Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Joh.6,30-35 (28/4/2020)
In die dagen zei de menigte tot Jezus: 'Wat voor tekenen doet gij dan wel waardoor wij kunnen zien dat wij in u moeten geloven?
Wat doet gij eigenlijk? Onze vaderen hebben het manna gegeten in de woestijn, zoals geschreven staat:
Brood uit de hemel gaf hij hun te eten.' Jezus hernam: 'Voorwaar, voorwaar, ik zeg u: wat Mozes u gaf was niet het brood uit de hemel;
het echte brood uit de hemel wordt u door mijn Vader gegeven; want het brood van God daalt uit de hemel neer en geeft leven aan de wereld.'
Zij zeiden tot hem: 'Heer, geef ons te allen tijde dat brood.' Jezus sprak tot hen: 'Ik ben het brood des levens:
wie tot mij komt zal geen honger meer hebben, en wie in mij gelooft zal nooit meer dorst krijgen.'
Is Jezus voor mij genoeg om van te leven? Is hij mijn (enige) levensbrood? Of waarmee vul ik mij zoal?
Jezus noemt zichzelf (in de woorden van Johannes) ‘meer’ dan het manna uit de woestijn. Dat klopt uiteraard omdat hij zint op het innerlijk voedende,
en net niet op het louter fysieke. Toch gaat de vergelijking wel voor een deel op. Net zoals de Israëlieten in de woestijn geen manna mochten verzamelen voor meerdere dagen
– ze moesten er leren op vertrouwen dat God ook de volgende dag wel voor hen zou zorgen – is het voor Jezus’ leerlingen (wij dus) zaak om er op te leren vertrouwen
dat God alleen genoeg is voor mijn leven!
Wég alle zorgen om de dag van morgen! Weg alle kramp om de handhaving van mijn eigen ikje! Weg alle angst voor mijn medemens!
Alle honger en dorst naar een vervuld leven is dan gestild!
Joh. 15,1-8 (10/05/2023)
1 Ik ben de ware wijnstok
en mijn Vader is de wijngaardenier.
2 Elke rank die in mij geen vrucht draagt, haalt hij weg,
en elke die wel vrucht draagt, snoeit/zuivert hij
opdat ze meer vrucht zou dragen.
3 Jullie zijn al gesnoeid/gezuiverd
door het woord dat ik tegen jullie gesproken heb.
4 Verblijf in mij – zoals ik in jullie.
Zoals de rank geen vrucht kan dragen uit zichzelf
als hij niet verblijft in de wijnstok,
zo ook jullie niet
als je niet verblijft in mij.
5 Ik ben de wijnstok
en jullie zijn de ranken.
Wie in mij verblijft – zoals ik in hem,
die draagt veel vrucht.
Want zonder mij kunnen jullie niets.
6 Als iemand niet verblijft in mij,
is hij buitengeworpen en verdord, zoals de rank.
Men verzamelt ze om in het vuur te gooien
en te worden verbrand.
7 Als jullie in mij verblijven
en mijn woorden in jullie verblijven,
vraag dan wat je wil
en het zal je gebeuren.
8 Hierin toont zich de grootheid van mijn Vader:
dat jullie veel vrucht dragen
en mijn leerlingen worden.
We horen vandaag die sprekende en geliefde vergelijking. Het mag ons inderdaad bemoedigen dat G-d die zorgzame wijngaardenier wil zijn en Jezus die voedzame wijnstok.
Maar horen we – wíllen we horen – ook de bijhorende consequenties van die vergelijking? Zorgzaamheid betekent snoeien, en als Jezus de wijnstok is, betekent dat dat wij ‘maar’ de ranken zijn. “Los van mij kunnen jullie niets.” Het is niet direct een uitspraak die past in de 21ste eeuw waar alles zelf-maakbaar denkt te zijn!
In de Jezusbeweging – richting de a/Ander – meegaan heeft dus wel wat lastige kanten als je het vanuit mensenogen bekijkt. Maar er is ook de belofte op de vruchtbare oogst. Ook deze wordt echter meestal pas later zichtbaar dan wij mensen graag zouden willen – vaak pas na ons ‘sterven’.
Voor de tussentijd is er alleen de onnoemelijke troost dat wij ‘in hem’ mogen verblijven!
Joh.6,30-35 (20/4/2021)
De mensen vroegen Jezus: “Wat voor teken doe jij dan wel waardoor wij kunnen zien dat wij in jou moeten vertrouwen? Wat doe jij eigenlijk? Onze vaderen hebben het manna gegeten in de woestijn, zoals geschreven staat: Brood uit de hemel gaf hij hun te eten.”
Jezus antwoordde: “Amen, amen, ik zeg jullie: Wat Mozes jullie gaf, was niet het brood uit de hemel; het echte brood uit de hemel wordt jullie door mijn Vader gegeven; want het brood van God daalt uit de hemel neer en geeft leven aan de wereld.”
Nu zeiden ze hem: “Heer, geef ons te allen tijde dat brood!” En Jezus zei: “Ik ben het brood van het leven: wie naar mij komt zal geen honger meer hebben, en wie in mij vertrouwt, zal nooit meer dorst krijgen.”
Johannes gaat nog wat verder over dat ‘teken van het brood’. De vergelijking met het manna in de woestijn (dat de Israëlieten kregen tijdens hun uittocht, zie Ex.16) ligt voor de hand: het is levensbrood van G-d gegeven. Toch gaat het met Jezus nog een belangrijke stap verder. Ook al zag het teken er uiterlijk uit als echt brood, bij Jezus gaat het niet om het geven van ‘iets’, maar van ‘iemand’! G-d geeft zichzelf aan de mensen, in de persoon van Jezus; Jezus geeft zichzelf aan de mensen, in zijn wijze van leven, tot de uiterste Liefde toe.
Dit alles laat zich samenvatten (in het Grieks: sym-ballein) in het teken van het brood.
Dit alles is wat Christenen vieren in de Eucharistie – nog zo’n Grieks woord dat ons voert naar de kern van waar het over gaat: Danken!
Wie dankend in het leven staat, zal zíen wat hem/haar gegéven wordt, en zo groeien in het vertrouwen dat het Léven altíjd gegeven wordt!
Joh.13,16-20(12/05/2022)
“Amen, amen, ik zeg julllie: Een dienaar is niet groter dan zijn heer, een gezant niet groter dan wie hem gezonden heeft. Als je dit weet, gezegend ben je als je het ook doet.
Ik zeg dit niet over jullie allemaal. Ik weet wie ik heb uitgekozen, maar het is opdat de Schrift vervuld zou worden: ‘Die aanzat aan mijn tafel, heft zijn hiel tegen mij op.’ [Ps.41,10b]
Vanaf nu zeg ik het jullie voor het gebeurt, opdat, wanneer het gebeurt, je zou vertrouwen dat ik het ben.
Amen, amen, ik zeg jullie: Als iemand verwelkomt wie ik zend, verwelkomt hij mij; en als iemand mij verwelkomt, verwelkomt hij wie mij gezonden heeft.”
Evangelisch leven (m.a.w. gelovig leven) is een keuze met verregaande consequenties. Het kan niet alleen bij ‘weten’ blijven (het is geen kwestie van verstand), maar van daad-werkelijk liefhebben. “Een dienaar is niet groter dan zijn heer….” dat zal je moeten waar-maken. De keuze om Jezus te verwelkomen, houdt in dat je je ten dienste stelt van de ander en leert samen-leven, waarbij de meerdere het standpunt van de mindere durft in te nemen en de mindere zich gewaardeerd en gezien voelt als de meerdere. Wanneer dat gebeurt, zal eenieder door de knieën gaan voor de nood van de ander. Maar weet: er zullen altijd mensen zijn (ook van zijn leerlingen) die tegen Jezus kiezen. Onderzoek dus wat je doet.
Verwijst wat je doet naar Jezus?
Wie dient wie?
Wees gerust, ook al is dienend leven confronterend en zal er een weerbots komen, je zal nooit alleen staan!
Joh.6,35-40 (21/4/2021)
In die tijd zei Jezus tot de menigte: 'Ik ben het brood des levens: wie tot Mij komt zal geen honger meer hebben, en wie in Mij gelooft zal nooit meer dorst krijgen. Maar Ik zei jullie reeds dat jullie toch niet geloven, hoewel jullie Mij hebben gezien. Al wat de Vader Mij geeft zal tot Mij komen, en wie tot Mij komt zal Ik niet buitenwerpen. Ik ben immers uit de hemel neergedaald, niet om mijn eigen wil te doen maar de wil van Hem die Mij gezonden heeft; en dit is de wil van Hem die Mij gezonden heeft, dat Ik niets van wat Hij Mij gegeven heeft verloren laat gaan maar het doet opstaan op de laatste dag. Dit is de wil van mijn Vader, dat ieder die, wanneer hij de Zoon ziet en in Hem gelooft, eeuwig leven bezit; en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag.'
We lazen het vorige week: G-d schenkt ons zijn enige Zoon, ondanks alles, ondanks (of misschien juist omwille van) al ons menselijk geklungel. Hij schenkt hem onvoorwaardelijk, uit Liefde! Vandaag mogen we lezen over de verbondenheid die leeft tussen de Vader en Jezus. Ook hij heeft weet van al dat menselijk geklungel. Hij heeft het gezien, reeds lang: zij geloven niet in hem. En toch gaat hij met hen op weg. En toch zijn zij het aan wie hij zich volledig laat zien. Hij roept hen als zijn leerlingen “want, zegt hij ik ben niet gekomen om mijn eigen wil te doen maar de wil van Hem die Mij gezonden heeft.” Daarvoor is hij gekomen, zodat niets of niemand verloren zou gaan en ieder tot z’n recht mag komen. Zodat allen zullen opstaan en alle ruimte van leven krijgen. Dat is de wil van zijn Vader, van onze Vader.
Als we dan bidden ‘Uw wil geschiedde’ is het ook aan ons om zó te leven dat ons leven één grote getuigenis wordt van G-d een leven-IN-vertrouwen.
Joh. 20,11-18 (11/04/2023)
[Nadat Petrus en Johannes het lege graf hadden gezien en weer weggegaan] Maria [van Magdala] was wenend bij het graf blijven staan. Zo wenend, boog zij zich naar het graf toe en aanschouwde twee boodschappers [angeloi] die daar zaten in het wit, één aan het hoofdeinde en één aan het voeteneinde, daar waar het lichaam van Jezus had gelegen. Ze zeiden tegen haar: “Vrouw, waarom ween je?” Ze antwoordde hen: “Omdat ze mijn heer hebben weggenomen en ik niet weet waar ze hem hebben gebracht.” Toen keerde zij zich om, naar achter [= weg van het graf] en aanschouwde Jezus die daar stond, zonder te weten dat het Jezus was. Jezus zei haar: “Vrouw, waarom ween je? Wie zoek je?” Menend dat het de tuinman was, zei ze: “Heer, als jij hem weggedragen hebt, zeg me waar je hem hebt neergelegd, zodat ik hem kan halen.” Nu zei Jezus tegen haar: “Maria.” Zij keerde om en zei: “Rabboeni!” – wat wil zeggen: mijn meester. Jezus zei haar: “Hou mij niet vast, want ik ben nog niet opgegaan naar mijn Vader. Maar ga naar mijn broers en zeg hen: Ik ga op naar mijn en jullie Vader, naar mijn en jullie God.”
Maria van Magdala ging naar de leerlingen en berichtte hen dat zij de Heer had gezien en dat hij dit tegen haar had gezegd.
Afscheid nemen doet pijn en brengt wanhoop en verdriet met zich mee.
Wat geweest is, was goed. Hij was een houvast, hij deed je groeien. Plots is hij er niet meer. Je kan hem niet loslaten. Alles lijkt vast te zitten. Het enige wat je nog wilt of denkt te kunnen, is vasthouden aan wat geweest is. Maar je moet loslaten om opnieuw – maar nu anders – samen verder te gaan.
Wanneer je blijft, het verdriet nabij blijft, blijft-omwille-van-de-Liefde, dan wordt het mogelijk. Als de Liefde het verdriet mag aanraken, keert het om. Jij keert om naar de Liefde toe, weg van de dood. Maria moet er zich twee keer voor omkeren eer ze zover is. Ze moet zich wegkeren van het graf, van alle doodsheid, én ze moet zich keren naar de Liefde die haar aanspreekt!
Het is een groeiproces: Liefde die uit wanhoop nieuw Léven doet opstaan. Je komt opnieuw in beweging en gaat getuigen van dat levengevende moment, in de hoop en het vertrouwen dat de Liefde ook anderen zal aanraken, oprichten en doen Léven.