Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Joh.3,31-36 (28/04/2022)

“Wie van boven komt, is boven allen. Wie uit de aarde is, is uit de aarde en spreekt uit de aarde. Wie uit de hemel komt, is boven allen. Wat hij gezien en gehoord heeft, daar getuigt hij van. Maar niemand neemt zijn getuigenis aan. Wie zijn getuigenis wél aanneemt, bezegelt daarmee dat God waarachtig ís. Want wie God gezonden heeft, spreekt de woorden van God, want God geeft de geest-adem [pneuma/ruach] zonder maat.
De Vader heeft de Zoon lief en heeft hem alles in handen gegeven. Wie zijn vertrouwen stelt in de Zoon, heeft het volle leven, maar wie geen gehoor heeft aan de Zoon, zal het leven niet zien – maar Gods genegenheid blijft op hem.”

Bij aanvang van deze perikoop lijkt het alsof hemel en aarde een eindje uit elkaar liggen en met elkaar niets te maken zouden hebben. Maar de natuur laat ons dagelijks het tegendeel zien. Er is wel degelijk een plek waar hemel en aarde elkaar raken, nl. daar waar de zon opkomt, daar waar nieuw leven tevoorschijn komt. Voor Johannes is dit raakvlak Jezus. Liefdevol (vol liefde) verbindt hij de hemel (G-d) met de aarde (mens). En, wordt er gezegd, als je in die liefdesstroom gaat staan, zal je ten volle leven. Je leven krijgt betekenis (zin) en wordt zo een zin-vol-Léven, een leven dat er toe doet voor de anderen, een leven gericht op G-d en geleid door zijn Geest (ruach). Jezus is het levend getuigenis van wat in dat raakvlak te zien en te ervaren valt en ons nodigt ons uit dit getuigenis aan te nemen en samen met hem naar die plek (dat raakvlak) te komen. We weten allemaal dat dit niet van-zelf-sprekend is, maar (als we de evangelist mogen geloven) mogen we gerust zijn dat G-ds liefde blijft stromen en zijn genegenheid blijft aanwezig ook als je het leven niet ziet.

 

Joh.4,43-54 (15/3/2021)

Na die twee dagen vertrok hij vandaar [na de arrestatie van Johannes de doper, trok hij weg uit Judea,
met een oponthoud in Samaria] en ging naar Galilea, hoewel hij zelf had betuigd dat een profeet
niet wordt geëerd in zijn eigen geboortestreek. [Mc.6,4] Toen hij aankwam in Galilea werd hij er toch verwelkomd,
want ze hadden alles gezien wat hij in Jeruzalem op het [Paas]feest had gedaan – ook zij waren op het feest.
Jezus kwam dus weer in Kana van Galilea, waar hij het water tot wijn had gemaakt.
Er was een koninklijke beambte, wiens zoon ziek lag in Kafarnaüm. Toen hij hoorde dat Jezus uit Judea naar Galilea was gekomen,
ging hij naar hem toe [Kafarnaüm – Kana = ca. 26km] en vroeg hem met aandrang naar zijn huis te komen om zijn zoon te genezen die stervende was. Jezus zei tegen hem: “Jullie geloven alleen maar als jullie tekenen en wonderen zien!” Maar de hofbeambte drong aan: “Heer, kom toch, voor mijn kindje sterft!” “Ga maar, zei Jezus, je zoon leeft.” En de man vertrouwde het woord van Jezus en ging naar huis.
Terwijl hij nog onderweg was, kwamen knechten van hem tegemoet en verkondigden: “Je kind leeft!”
Hij vroeg hen onmiddellijk naar het uur waarop de beterschap begon. Ze zeiden: “Gisteren, op het zevende uur [= 1 u ’s middags] werd hij vrij van de koorts.”
Nu (h)erkende de vader: “Dat is het uur waarop Jezus zei: Je zoon leeft.” En hijzelf en zijn hele huis kwamen tot vertrouwen.
Dit was het tweede teken dat Jezus daar weer deed, toen hij van Judea naar Galilea kwam.

Terwijl Jezus in Galilea (zijn geboortestreek) verblijft, komt er een hofbeambte in al zijn wanhoop naar hem toe en spreekt hem aan. Het enige wat Jezus doet is hem verwijtend antwoorden: “Jullie geloof is alleen maar gericht op het zien van wonderen en niet op G-d”
Maar de hofbeambte laat niet af. Hij gelooft, vertrouwt en weigert zich neer te leggen bij het sterven van zijn kind, bij niet-leven. Hij dringt aan in het vertrouwen dat Jezus een G-dmens is en zijn Woord uiteindelijk alles overwint, heelt, geneest en doet Léven. (als dit geen prachtig staaltje van geloof is!)
“Heer,” zegt hij. Hij beseft maar al te goed wat hij daarmee zegt. Hij, dienaar van de koning, weet wie Heer is en wie niet. Wachtte Jezus hierop? De hoveling die Jezus (h)erkent als G-dmens, als ‘Heer’? Het getuigt van een G-dgericht leven, een geloof dat voorbij tekenen en wonderen reikt.
Die erkenning zet Jezus in beweging, in alle eenvoud, geen ‘misbaar’, geen ‘omhaal van woorden’, maar enkel dat ene woord ‘Ga-maar!’ Vol vertrouwen gaat de man en mag zo die kleine goedheid ervaren die een wereld van verschil – van niet-leven, naar leven – maakt.

 

Joh.14,1-6 (13/05/2022)

“Laat je hart niet verontrust raken. Jullie vertrouwen in God, vertrouw ook in mij. In het huis van mijn Vader zijn er veel verblijfplaatsen. Als dat niet zo was, zou ik het jullie gezegd hebben. Ik ga heen om een plaats voor jullie te bereiden. En als ik ben heengegaan en voor jullie een plaats heb bereid, kom ik terug en neem jullie op bij mij, zodat jullie ook zijn waar ik ben. Waar ik heenga en de weg erheen, kennen jullie.
Tomas zei: “Heer, wij weten níet waar je heengaat, hoe kunnen we dan de weg kennen?” Jezus antwoordde hem: “Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand komt tot de Vader tenzij door mij.”

Wat een geruststelling! Wat een krachtige, troostvolle boodschap! “Vertrouw!” G-d ‘is’ en bij hem zijn er veel verblijfplaatsen. Je zou ook kunnen zeggen: G-d ‘verblijft’ op vele plaatsen! M.a.w. we kunnen hem op vele plaatsen – verwachtte en onverwachte – vinden! En dan gaat het m.i. niet over het hiernamaals maar in de eerste plaats over het leven hier en nu. Daarbij stelt Jezus ons gerust: “Jullie mogen bij hem zijn.” Hijzelf zal plaats maken voor ieder van ons. Een straffe uitnodiging om op weg te gaan, hem achterna. Hij wijst de weg, ‘is’ de weg. Door Jezus te leren kennen zal je op het spoor komen van G-ds Liefde, en deze goddelijke Liefde reikt tot in alle verblijfplaatsen – ook in kwaadsprekers, in ellende, in dat wat dood lijkt.
Er is een weg die leven geeft, daar mag je op vertrouwen. Open gewoon je ogen, je oren, je hart en laat je meenemen op die weg.

Joh.5,1-3a.5-16 (16/3/2021)

Later was er een feest van de Joden en Jezus ging op naar Jeruzalem.
In Jeruzalem nu, bij de Schaapspoort, is er een vijver, die in het Hebreeuws Betesda/Bethzatha genoemd wordt,
en vijf zuilengangen heeft. In die gangen lag altijd een groot aantal zieken, verlamden en verdorden.
(Ze hoopten dat het water in beweging kwam, want soms daalde een engel neer in de vijver en bracht het water in beroering.
Wie dan als eerste in het water afdaalde, werd gezond, welke kwaal hij ook had.)
Er was daar ook iemand die al achtendertig jaar ziek was. Jezus zag hem liggen en wetende dat hij daar al lang lag,
vroeg hij hem: “Is het je bedoeling gezond te worden?”
De zieke antwoordde hem: “Heer, ik heb geen mens die mij, wanneer het water in beroering komt, mij in de vijver helpt,
en terwijl ik het zelf probeer, daalt een ander vóór mij erin af.”
Jezus zei tegen hem: “Ontwaak! Neem je draagbaar en wandel!” Onmiddellijk werd hij gezond, nam zijn draagbaar en wandelde rond. Die dag was een sabbat.
Daarom zeiden de Joden tot de genezene: “Het is sabbat. Het is je niet geoorloofd je draagbaar op te nemen.”
Hij antwoordde hun: “Degene die mij gezond heeft gemaakt, híj heeft mij gezegd: neem je draagbaar en wandel.”
Ze vroegen hem dus: “Wie is die mens, die jou gezegd heeft ‘neem je draagbaar en wandel’?” Maar de genezene wist niet wie het was. Jezus had zich ondertussen teruggetrokken in de menigte.
Later vond Jezus hem in de tempel en zei hem: “Kijk! Je bent nu gezond geworden.
Zondig [verwijder] je niet meer opdat er je niets ergers overkomt.”
De genezene ging weg en berichtte aan de Joden dat het Jezus was die hem gezond gemaakt had.
Hierom begonnen de Joden Jezus te (ver)volgen en zochten ze hem te doden,
omdat hij zo’n dingen deed op sabbat.

De verlamde man intrigeert mij. Achtendertig jaar lang wacht hij op de beroering van het water. Hij ondergaat zijn lot, ligt en wacht. Nochtans kan niemand hem verwijten passief te zijn. Er is niemand die hem wil optillen. Hoe veilig kan het zijn om lijdzaam toe te zien en niet te moeten bewegen?
Maar dan komt Jezus in Betesda. Hij ziet hem, spreekt hem aan en vraagt of hij wil genezen. Zijn antwoord is al even fascinerend als de man zelf. Eigenlijk geeft hij helemaal geen (rechtstreeks) antwoord op Jezus’ vraag. Wat als hij ja zegt? Stel dat Jezus hem geneest, dan moet hij zijn vertrouwde plek (zekerheid) verlaten. Die plek waarop hij al jaren gelegen heeft. Onzekerheid troef! Dus geen hoopvol ja, maar wel een klaagzang over de anderen. Het enige waartoe hij in staat is, is kijken naar het leven van al die anderen (die het zoveel beter hebben dan hij) om zich dan te beklagen: ‘ik ben het slachtoffer van het leven.’
En als hij genezen is, is het enige wat hij doet, zijn bed opnemen en doodleuk wegwandelen. Eén en al middelmatigheid en onverschilligheid. Wat als dit blijft duren, als je eraan toegeeft, je wentelt in de slachtofferrol? Dan raak je eraan verknocht, en dat is zonde!

Joh.2,13-22 (9/11/2023)

13    Pesach, het Joodse Paasfeest, was nabij
       en Jezus ging op naar Jeruzalem.
14    Op het tempelplein trof hij
       de verkopers van runderen, schapen en duiven aan
       en ook de geldwisselaars.
15    Hij maakte van touwen een zweep
       en dreef allen de tempel uit,
       met hun schapen en runderen.
       De tafels van de geldwisselaars wierp hij om
       en hun munten rolden over de grond.
16    Tegen de duivenverkopers zei hij:
       “Doe dat weg van hier!
       Maak van het huis van mijn Vader
       geen marktplaats!”
17    Zijn leerlingen her-innerden zich
       dat er geschreven staat:
       De ijver voor jouw huis heeft mij verteerd. [Ps.69,10]
18    Enigen uit de omstaanders ondervroegen hem nu:
       “Welk teken kun jij ons tonen
       dat je zoiets mag doen?”
19    Jezus antwoordde hen:
       “Verwoest het binnenste van deze tempel
       en in drie dagen zal ik het doen verrijzen.”
20    Zij zeiden nu:
       “Zesenveertig jaar is er aan deze tempel gebouwd
       en jij zult hem in drie dagen doen verrijzen?”
21    Maar hij sprak over het binnenste van de tempel
       dat zijn lichaam was.
22    Toen hij later uit de doden verrezen was,
       her-innerden zijn leerlingen zich
       dat hij dit gezegd had,
       en zij vertrouwden op de Schrift
       en op het woord dat Jezus had gesproken.

Ik vermoed dat weinigen van ons een hechte band hebben met de Lateraanse basiliek, wier wijdingsfeest wij vandaag vieren. Toch kan het geen kwaad dat samen met de wereldkerk wel even te doen. Want misschien vergeten wij te vaak dat wij deel uitmaken van een wereldkerk, ons vaak wat blindstarend op de binnen- en buitenkerkelijke zorgen van ons eigen landje, of zelfs enkel onze eigen kerktoren.
Jezus maakt ons nochtans op een stringente manier duidelijk dat het geloof in hem en zijn Vader juist níet gebonden zijn aan één bepaalde plaats of gebouw! Hij verkondigt – hij ís – een universele ‘tempel’, een overal ontmoetbare vindplaats van G-d.
Bij de viering van die Lateraanse basiliek gaat het in wezen dus ook net níet over dat gebouw zelf, maar over die universaliteit waarvoor het symbool staat. Het is dus een uitnodiging vandaag – en al onze dagen – om onze blik wat ruimer open te trekken dan enkel tot onze kerktoren, en dat kan gaan over mensen die letterlijk ver van mij af wonen, maar ook over wie wat ideeën betreft ver van mij afstaan!

Joh.5,17-30 (17/3/2021)

Jezus zei tegen de Joden: “Mijn Vader werkt tot nu toe, en ik werk ook!”
Hierom zochten ze des te meer om hem te doden, omdat hij niet alleen de sabbat losmaakte,
maar ook God zijn eigen vader noemde, waarmee hij zichzelf aan God gelijk maakte.
Jezus antwoordde hun daarop:
“Amen, amen, ik zeg jullie: De Zoon kan niets uit zichzelf tenzij hij het de Vader ziet doen,
want wat de Vader doet, doet de Zoon evenzo. En de Vader heeft de Zoon lief,
daarom toont hij hem alles wat hij zelf doet. En hij zal hem nog grotere dingen laten doen dan deze.
Je zult je nog verwonderen!
Zoals de Vader de doden opwekt en levend maakt, zo maakt ook de Zoon levend wie hij bedoelt.
De Vader zelf oordeelt niemand, maar het gehele oordeel heeft hij in handen gegeven van de Zoon
opdat allen de Zoon zouden eren zoals ze de Vader eren. Wie de Zoon niet eert, eert ook de Vader niet die hem gezonden heeft.
Amen, amen, ik zeg jullie: Wie mijn woord hoort en vertrouwen stelt in wie mij gezonden heeft, heeft het volle leven.
Hij komt niet in het oordeel, maar is al overgegaan uit de dood in het leven.
Amen, amen, ik zeg jullie: Er komt een uur – ja, het is er al – dat de doden de stem van de Zoon van God zullen horen,
en die luisteren, zullen leven. Zoals de Vader leven heeft in zichzelf, zo heeft hij het ook aan de Zoon gegeven
leven te hebben in zichzelf, en hij heeft hem de volmacht gegeven te oordelen, omdat hij mensenzoon is.
Verwonder je er dus niet over dat er een uur komt waarin de mensen in de graven zijn stem zullen horen en er uit zullen trekken,
wie het goede gedaan heeft voor opstanding tot leven, maar wie het kwade gedaan heeft voor opstanding tot oordeel.
Ik kan niets uit mezelf. Ik oordeel naar wat ik hoor. En mijn oordeel is rechtvaardig, omdat ik niet míjn wil zoek,
maar de wil van de Vader die mij gezonden heeft.”

Pasen komt dichterbij. Nog twee vastenweken, en dan de Heilige Week (waar we wat extra impulsen ter bezinning voor voorzien). We komen dichter bij het ondoorgrondelijke, maar wél levengevende Geheim dat Jezus is. Elk van de evangelisten probeert dat Geheim op zijn eigen manier aan te wijzen (‘vatten’ kun je nooit), maar Johannes gaat er toch het diepst in door (hij schrijft ook al een generatie later). In de komende weken lezen we dan ook hoofdzakelijk uit zijn Evangelie, peilend naar de onpeilbare diepten van het Jezus-Geheim.

Bij de aanvang van de reeks gaat het meteen over de kern van de zaak: over de eenheid tussen Jezus en G-d. De taal die daarvoor gebruikt wordt – ook toen al – was die van Vader en Zoon. De Zoon doet wat de Vader doet (dat is zeer waar, ga het maar eens na!). Dat betekent ook dat als je die Zoon ongewone dingen ziet doen, je je ook moet afvragen ‘vanwaar’ die komen. De Zoon is ‘alleen maar’ een zendeling, een afgezant, een Woord-voerder die een boodschap van Elders brengt.
En Jezus geeft hier zelf de band (het Verbond) aan tussen Woord en Léven: Wie vertrouwen stelt in zijn Woord, stelt vertrouwen in de Vader van alle leven – en heeft dus Léven in zich! Hij ís al overgegaan van de dood naar het Léven! (‘Léven’, wordt het in onze commentaren geschreven; ‘volle leven’, staat er in deze vertaling; in andere vertalingen zul je lezen: ‘eeuwig leven’! – maar ‘eeuwig’ leven, begint hier en nu!, net ín dat Vertrouwen!)