij al het nodige gedaan heeft om in zijn hart het zaad van het Woord te onthalen, dan mag hij ‘slapen’ en het Woord zelf vrucht laten dragen.

Mc.4,1-20 (29/01/2025)

     Opnieuw begon Jezus onderricht te geven langs het meer.
       Er verzamelde zich zo’n menigte rondom hem,
       dat hij in een boot stapte en daarin ging zitten, op het meer,
       terwijl de menigte op het land langs het meer bleef.
2      Hij onderrichtte vaak in gelijkenissen.
       Nu zei hij in zijn onderricht tegen hen:
3      “Luister!
       Kijk, een zaaier ging uit om te zaaien.
4       En het gebeurt, tijdens het zaaien,
       dat een deel op de weg viel.
       De vogels kwamen en aten het op.
5      Een ander deel viel op steenachtige grond
       waar het niet veel aarde had.
       Onmiddellijk kwam het op,
       omdat het niet veel diepte had,
6      maar toen de zon opkwam, verschroeide het,
       omdat het geen wortel had.
7      Een ander deel viel tussen de dorens.
       Die kwamen op en verstikten het,
       zodat het geen vrucht gaf.
8      Een ander deel viel in goede aarde.
       Opkomend en groeiend, gaf het vrucht,
       deels dertig-, deels zestig-, deels honderdvoudig.”
9      En hij besloot:
       “Wie oren heeft om te horen, moet luisteren!”
10    Maar toen hij alleen was,
       stelden zij die samen met de twaalf bij hem waren,
       hem vragen over de gelijkenissen.
11    Hij zei hen:
       “Aan jullie is het gegeven
       het geheimenis van het koningschap van God te kennen,
       maar voor wie buiten staat, gebeurt dit in gelijkenissen.
12    opdat [vervuld zou worden wat geschreven staat, dat]
       zij kijken, maar niet zien,
       en horen, maar niet begrijpen,
       opdat zij zich niet hoeven te bekeren
       en hun zonden vergeven worden.” [Jes.6,9-10]
13     Verder zei hij tegen hen:
       “Als jullie de kunst niet verstaan van deze gelijkenis,
       hoe zul je dan alle gelijkenissen vatten?
14     De zaaier zaait het woord.
15     Sommigen zijn als [het zaad dat] op de weg [valt]:
       Het woord wordt wel gezaaid,
       maar wanneer zij het gehoord hebben,
       komt onmiddellijk de tegenstander [satan]
       en neemt het woord weg dat in hen is gezaaid.
16     Anderen zijn als [het zaad dat] op steenachtige grond [is gezaaid]:
       Wanneer zij het woord horen,
       nemen zij het onmiddellijk in vreugde aan,
17     maar zij hebben geen wortel
       – het zijn mensen van het moment.
       Wanneer er vervolgens omwille van het woord
       verdrukking of vervolging komt,
       struikelen ze onmiddellijk.
18     Anderen zijn als [het zaad dat] tussen de dorens [is gezaaid]:
       Zij horen het woord,
19     maar de zorgen van deze wereld,
       de begoocheling van de rijkdom
       en de begeerte naar allerlei zaken
       dringen binnen en verstikken het woord
       en het blijft vruchteloos.
20    Anderen zijn als [het zaad dat] in de goede aarde [valt]:
       Zij horen het woord en verwelkomen het.
       Zij dragen vrucht,
       soms dertig-, soms zestig-, soms honderdvoudig.

Het lijkt een idyllisch plaatje: Jezus zo op een bootje, met het meer achter zich als klankbord voor de vele toehoorders op de hellingen rondom. En ook dat beeld van de zaaier kan ons wel bekoren (ook al kennen we eigenlijk amper nog de realiteit ervan). Maar laten we ons daarop niet blindstaren! Wat Jezus probeert te vertellen is helemaal niet zo idyllisch!
Het gaat over tevergeefs een boodschap van Léven brengen, omdat doornen, rotsen, hitte en ‘doofheid’ dan toch weer sterker lijken. Het gaat over graan in de aarde – als beeld voor ons eigen leven! – dat éérst moet sterven eer het vruchtbaar kan worden. Het gaat om een mysterievolle boodschap, die we pas kunnen benaderen als we dicht genoeg bij Jezus leven.
Als wij op de helling langs het meer staan te luisteren naar zijn boodschap, gaat ons hart – die vruchtbare grond – dan open, of gaat die ‘het ene oor in, het andere uit’ (waarbij het alleen onze hersenen passeert, die blijkbaar níet zo vruchtbaar zijn …)?
Laten we met moed luisteren, dán worden we leerling van Jezus.

Mc.7,1-13 (11/02/2025)

     Nu verzamelden zich de farizeeën
       en enkele schriftgeleerden die uit Jeruzalem gekomen waren,
       bij Jezus.
     Zij merkten op dat sommige van zijn leerlingen
       met onreine – dat wil zeggen: ongewassen – handen het brood aten.

     (De farizeeën en alle Joden eten immers nooit
       zonder eerst de handen te wassen
       – vasthoudend aan de traditie van de oudsten.
     Als ze bijvoorbeeld terugkomen van de markt,
       zullen ze niet eten zonder zich eerste te besprenkelen.
       Zo zijn er nog vele andere gewoontes waar ze aan vasthouden,
       zoals de onderdompeling van drinkbekers, kannen en koperen vaten.)

     Nu vroegen de farizeeën en schriftgeleerden hem:
       “Waarom handelen jouw leerlingen
       niet naar de traditie van de oudsten,
       maar eten zij het brood met onreine handen?”
     Hij antwoordde hun:
       “Hoe goed heeft Jesaja over jullie geprofeteerd, huichelaars [hypokrites, voorbij het oordeel],
       waar geschreven staat:

       Dit volk eert mij met de lippen,
       maar hun hart is ver van mij verwijderd!
     Tevergeefs vereren ze mij.
       Wat ze leren, zijn geboden van mensen. [Jes.29,13]

     Terwijl je het gebod van God loslaat,
       hou je vast aan de traditie van mensen.
9      ’t Is mooi: Je schaft het gebod van God af
       om je eigen traditie in stand te houden!
10    Want bijvoorbeeld:
       Mozes heeft gezegd:

       Eer je vader en je moeder,
       en: Wie aan zijn vader of moeder het kwade toezegt,
       moet sterven. [Ex.20,12]

11    Maar jullie zeggen:

       Als iemand tegen zijn vader of moeder zegt:
       Alles waarmee ik jullie zou kunnen helpen
       is een korban – een offergave [dus voor God bestemd, en niet voor de ouders],
12    dan hoeft hij zijn vader en moeder niet meer te helpen.

13    Zo ontkracht je Gods woord
       door jullie eigen traditie.
       En je doet veel dergelijke dingen.”

Jezus roept op om kritisch om te gaan met regels en wetten. Als deze de mens in zichzelf opsluiten, kun je ze beter achterwege laten. Mensgericht omgaan met regels en wetten begint bij het vermogen om onze verlangens, onze mentaliteit en ook onze sociale en culturele tradities te zuiveren. Het is een innerlijke omkering vanuit het hart, die ruimte geeft aan G-d om in het weefsel van het menselijk bestaan te komen wonen.
Jezus zegt dat we best revolutionair mogen ingaan tegen een wet als deze ons hindert om G-d en de mensen tot hun recht te laten komen. Het stoorde Jezus niet dat het om oude en eerbiedwaardige wetten ging.
De vraag is of wij erin slagen om te kiezen voor de liefde, ook al lopen we hiermee het risico in de ogen van ‘wetgeleerden’ onze integriteit en onze zuiverheid te verliezen. Kiezen we onvoorwaardelijk voor de goddelijke logica, met het risico dat we ‘onze handen vuil maken’ en onszelf, net als hij, compromitteren?
Zo kan onze menselijke traditie écht Traditie worden en het samen-leven van binnenuit omvormen tot Léven voor iedereen.

Mc.7,24-30 (13/02/2025)

24    Jezus vertrok van daar [Galilea]
       en ging naar het [niet-Joodse] grensgebied van Tyrus en Sidon.
       Hij trok er in een huis
       en wilde niet dat iemand het wist.
       Maar hij kon moeilijk verborgen blijven.
25    Een vrouw
       van wie het dochtertje last had van een nog niet gereinigde geest,
       kwam naar hem toe
       en viel aan zijn voeten neer.
26    Die vrouw was een Helleense van Syro-Fenicische afkomst
       [dus niet-Joods, ‘heidens’].
       Zij vroeg hem de demon uit haar dochter te verdrijven.
27    Maar Jezus zei haar:
       “Laat eerst de kinderen [= Joden] verzadigd worden!
       Want het is niet goed het brood van de kinderen te nemen
       en dat naar de hondjes [= ‘heidenen’] te werpen.”
28    Maar zij antwoordde hem:
       “Toch wel, Heer,
       want ook de hondjes eten onder de tafel
       van de kruimels van de kindjes!”
29    Nu zei Jezus haar:
       “Omwille van deze woorden: ga heen;
       de demon is uit je dochter weggegaan.”
30    De vrouw ging naar huis
       en vond het kind in haar bed;
       de demon was weggegaan.

Het valt misschien niet zo op, maar dit is niet zomaar het zoveelste genezingsverhaal in de rij. Hier gebeurt iets bijzonders, bijna revolutionairs!
Jezus trok naar ‘heidens’ gebied, juist níet om daar ook ‘zieken te genezen en de boodschap te verkondigen’, maar om gerust gelaten te worden! Hij ging naar het ‘grensgebied’ om even van de drukte en de eisen van mensen verlost te zijn, maar dat lukt dus niet.
In het begin, wanneer de moeder haar zorg voorlegt, reageert hij nog zeer afwerend, zeg maar onbetamelijk! Maar de moeder laat zich niet doen en neemt hem op zijn eigen woorden. Het is waarschijnlijk de kracht van haar persistente moederlijke nood-vraag die Jezus eindelijk doet openbreken.
Maar hij doet het dan ook. Hij láát zich raken en komt in beweging, tegen zijn Joodse aard in.
Ook vandaag kunnen wij ‘de rand’ opzoeken. Zullen wij onze weerstand overwinnen om ons te laten raken door de krachtige nood-vraag die daar spreekt, en in beweging komen, tegen onze aard in?

Mc.10,1-12 (28/02/2025)

     Hij vertrok van daar [Kafarnaum] naar het gebied van Judea,
       via de overkant van de Jordaan.
       Opnieuw kwam er veel volk bij hem samen
       en, zoals hij gewoon was, onderrichtte hij hen.
     Er kwamen farizeeën naar hem.
       Ze vroegen hem, om hem te testen:
       “Is het een man geoorloofd zijn vrouw weg te sturen?”
     Jezus antwoordde hen: “Wat heeft Mozes jullie gewezen?”
     Ze zeiden:
       “Mozes heeft toegestaan een akte van scheiding te schrijven
       en haar weg te sturen.” [Deut.24,1]
     Nu antwoordde Jezus hen:
       “Omwille van de verhardheid van jullie hart [sklèrokardian]
       heeft hij die wijzing geschreven.
     Maar vanaf het begin van de schepping
       [als principe, in oorsprong en doel]
       heeft God de mens mannelijk en vrouwelijk gemaakt. [Gen.1,27]
     Hierom zal een man zijn vader en moeder verlaten
       en zich verbinden aan zijn vrouw, [Gen.2,24]
     en deze twee zullen één lichaam worden,
       zodat ze niet meer twee, maar één zijn.
     Wat God dus heeft samengebracht,
       moet een mens niet scheiden.”
10    Terug thuis vroegen zijn leerlingen hierover door.
11    Hij zei hen:
       “Wie zijn vrouw wegstuurt en een ander huwt,
       breekt echt, tegen de een, met de ander.
12    En als een vrouw haar man verlaat en een ander huwt,
       breekt zij echt.

Is dit een (te) radicale boodschap van Jezus? Vanuit een hedendaags alomtegenwoordig liberaal denken – waar we als Christen óók aan onderhevig zijn – zal dat natuurlijk meteen bevestigd worden. Maar los daarvan kan Jezus’ kijk op huwelijk en echtscheiding nog radicaal genoemd worden – zij het dan als een radicaliteit van de liefde.
Daarvoor keert hij terug naar de oorsprong – en dus ook naar het doel: de mens is mannelijk en vrouwelijk geschapen, én geschapen naar G-ds beeld en gelijkenis. Hun liefdesverbinding is dus ook een beeld van G-ds liefdesverbinding met de mens! In wezen kan die dus niet verbroken worden!
In wezen … Maar in de praktijk ziet het er vaak anders uit. De Bijbel staat vol verhalen hoe mensen het Verbond met G-d verbreken, en dus ook met elkaar. Toch blijft ‘in wezen’ het Verbond/de Liefde bestaan. Diezelfde verhalen komen er telkens op neer dat G-d ondanks alles de mens tóch graag blijft zien en tegemoetkomen in zijn verdwaasdheid – barmhartigheid heet dat in de Bijbel!
We mogen dus hopen, bidden én concreet eraan meewerken dat mensen kunnen volharden in de liefde, en waar dat in de praktijk niet naar dat hoge ideaal kan, ze toch de liefde van de barmhartigheid blijven beoefenen. Van G-dswege kunnen we beide ontvangen.