Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Joh.8,31-42  (24/3/2021)

Toen Zei Jezus tegen de Joden die in hem hun vertrouwen gingen stellen: “Als jullie verblijven in mijn woord, zijn jullie waarachtig leerling van mij en zul je waarachtig kennen. En waarachtigheid zal je vrij maken.”
Ze antwoordden hem: “Wij zijn nakomelingen van Abraham en nooit iemands onderhorige geweest. [wbt geloof] Hoe kun je dan zeggen dat we vrij zullen worden?”
Jezus antwoordde hun: “Amen, amen, ik zeg jullie: Ieder die zonde doet [zich verwijdert van God en mens], is een slaaf van de zonde. De slaaf blijft niet voor altijd in het huis; de zoon blijft voor altijd. Als dus de zoon jullie heeft vrijgemaakt, dan pas zul je werkelijk vrij zijn. Ik weet dat jullie nakomelingen van Abraham zijn. En toch tracht je mij te doden omdat mijn woord geen ruimte vindt in jullie. Ik spreek uit wat ik heb gezien bij mijn Vader; zo doen ook jullie wat je gezien hebt bij jullie vaders.”
Ze antwoordden hem: “Onze vader is Abraham!”
Maar Jezus zei hun: “Als je kinderen van Abraham bent, doe dan de werken die Abraham deed. Maar jullie trachten mij te doden – mij, een mens die tegen jullie waarheid spreekt, die ik van God heb gehoord – zoiets doet Abraham niet. Jullie doen de werken van jullie vaders.”
Nu zeiden ze hem: “Wij zijn geen bastaardkinderen! Wij hebben één Vader: God!”
Jezus zei daarop tegen hen: “Als God jullie Vader was, zou je mij daad-werkelijk liefhebben. Ik ben immers van God uitgegaan, toen ik kwam. Ik ben niet uit eigen naam gekomen, maar hij heeft mij gezonden.”

Een waarachtigheid die vrij maakt, daarover zet Jezus hier een boompje op met de Joden.
Van bij het begin is het duidelijk: voor Jezus is ‘waarachtigheid’ geen filosofische beschouwing, laat staan een ideologische strijd, maar heeft alles te maken met leven, leven in verbondenheid. Waarachtigheid bestaat immers altijd in relatie. En Jezus weet vanuit zijn ‘mens-zijn’ dat relaties (of noem het verbonden leven) niet van-zelf-sprekend zijn. Dus biedt hij zichzelf aan: “Blijf in mijn woord”, dan zal je verbonden blijven met G-d. Die verbondenheid doet je waarachtig kennen. Ze maakt je vrij.
Nog zo’n lastige, zowel voor de Joden als voor ons, … je vrij laten maken … alsof wij geen vrije mensen zijn. Of heeft Jezus het misschien over een ander soort ‘vrijheid’ dan diegene waarop onze maatschappij zo gesteld is?
Hij spreekt over een vrijheid die je vrij maakt van … (vooroordelen, je ego, het verlangen naar aanzien …) om vrij te zijn voor … (het Léven, mijn medemens, de Liefde …). Deze vrijheid wordt je gegeven als je je durft over te geven aan het Woord. Die vrijheid vertrekt bij G-d en is gericht op Liefde, daad-werkelijk liefhebben.
Wijze mensen zijn het die vrij en waarachtig leven!

Joh.7,1-2.10.25-30 (15/03/2024)

1      Hierna trok Jezus rond in Galilea.
       Hij wilde dat niet in Judea doen
       omdat de Joden hem zochten te doden.
2      Het Joodse Loofhuttenfeest was nabij.
10     Maar toen zijn broers vertrokken waren naar het feest,
       ging hij zelf ook,
       maar niet openlijk, maar in het verborgene.
25    Nu zeiden sommige Jeruzalemmers:
       “Is dat niet degene die ze zoeken te doden?
26    En kijk, hij staat hier vrijmoedig te spreken
       en ze zeggen niets.
       Zouden de oversten werkelijk erkend hebben
       dat hij de Gezalfde [christos / messiah] is?
27    Maar van hem weten we vanwaar hij is,
       terwijl als de Gezalfde komt
       niemand weet vanwaar hij is.”
28    In zijn onderricht in de tempel riep Jezus daarom uit:
       “Ja, jullie kennen mij! Ja, je weet vanwaar ik ben!
       Maar ik ben niet uit mezelf gekomen,
       het is de waarachtige die mij gezonden heeft
       en die kennen jullie niet.
29    Maar ik ken hem, omdat ik bij hem vandaan kom
       en hij mij gezonden heeft.”
30    Ze zochten hem dus te grijpen,
       maar niemand sloeg de hand aan hem
       omdat zijn uur nog niet gekomen was.

In dit stukje Evangelie is het leerzaam op te merken hoe de weerstand tegen Jezus niet alleen van ‘de farizeeën en oversten’ komt, maar evengoed vanuit het gewone volk. We hebben de neiging dat criticisme makkelijker bij ‘de oversten’ te leggen, omdat we gewoonlijk onszelf daar niet toe rekenen en er onszelf dus mee buiten schot zetten. Als we hier lezen dat ook onder het gewone volk veel twijfel en scepticisme zit, dan komen we er misschien – eindelijk – toe te erkennen dat dat ook bij onszelf zit!
Zouden wij anders gereageerd hebben als wij tussen die mensen van toen hadden geleefd? Reageren wij nú anders dan toen?
Ook nu rekenen wij mensen af op hun afkomst, vaak nog voor we naar hun boodschap hebben geluisterd. Ook nu schuiven wij mensen met een boodschap makkelijk aan de kant – vooral als de boodschap ons lastig valt.
Jezus – toen én vandaag – begeeft zich onopvallend tussen de mensen. Hij ‘zaait zijn woord’, op zoek naar een hart dat vruchtbare grond wil zijn ervoor. Wanneer zal ik mijn weerstand daartegen laten varen?

Joh. 8,31-42 (01/4/2020)

In die tijd zei Jezus tot de Joden die in hem geloofden:'Indien gij trouw blijft aan mijn woord zijt gij waarlijk mijn leerlingen. Dan zult ge de waarheid kennen en de waarheid zal u vrij maken.'
Men wierp op: 'Wij zijn van Abrahams geslacht en nooit iemands slaaf geweest. Hoe kunt gij dan zeggen: gij zult vrij worden?' Jezus antwoordde hun: 'Voorwaar, voorwaar, ik zeg u: alwie zonde doet
is slaaf van de zonde, en de slaaf blijft niet voor eeuwig in het huis. Wie eeuwig in het huis blijft is de Zoon. Als de Zoon u vrij maakt zult gij werkelijk vrij zijn.
Ik weet dat gij van Abrahams geslacht zijt; niettemin zoekt gij mij te doden omdat mijn woord bij u geen ingang vindt. Ik verkondig wat ik bij de Vader heb gezien, maar gij doet wat gij van uw vader gehoord hebt.
Zij antwoordden: 'Onze vader is Abraham!' Daarop zei Jezus hun: 'Als gij kinderen van Abraham zijt doet dan ook de werken van Abraham. Thans echter zoekt gij mij, een mens, te doden,
terwijl ik u de waarheid heb gezegd die ik van God heb gehoord. Zoiets deed Abraham niet. Gij doet de werken van uw vader.' Zij zeiden hem: 'Wij zijn niet uit ontucht geboren. één vader hebben wij en dat is God.'
Jezus zeide hun: 'Als God uw Vader was, zoudt ge mij beminnen, want van God ben ik uitgegaan en van Godswege ben ik hier. Nee, ik ben niet uit mijzelf gekomen maar hij heeft mij gezonden.'

“De waarheid zal u vrijmaken.” Een vaak geciteerde uitspraak van Jezus. Maar wat betekent ‘waarheid’ en wat is ‘vrij zijn’? Jezus bespreekt deze thema’s met zijn toehoorders.
Een gesprek dat ook vandaag de dag nog verder gaat onder en tussen alle levensbeschouwingen.
Vrijheid als de mogelijkheid om te doen en te laten wat je wil? Een die vrijheid die ons nu in deze coronatijden is ontnomen?
Of gaat het over een vrijheid die je vrij maakt van … (allerlei bewuste en onbewust verslavingen, werkdruk, verwachtingen, alle wetten, willen, oordelen… )
om vrij te zijn voor …  (het Léven, mijn medemens, de Liefde …)?
Jezus spreekt over een diepe innerlijke vrijheid die mij wordt gegund, gegeven als ik me durf over te geven, toe te vertrouwen aan het Woord. Dat Woord dat mij attent maakt op mijn onvrijheden, mijn verwijderingen en mij de waarheid voor ogen houdt. Die waarheid die mij laat zien wat waar is, echt, Léven geeft. Dat Woord, die waarheid maakt vrij en doet Léven.
Durf ik mij in deze lock-down tijd (die mijn vrijheid drastisch beperkt) openstellen voor een waarheid die mij van binnenuit vrij maakt, doet Léven en wat doet dat met mijn zijn, mijn leven?

Joh.10,31-42 (22/03/2024)

31    De Joden raapten weer stenen op om hem te stenigen.
32    Jezus antwoordde hen:
       “Ik heb jullie vele goede werken getoond,
       die ik deed vanuit mijn Vader.
       Om welke van mijn werken wil je mij stenigen?”
33    De Joden antwoordden hem:
       “Wij stenigen je niet om een goed werk,
       maar om een godslastering,
       omdat jij, een mens, jezelf tot God maakt.”
34    Jezus antwoordde hen:
       “Staat er niet geschreven in jullie wet:
       ‘Ik heb gezegd: jullie zijn goden.’?” [Ps.82,6]
35    Als hij hen
       tot wie het woord van God gesproken wordt,
       goden noemt,
       en de Schrift niet kan ontbonden worden,
36    noemen jullie dan
       wie de Vader heeft geheiligd en in de wereld gezonden,
       een godslasteraar,
       omdat ik heb gezegd: ‘Ik ben de Zoon van God.’?
37    Als ik niet de werken van mijn Vader doe,
       moet je mij niet vertrouwen,
38    maar als ik ze wel doe,
       zelfs als je mij niet vertrouwt,
       vertrouw dan de werken.
       Dan zul je herkennen en erkennen dat de Vader in mij is
       en ik in de Vader.”
39    Opnieuw trachtten ze hem te grijpen,
       maar hij kon aan hun handen ontkomen.
40    Hij trok weer naar de overkant van de Jordaan,
       naar de plaats waar Johannes vroeger doopte,
       en hij verbleef daar.
41    Velen kwamen naar hem en zeiden:
       “Johannes heeft weliswaar geen enkel teken gedaan,
       maar alles wat hij zei over deze man was waar.”
42    En velen gingen daar hun vertrouwen stellen in hem.

Het gaat er nog steeds grimmig aan toe tussen de Joden en Jezus. Nochtans brengt hij hen gewoon in her-innering wat ze al zolang bidden, nl. “Ooit zei Ik: ‘Je bent goden, kinderen van God, jullie allen.” (Ps 82).
Wat als dit tot ons zou worden gezegd? Zouden ook wij geïrriteerd raken omwille van de verregaande consequenties ervan? Of zouden we stap voor stap die goddelijke staat die ons wordt toegezegd, proberen waar te maken? Als je zou aarzelen om eraan te beginnen; als je zou twijfelen of die poging kans op slagen heeft, wel het kan! Jezus heeft het voorgedaan en als het waar is wat hij telkens weer herhaald (in woord en daad), dan zijn wij net als hij kinderen van G-d. Hij nodigt ons uit om samen met hem in die liefdevolle ouder-kind relatie te treden en ons bewust te worden van onze eigen kracht en identiteit.
Aan ons nu om het écht te geloven en daad-werkelijk te (be)leven. Om telkens weer in naam van G-d te beseffen dat we ‘bijna een god’ zijn en dus ook verantwoordelijkheid dragen voor onze medemensen.

Joh. 8,51-59 (02/4/2020)

In die tijd zei Jezus tot de Joden: 'Voorwaar, voorwaar, ik zeg u: als iemand mijn woord onderhoudt zal hij in eeuwigheid de dood niet zien.' Toen zeiden de Joden hem:
'Nu weten wij zeker dat gij van de duivel bezeten zijt. Want Abraham en de profeten zijn gestorven, terwijl gij beweert: Als iemand mijn woord onderhoudt zal hij in eeuwigheid de dood niet smaken.
Zijt gij soms groter dan onze vader Abraham die wel gestorven is? Zelfs de profeten zijn gestorven. Voor wie houdt gij uzelf wel?' Jezus antwoordde: 'Als ik mijzelf verheerlijk dan is mijn glorie niets;
maar mijn Vader is het die mij verheerlijkt, van wie gij zegt: Hij is onze God. Toch kent gij hem niet. Ik daarentegen ken hem en als ik zou zeggen dat ik hem niet ken zou ik aan u gelijk zijn: een leugenaar.
Maar ik ken hem en onderhoud zijn woord. Abraham, uw vader, juichte van vreugde bij de gedachte dat hij mijn dag zou zien: hij heeft hem gezien en zich verheugd.'
Toen zeiden de Joden tot hem: 'Gij zijt nog geen vijftig jaar en gij hebt Abraham gezien?' Jezus antwoordde hun: 'Voorwaar, voorwaar, ik zeg u: vóór Abraham werd, ben ik.'
Toen raapten zij stenen op om hem te stenigen maar Jezus trok zich terug en verliet de tempel.

De felheid van de gesprekken neemt toe. (Herkenbaar als het zoals hier gaat over dat wat mij ten diepste raakt.)
Jezus immers durft te beweren dat wanneer je zijn Woord onderhoudt, je de dood niet zal zien. Gods woord onderhouden, is mijn leven daardoor laten uitdagen, laten bevragen.
Leven vanuit Gods Liefde. En als God werkelijk een God van leven is dan is er in Hem geen dood-of doodse dingen en dus ook niet in ons. Alleen Léven, opstaan, verrijzenis.
Dit ten volle doorleven zegt Jezus kan alleen maar omdat niet Ik de richting bepaal van mijn leven maar de Vader.
Daarbij klinkt Jezus heel overtuigd wanneer hij spreekt over wie hij is en over zijn relatie met de Vader, over zijn diepste wezen dus. Niet moeilijk dat je dan iets heftiger wordt.
Maar de Joden verstaan er niets van. Zijn relatie met de Vader gaat hen te boven. En ik? Hoe belangrijk is dit alles voor mij? En wat raakt mijn diepste wezen?
Deze meedogenloze ondervraging laat zien hoe belangrijk de kwestie was (is). Maar in plaats van tot een opbouwende, open dialoog te komen, dagen Jezus’ argumenten zijn tegenstanders meer en meer uit.
Het lukte hen duidelijk niet om zich open te stellen voor een ander perspectief. Integendeel zij raapten stenen op om naar hem te gooien.

Joh.8,1-11 (18/03/2024)

1      (Maar) Jezus ging naar de Olijfberg.
2      Bij de ochtendschemering kwam hij weer in de tempel
       en al het volk kwam naar hem.
       Hij ging zitten en onderrichtte hen.
3      Maar de schriftgeleerden en farizeeën
       brachten een vrouw bij hem
       die op overspel was betrapt
       en plaatsten haar in het midden.
4      Ze zeiden hem:
       “Meester, deze vrouw is op heterdaad betrapt op overspel.
5      In de wet heeft Mozes ons geboden
       zulke vrouwen te stenigen.
       En jij nu, wat zeg jij?”
     Dit vroegen ze om hem op de proef te stellen,
       opdat ze hem zouden kunnen aanklagen.
       Maar Jezus boog zich naar beneden
       en schreef met de vinger in de aarde. [Jer.17,13]
     Toen ze bleven vragen,
       boog hij zich naar boven
       en zei tegen hen:
       “Wie van jullie zonder zonde is
       moet maar als eerste een steen op haar werpen.”
     En opnieuw boog hij zich naar beneden
       en schreef in de aarde.
     Toen ze dit hoorden, gingen ze één voor één naar buiten,
       beginnend bij de oudsten, tot de laatste.
       Ze lieten hem alleen achter,
       met de vrouw die in het midden stond.
10    Opnieuw boog hij zich naar boven
       en zag niemand behalve de vrouw.
       Hij zei tegen haar:
       “Vrouw, waar zijn je aanklagers?
       Heeft niemand je veroordeeld?”
11    Ze zei: “Niemand, heer.”
       En Jezus zei:
       “Ook ik veroordeel je niet.
       Ga heen, en zondig [verwijder je] van nu af niet meer.”

Behalve dat we het altijd mooi vinden als Jezus barmhartig is voor mensen, bewonderen we het in dit verhaal bij hem dat hij zo wijs optreedt. We vinden het ‘knap gedaan van hem’ dat hij zich uit netelige situaties weet te redden met ‘een derde oplossing’. Hij laat zich niet vangen in een welles-nietes spel.
Maar hóe doet hij dat dan? Waar haalt hij die wijsheid? Het staat hier ook te lezen!, in dat ene inleidende zinnetje: Hij ging naar de Olijfberg … Na de drukte van de stad en de tempel, trekt hij zich telkens terug in de stilte, om daar zijn ‘antenne’ weer af te stemmen op Diegene waar het éigenlijk over gaat. Of we zouden het preciezer moeten zeggen: Niet ná de drukte trekt hij zich terug, om uit te blazen of weer op krachten te komen, maar ervóór! Eérst stemt hij zich in de stilte af op G-d, en van daarúit zoekt hij de mensen op en kan hij ‘wijs’ met hen omgaan.
Het zou ‘wijs’ zijn als wij zelf ook déze volgorde aanhouden bij ons dagelijks handelen …