Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Joh.10,1-10 (26/4/2021)

In die tijd zei Jezus: 'Voorwaar, voorwaar, Ik zeg jullie: wie niet door de deur maar langs een andere weg de schaapskooi binnengaat, hij is een dief en een rover. Maar wie door de deur binnengaat is de herder van de schapen. Hem doet de deurwachter open. De schapen luisteren naar zijn stem; hij roept de schapen bij hun naam en leidt ze naar buiten. En als hij al zijn schapen naar buiten heeft gebracht trekt hij voor hen uit, terwijl zij hem volgen omdat zij zijn stem kennen. Een vreemde echter zullen ze niet volgen; integendeel, zij zullen van hem wegvluchten omdat ze de stem van vreemden niet kennen.'
Deze gelijkenis vertelde Jezus hun, maar zij begrepen niet wat Hij hun wilde zeggen.
Een andere keer zei Jezus hun: 'Voorwaar, voorwaar, Ik zeg jullie: Ik ben de deur van de schapen. Allen die vóór mij zijn gekomen zijn dieven en rovers, maar de schapen hebben niet naar hen geluisterd. Ik ben de deur. Als iemand door mij binnengaat zal hij worden gered; hij zal in- en uitgaan en weide vinden. De dief komt alleen maar om te stelen, te slachten en te vernietigen. Ik ben gekomen opdat zij leven zouden bezitten, en wel in overvloed.'

Er zit beweging in de lezing van vandaag, beweging van buiten naar binnen om dan onmiddellijk weer in- en uit te moeten gaan. Vreemd toch!
Is het niet voldoende dat wij ons naar Jezus toe bewegen, dat we ons leven met hem verbinden?
Toch wel, zegt Jezus: “Wie door mij binnengaat, die wordt gered.” Maar opgelet, want hiermee houdt het niet op, integendeel. Het is niet de bedoeling om je te settelen of je vast te klampen, ook al zal het binnen veilig en voedend zijn. Je moet in- en uitgaan, naar buitengaan, de wereld in. Daar, ‘buiten’, is de oefenplek voor Verbonden Léven, daar zal je groeien, mens worden door je te schuren en te schaven aan je medemens. Daar, ‘buiten’, zal je – met je leven – kunnen getuigen van G-d.
Geloven is dus geen passief gebeuren, ergens veilig binnen, tussen vier muren. Het is je bewegen naar Jezus toe, je voeden aan de levens-bron en dan weer naar buiten gaan, je bestemming tegemoet.
In- en uitgaan dus, dat is léven. En als Jezus de deur mag zijn waarlangs je binnengaat dan zal er ‘volheid van leven’ zijn, leven in overvloed.

Joh.8,31-42 (20/03/2024)

31    Toen zei Jezus tegen de Joden die in hem hun vertrouwen gingen stellen:
       “Als jullie verblijven in mijn woord,
       zijn jullie waarachtig leerling van mij
32    en zul je waarachtig kennen.
       En waarachtigheid zal je vrij maken.”
33    Ze antwoordden hem:
       “Wij zijn nakomelingen van Abraham
       en nooit iemands onderhorige geweest. [wbt geloof]
       Hoe kun je dan zeggen dat we vrij zullen worden?”
34    Jezus antwoordde hun: “Amen, amen, ik zeg jullie:
       Ieder die zonde doet [zich verwijdert van God en mens],
       is een slaaf van de zonde.
35    De slaaf blijft niet voor altijd in het huis;
       de zoon blijft voor altijd.
36    Als dus de zoon jullie heeft vrijgemaakt,
       dan pas zul je werkelijk vrij zijn.
37    Ik weet dat jullie nakomelingen van Abraham zijn.
       En toch tracht je mij te doden
       omdat mijn woord geen ruimte vindt in jullie.
38    Ik spreek uit wat ik heb gezien bij mijn Vader;
       zo doen ook jullie wat je gezien hebt bij jullie vaders.”
39    Ze antwoordden hem: “Onze vader is Abraham!”
       Maar Jezus zei hun:
       “Als je kinderen van Abraham bent,
       doe dan de werken die Abraham deed.
40    Maar jullie trachten mij te doden
       – mij, een mens die tegen jullie waarheid spreekt,
       die ik van God heb gehoord –
       zoiets doet Abraham niet.
41    Jullie doen de werken van jullie vaders.”
       Nu zeiden ze hem:
       “Wij zijn geen bastaardkinderen! Wij hebben één Vader: God!”
42    Jezus zei daarop tegen hen:
       “Als God jullie Vader was,
       zou je mij daad-werkelijk liefhebben.
       Ik ben immers van God uitgegaan, toen ik kwam.
       Ik ben niet uit eigen naam gekomen,
       maar hij heeft mij gezonden.”

We wonen in een vrij land en daar mogen we dankbaar om zijn. Maar zijn we daarom vrije mensen? We zijn er blijkbaar wel van overtuigd, want met de regelmaat van de klok hoor ik zeggen: “Ik ben een vrij mens” of “Jij hebt jouw vrijheid, ik de mijne”. Alsof vrijheid iets statisch is: Je bent vrij of je bent het niet. Voor Jezus klopt dit statische concept van vrijheid niet. Echt vrij-zijn is dynamisch. Niemand is vrij door en in zichzelf. Je wordt steeds opnieuw vrijgemaakt. Het is de relatie die je tot een vrije mens maakt. De vrijheid waarover Jezus het hier heeft, heeft alles te maken met je verbinden aan Jezus de Christus en via Jezus een diepgaande relatie aan gaan met de Vader. We hebben G-d en de Mensenzoon nodig, om vrij te worden. En in het verlengde daarvan hebben we onze medemensen nodig om ons vrij te maken, om ons vrij te spreken.
Vrije mensen worden we slechts als we het aandurven ons volledig toe te vertrouwen aan G-d, afhankelijk te worden van hem. Als we ons die vrijheid laten aanzeggen door Jezus de Christus en als we ons laten meenemen in zijn verhaal van lijden, dood en opgewekt worden uit de dood.

4de Paaszondag
Joh.10,1-10 (03/5/2020)

In die tijd zei Jezus: 'Voorwaar, voorwaar, ik zeg u: wie niet door de deur maar langs een andere weg de schaapskooi binnengaat,
hij is een dief en een rover. Maar wie door de deur binnengaat is de herder van de schapen. Hem doet de deurwachter open.
De schapen luisteren naar zijn stem; hij roept de schapen bij hun naam en leidt ze naar buiten.
En als hij al zijn schapen naar buiten heeft gebracht trekt hij voor hen uit, terwijl zij hem volgen omdat zij zijn stem kennen.
Een vreemde echter zullen ze niet volgen; integendeel, zij zullen van hem wegvluchten omdat ze de stem van vreemden niet kennen.'
Deze gelijkenis vertelde Jezus hun, maar zij begrepen niet wat hij hun wilde zeggen. Een andere keer zei Jezus hun:
'Voorwaar, voorwaar, ik zeg u: Ik ben de deur van de schapen. Allen die vóór mij zijn gekomen zijn dieven en rovers,
maar de schapen hebben niet naar hen geluisterd. Ik ben de deur. Als iemand door mij binnengaat zal hij worden gered;
hij zal in- en uitgaan en weide vinden. De dief komt alleen maar om te stelen, te slachten en te vernietigen.
Ik ben gekomen opdat zij leven zouden bezitten, en wel in overvloed.'

Het lijkt mij op het eerste zicht verwarrend: Wie is nu wie? Wie is de portier en wie de deur?
Als ik dieper lees, valt mij op dat alles met elkaar verweven is en lijkt mij vooral de volgorde van belang.
In eerste instantie word ik uitgedaagd om te leven vanuit het vertrouwen dat er een Herder is. Iemand die het leven ‘herdert’.
Een Stem die mij roept en leidt. Eén die ik herken tussen alle andere stemmen die op mij afkomen.
Dit vraagt om een leven-IN-vertrouwen: niet ik maar hij leidt mij. Leven dus in verbondenheid met de Bron van alle Leven.
Daarbij komt dat er Iemand is door wie ik die Bron kan binnengaan. Iemand die mij vrij maakt. De deur om in en uit te kunnen gaan.
Uitgaan om mijn weg te zoeken en mijn mogelijkheden te leven. Uitgaan om tevoorschijn te komen zoals ik ben.
Uitgaan én terug ingaan. Ingaan om me te laven aan de Bron en werk te maken van mijn relatie met G-d.
Ingaan om gevoed en verbonden opnieuw uit te gaan en mens te worden in relatie met de anderen. Wetende dat dít leven geeft in overvloed.

 


Joh.8,51-59 (21/03/2024)

51    Amen, amen, ik zeg jullie:
       Als iemand mijn woord be-waart,
       zal hij in eeuwigheid de dood niet zien.”
52    Nu zeiden de Joden hem:
       Nu is het onmiskenbaar dat je een demon hebt:
       Abraham is gestorven, en de profeten ook,
       en jij zegt: als iemand mijn woord be-waart,
       zal hij in eeuwigheid de dood niet smaken.
53    Jij bent toch niet groter dan onze vader Abraham die gestorven is;
       en ook de profeten zijn gestorven.
       Voor wie houd jij jezelf wel?”
54    Jezus antwoordde:
       “Als ik mezelf groots maak,
       betekent mijn grootsheid niets.
       Het is de Vader die mij groots maakt,
       hem van wie jullie zeggen ‘hij is onze God’.
55    Maar jullie zijn niet in kennis met hem;
       ik ben in kennis met hem.
       Als ik zou zeggen dat ik hem niet ken,
       zou ik gelijk worden aan jullie: een leugenaar.
       Maar ik ken hem
       en be-waar zijn woord.
56    Abraham, jullie vader, verheugde zich er op
       mijn dag te mogen zien.
       En hij hééft die gezien – en zich verblijd.”
57    De Joden zeiden hem:
       “Je bent nog geen vijftig jaar en je hebt Abraham gezien?”
58    Jezus zei hen:
       Amen, amen, ik zeg jullie:
       Van voor Abraham geboren werd,
       ben ik.”
59    Nu raapten ze stenen op
       om op hem te werpen,
       maar Jezus trok zich terug
       en ging weg uit de tempel.

De felheid van de gesprekken neemt toe. (Herkenbaar als het, zoals hier, gaat over dat wat mij ten diepste raakt.) Jezus durft te beweren dat wanneer je zijn Woord onderhoudt, je de dood niet zal zien.
G-ds woord onderhouden, is mijn leven daardoor laten bevragen. Het is leven vanuit G-ods Liefde. En als G-d werkelijk een G-d van leven is, dan is er in Hem geen dood of doodse dingen, en dus ook niet in ons. Er is alleen Léven, opstaan en verrijzenis. Dit ten volle doorleven, zegt Jezus, kan alleen maar omdat niet ik de richting bepaal van mijn leven maar de Vader.
Daarbij klinkt Jezus heel overtuigd wanneer hij spreekt over wie hij is en over zijn relatie met de Vader, over zijn diepste wezen dus. Niet moeilijk dat je dan iets heftiger wordt.
Maar de Joden verstaan er niets van. Zijn relatie met de Vader gaat hen te boven. Het lukt hen niet om hierover met Jezus een opbouwende, open dialoog aan te gaan, integendeel ze rapen stenen op om naar hem te gooien.
En ik? Hoe belangrijk is dit alles voor mij? En wat raakt mijn diepste wezen?

Joh.10,11-18 (25/4/2021) 

In die tijd sprak Jezus tot zijn leerlingen: “Ik ben de goede herder. De goede herder geeft zijn leven voor zijn schapen. Maar de huurling, die geen herder is en geen eigenaar van de schapen, ziet de wolf aankomen, laat de schapen in de steek en vlucht weg; de wolf rooft ze en jaagt ze uiteen. Hij is dan ook maar een huurling en heeft geen hart voor de schapen. Ik ben de goede herder. Ik ken de mijnen en de mijnen kennen Mij, zoals de Vader Mij kent en Ik de Vader ken. Ik geef mijn leven voor de schapen. Ik heb nog andere schapen die niet uit deze schaapsstal zijn. Ook die moet Ik leiden en zij zullen naar mijn stem luisteren en het zal worden: één kudde, één herder. Hierom heeft de Vader Mij lief, omdat Ik mijn leven geef om het later weer terug te nemen. Niemand neemt Mij het af maar Ik geef het uit Mijzelf. Macht heb Ik om het te geven en macht om het terug te nemen: dat is de opdracht die Ik van mijn Vader heb ontvangen.”

Hier licht iets op van verrijzenisgeloof. Het lijkt alsof er in ieder van ons iets goddelijks aanwezig is, iets dat hem toebehoort en dat hem herkent. Wat het teweeg brengt als je je hieraan overgeeft, is niet te beschrijven het ontsnapt aan woorden en aan alle verbeelding. Over verrijzenis bestaat immers geen ‘weten’, geen objectieve waarheid, het ís een fundamenteel toe-vertrouwen.
Het beeld van de schapen en de herder die z’n leven geeft (net als G-d van wie hij getuigt) speelt hierop in. Elke dag trekt hij erop uit en wij, wij begeven ons in het dagelijkse leven. We zoeken en maken keuzes: blijven we dicht bij elkaar of kiezen we om te (ver)dwalen. Zo ervaren we situaties waaraan we sterven en andere waarbij we tot leven komen. Wat we ook kiezen, altijd is er enerzijds die roep en anderzijds het vermogen tot herkenning. In die afstand en nabijheid speelt zich het geloof in de verrijzenis af en wordt spreken over verrijzenis in de eerste plaats een spreken over G-d (en geen speculaties over de mens, over ziel en lichaam, over de hemel daarboven, enz… ), een G-d die oneindige Liefde is en zich op een onvoorstelbare en onbegrijpelijke manier geeft aan mensen.

 

Joh.11,45-57 (23/03/2024)

45    Veel Joden die naar Maria waren gekomen
       [de zus van Lazarus [El-azar/God helpt], die Jezus uit de dood had opgewekt],
       en zagen wat Jezus had gedaan,
       gingen hun vertrouwen stellen in hem.
46    Maar sommigen gingen naar de farizeeën
       en vertelden wat Jezus had gedaan.
47    De hogepriesters en farizeeën riepen de Raad [sanhedrin] bijeen:
       “Wat staat ons te doen?, want die man doet veel tekenen.
48    Als wij hem zo laten begaan,
       zullen allen in hem vertrouwen gaan stellen,
       en dan komen de Romeinen
       en vegen onze tempel en ons volk weg.”
49    Maar één van hen, Kajafas, die toentertijd hogepriester was,
       zei tegen hen: “Jullie hebben er geen verstand van!
50    Je bedenkt niet dat het in ons belang is
       dat er één mens sterft voor de gemeenschap
       en dat niet het hele volk ten onder gaat!”
51    Maar hij zei dit niet uit zichzelf.
       Als hogepriester in ambt sprak hij de profetie uit
       dat Jezus zou sterven voor het volk.
52    En niet voor het [Joodse] volk alleen,
       maar ook om de verstrooide kinderen van God
       bij één te verzamelen.
53    Vanaf die dag beraadslaagden zij dus samen
       om hem te doden.

54    Jezus kon dus niet meer vrij rondwandelen onder de Joden,
       maar hij vertrok van daar naar de streek dicht bij de woestijn,
       naar een stad die Efraïm genoemd wordt,
       en hij verbleef daar met zijn leerlingen.
55    Het Paasfeest van de Joden was dichtbij
       en velen gingen vanuit het land op naar Jeruzalem
       om zich te reinigen.
56    Ze zochten Jezus
       en op het tempelplein staande, zeiden ze onder elkaar:
       “Wat denk je, zou hij niet naar het feest komen?”

57    De Hogepriesters en farizeeën hadden immers bevel gegeven
       dat als iemand wist waar hij was,
       men het moest melden
       opdat ze hem konden grijpen.

Jezus’ optreden zorgt voor uiteenlopende reacties. Er zijn mensen die in hem hun vertrouwen gaan stellen. Er zijn er die onzeker worden en bij anderen trachten te achterhalen wat zij nu van die man denken. Zo hoeven ze geen persoonlijk antwoord te geven op de vraag wie Jezus voor hen is. Er is ook het Sanhedrin met oa. Kajafas. Hij is meedogenloos en politiek vastberaden om de status quo en de privileges van zijn mensen te behouden. Hij gebruikt de argumenten van de machtigen van alle tijden: we moeten de onruststoker elimineren in de naam van het gemeenschappelijk goed – daarmee bedoelend het comfort van zijn eigen kring. Maar hij sprak wijzer dan hij zelf besefte. Eén man, Jezus, zou inderdaad voor zijn volk sterven, en ook voor mij. Dat was immers de bestemming van zijn leven, nl. liefdevol zijn leven geven voor elke mens. Hij was bereid om hiervoor te gaan, tot het uiterste.
Wat gebeurt er in mij als ik ten gronde tot mij door laat dringen dat er een mens is, die z’n leven geeft voor mij. Iemand die omwille van mij zichzelf totaal weggeeft. Kan ik dat toelaten? En wat voor consequenties heeft dat op mijn leven?