Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Mc.12,28b-34 (4/06/2020)

In die tijd trad een schriftgeleerde op Jezus toe en legde Hem de vraag voor: 'Wat is het allereerste gebod?'
Jezus antwoordde: 'Het eerste is: 'Hoor, Israël! De Heer onze God is de enige Heer. Jij zult de Heer jouw God beminnen met geheel jouw hart,
geheel jouw ziel, geheel jouw verstand en geheel jouw kracht.' Het tweede is dit: 'Jij zult jouw naaste beminnen als jezelf.'
Er is geen ander gebod voornamer dan deze twee.'
Toen zei de schriftgeleerde tot Hem: 'Juist, Meester, terecht heb Je gezegd: Hij is de enige en er bestaat geen andere buiten Hem;
en Hem beminnen met heel zijn hart, heel zijn verstand en heel zijn kracht en de naaste beminnen als zichzelf dat gaat boven alle brand- en slachtoffers.'
Omdat Jezus zag dat hij wijs gesproken had zei Hij hem: 'Jij staat niet ver af van het Koninkrijk Gods.' En niemand durfde Hem nog een vraag te stellen.

Wellicht een bekend stukje Evangelie: de twee ‘assen’ van een waarachtige geloofsbeleving, de liefde voor God en de liefde voor de mensen.
(Tussen haakjes is het zinvol even te vermelden dat Jezus hier niets nieuws vertelt. De schriftgeleerde zegt precies hetzelfde.
Alleen is het accent verschoven: deze twee zijn het voornaamste en gaan al de rest te boven.)
Het doet er dus niet zoveel toe waar je ergens ‘begint’ – als je maar óók aan de ‘andere’ zijde uitkomt.
Wie intens op Gods liefde ingaat, zál uitkomen bij zijn mensen. Wie zich waarachtig engageert met mensen, zál uitkomen bij God.
Anders zit de balans niet juist en zal dat voelbaar worden. ‘God liefhebben’ zónder zijn mensen, wordt wereldvreemd en zweverig.
‘De mensen liefhebben’ zónder God, wordt oppervlakkig en vaak ook zelf-gericht.
Hoe houden we beide ‘assen’ samen? Hoe wordt het een vruchtbare balans?
“Hoor!”, zegt Jezus. Daar begint het allemaal! In álles wat wij doen ons oor (zowel ons fysieke oor als het ‘oor’ van ons hart (én onze geest))
te luisteren leggen: Wat wil jij/Jij vandaag mij zeggen?

Mc.1,29-39 (13/1/2021)

Onmiddellijk daarna [na de genezing van een bezetene] gingen zij naar buiten,
weg uit de plaats van samenkomst [synagoge], en gingen naar binnen in het huis van Simon en Andreas,
samen met Jakobus en Johannes. Maar Simons schoonmoeder lag neer, gegrepen door koorts.
Onmiddellijk spaken zij hem over haar. Hij ging naar haar toe, nam haar bij de hand en richtte haar op.
Onmiddellijk verliet de koorts haar en zorgde zij voor hen.
Toen de zon was ondergegaan en de sabbat ten einde, brachten ze hem al wie erg zwak was of bezeten.
Heel Kafarnaum kwam samen bij de deur en hij heelde velen die erg zwak waren
door allerlei lijden en wierp veel demonen naar buiten, maar hij liet niet toe dat de demonen van hem getuigden.
Heel vroeg in de morgen, toen het nog donker was, stond hij op en ging weg naar een eenzame plaats, om daar te bidden.
Simon en wie bij hem waren, gingen hem achterna. Toen ze hem gevonden hadden, zeiden ze tegen hem:
“Iedereen zoekt je!” Hij antwoordde hen: “Laten we naar ergens anders gaan, naar de omliggende dorpen,
zodat ik ook daar kan verkondigen. Dat is immers waarom ik op weg ben gegaan.”
Zo ging hij verkondigen in de plaatsen van samenkomst [synagoge] in heel Galilea, en dreef demonen uit.

 Het zijn stevig gevulde dagen voor Jezus daar in Kafarnaüm. De ganse dag komen mensen met hun ellende en miserie naar hem toe.
En hij stelt zich – telkens weer – heel aandachtig open voor hun verhaal, reikt hen de hand en richt hen op.
Heel de dag door eisen mensen hem op en hij laat het toe.
Je zou voor minder nood hebben aan wat rust, weg van de opeisende aanwezigheid van zovelen.
En ja Jezus gaat naar een eenzame plaats … maar niet om even alleen te zijn, niet om weg te vluchten
van de drukte en het eisende gedrag … wel om te bidden. Hij bidt om kracht toegezegd te krijgen
om een dag als deze te mogen beleven, zodat hij liefdevol de ander tegemoet kan blijven gaan.
En er is meer. In alle vroegte – het was nog donker – her-innert hij zich waarom hij op weg is gegaan.
Daar, terwijl allen hem zoeken, wordt nog maar eens duidelijk dat hij moet gaan verkondigen, niet alleen in Kafarnaüm, maar in heel Galilea.
Overal wil hij mensen warm maken – door woord en daad (dabar) – voor een G-dgericht leven.

Mc.9,30-37 (19/ 09/2021) 

Ze gingen van daar weg en trokken door Galilea. Hij wilde niet dat iemand het wist, want hij onderrichtte zijn leerlingen. Hij zei hen: 
“De mensenzoon wordt uitgeleverd in de handen van de mensen, en ze zullen hem doden en na drie dagen zal hij opstaan.”
Zij begrepen dat woord echter niet, maar schrikten ervoor terug hem ernaar te vragen.
Ze kwamen in Kafarnaüm. Thuis gekomen, vroeg hij hun: “Waarover ging jullie gesprek onderweg?” Maar ze bleven zwijgen, want ze hadden het erover gehad wie de grootste was.
Hij ging zitten en riep de twaalf. Hij zei hen:
“Als iemand wil de eerste zijn, zal hij van allen de laatste zijn en van allen een dienstknecht.”
Hij nam een kind op en zette het in hun midden. Hij omarmde het en zei:
Wie in mijn naam één van zulke kinderen bij/in zich opneemt, neemt mij op, en wie mij opneemt, neemt niet mij op, maar wie mij gezonden heeft.”

Als Jezus een kind in het midden zet, is dat omwille van één heel specifieke eigenschap: nl. de pretentieloze ontvankelijkheid van een kind. Daar kunnen volwassenen veel van leren. Een kind kent die pretentie niet waarmee wij, volwassenen, toch dikwijls menen onze persoonlijkheid te moeten bevestigen en zo in concurrentie komen te staan met anderen. Een kind leeft niet van concurrentie maar van verbondenheid met anderen. De vanzelfsprekende kleinheid van een kind maakt hen tegelijk ontvankelijk voor het grootse. G-ds grootheid laat zich juist zien in de Lévenskracht van het kleine, het onaanzienljke.
Het mooie is … dat ‘iedereen’ het kan ’leven in kleinheid’. Je hebt er geen universitair diploma voor nodig, je hoeft niet in staat te zijn om werkwoorden en onderwerpen te doen overeenstemmen en je hoeft ervoor niet fysisch sterk te zijn. Je hebt alleen een hart nodig dat aangeraakt is door de genade, door de liefde en dan de nodige moed om van daaruit te leven.

Mc.1,40-45 (13/01/2022)

Er kwam ook een melaatse bij hem. Die knielde voor hem neer en smeekte: “Als je het wil, ben je in de kracht mij te reinigen!” En Jezus, ten diepste bewogen, strekte zijn hand uit en raakte hem aan: “Ik wil: word gereinigd!”
Onmiddellijk verdween zijn melaatsheid en werd hij gereinigd. Onmiddellijk stuurde Jezus hem weg, hem streng toesprekend: “Let op dat je aan niemand iets zegt, maar ga [naar de tempel in Jeruzalem] en laat je zien aan de priester en offer voor je reiniging wat Mozes heeft geboden, als een getuigenis voor hen.
Eenmaal buiten, begon de man het echter luid te verkondigen en ruchtbaarheid te geven aan de zaak, zodat Jezus niet meer openlijk in de stad kon komen, maar buiten, op eenzame plaatsen, verbleef. Toch kwamen ze overal vandaan bij hem.

Wonderlijke genezingen, we hebben er een nogal dubbel gevoel bij. Enerzijds vinden we het natuurlijk wel fantastisch en zouden niet liever hebben dan dat ze nog gebeuren (en wel liefst nog aan mezelf). Anderzijds trekken we er onze schouders wat voor op en denken stilletjes dat dat alleen iets is ‘uit de tijd dat ze nog niet beter wisten’.
Maar ik daag je uit: raak eens een onaanraakbare aan. Beide wel in de sterke zin: geen toevallige of angstvallige aanraking, maar een bewust en liefdevol gewilde aanraking van iemand van wie iedereen vindt dat hij vuil, vies, besmettelijk, … is of een verwrongen lichaam heeft. – En je zult zien dat er wonderen gebeuren!
Eigenlijk is de vraag dus niet of er wonderen kúnnen gebeuren, maar of wij het echt wíllen. Zijn wij ‘volgeling genoeg’ om mét Jezus daad-werkelijk te wíllen dat iemand heel wordt en daar onze handen aan ‘vuil’ te maken? “Als je vertrouwen maar zo groot was als een mosterdzaadje, zou je tot deze boom zeggen: ruk je uit en plant je in zee,” zei Jezus (Mt.17,20).

Mc.3,7-12(20/01/2022)

Jezus en zijn leerlingen trokken zich terug naar het meer. Een grote menigte volgde hem, vanuit Galilea, Judea, Jeruzalem, Idumea; en van over de Jordaan en rond Tyrus en Sidon. Heel velen die hoorden wat hij allemaal deed, kwamen naar hem.
Hij zei tegen zijn leerlingen dat ze een bootje in de buurt moesten houden opdat ze hem niet zouden verdringen. Want hij genas velen, zodat al wie een of andere kwaal had op hem aandrong om hem aan te raken. En toen de nog niet gereinigde geesten hem zagen, vielen zij voor hem neer en krijsten: “Jij bent de zoon van God!” Maar hij snauwde hen met kracht af dat ze hem niet bekend mochten maken.

Daar waar Jezus langskomt, gebeurt er heel wat. Zijn passage gaat nooit ongemerkt voorbij en dat is geweten. En masse komen ze naar hem toe met het verlangen om geheeld te worden, aangeraakt.
Wie mag jou aanraken en heel maken? Wat als iemand je vertelt dat niet de wetenschap maar G-d hem gered heeft? Zouden we dat geloven en naar Hem toegaan of zouden wij onze bedenkingen hebben en even meewarig glimlachen?
En toch is het waar: je laten raken door G-d – door de Liefde – doet Léven, geeft leven in overvloed. Het enige wat je moet weten is dat je hem niet zal vinden op podia, in de media of op facebook. Je zal voorbij de macht van elk voor zich moeten gaan naar de A/ander toe. Daar, in alle kwetsbaarheid zal je Hem herkennen.

Mc.4,21-25 (27/01/2022)

Ook zei hij tegen hen:
“Men brengt toch geen lamp om haar onder een korenmaat [emmer] te zetten of onder een bed? Zal zij niet op een staander worden gezet?
Want niets is verborgen dat niet zichtbaar zal worden; niets is geheim dat niet openbaar zal worden.
Wie oren heeft om te horen, moet luisteren!”
Verder zei hij: “Let op wat je hoort!
Met de maat waarmee je meet, zal ook voor jou gemeten worden – en zelfs nog daar bovenop.
Want wie [de houding van de leerling] heeft,
hem zal [de kennis van Gods koningschap] gegeven worden.
En wie niet [de houding van de leerling] heeft,
hem zal zelfs nog ontnomen worden
wat hij dacht [aan kennis over Gods koningschap] te hebben.

Vier afzonderlijke spreuken. (De ‘want’ in v.22 en 25 geeft een inhoudelijke verbinding aan, maar geen oorzakelijke.) Blijf even rustig hangen bij elk van de vier. Stuk voor stuk helemaal niet moeilijk te begrijpen; integendeel, bijna vanzelfsprekend. – Je reageert zoiets als ‘ja natuurlijk’.
Kan het zijn dat wijsheid zo eenvoudig is?
Alle wijsheidstradities lijken hun ‘leer’ eerder in eenvoudige spreuken te vatten dan in lange geleerde teksten. Wijsheid en eenvoud lijken dicht in elkaars buurt te komen.
Maar hoe ‘eenvoudig’ eenvoud ook is, ze houdt ook in:
Stop niet weg wat je te bieden hebt aan de wereld. Doe wat je moet doen, zeg wat je moet zeggen. (Spr.1)
Zorg dat je zo leeft dat alles openbaar zou mogen zijn. Laat geen tegenstelling bestaan tussen je ‘private’ en ‘publieke’ leven. (Spr.2)
Wees even soepel en mild in de beoordeling van anderen als je dat bent voor je eigen gedrag. (Spr.3)
Eenvoud is de houding van de leerling, die luistert, ontvangt, en daardoor ‘in kennis geraakt met’ G-d. (Spr.4)