Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Joh.8,51-59 (7/04/2022)

Amen, amen, ik zeg jullie: Als iemand mijn woord be-waart, zal hij in eeuwigheid de dood niet zien.”
Nu zeiden de Joden hem: Nu is het onmiskenbaar dat je een demon hebt: Abraham is gestorven, en de profeten ook, en jij zegt: als iemand mijn woord be-waart, zal hij in eeuwigheid de dood niet smaken. Jij bent toch niet groter dan onze vader Abraham die gestorven is; en ook de profeten zijn gestorven. Voor wie houd jij jezelf wel?”
Jezus antwoordde: “Als ik mezelf groots maak, betekent mijn grootsheid niets. Het is de Vader die mij groots maakt, hem van wie jullie zeggen ‘hij is onze God’. Maar jullie zijn niet in kennis met hem; ik ben in kennis met hem. Als ik zou zeggen dat ik hem niet ken, zou ik gelijk worden aan jullie: een leugenaar. Maar ik ken hem en be-waar zijn woord. Abraham, jullie vader, verheugde zich er op mijn dag te mogen zien. En hij hééft die gezien – en zich verblijd.”
De Joden zeiden hem: “Je bent nog geen vijftig jaar en je hebt Abraham gezien?”
Jezus zei hen: “Amen, amen, ik zeg jullie: Van voor Abraham geboren werd, ben ik.”
Nu raapten ze stenen op om op hem te werpen, maar Jezus trok zich terug en ging weg uit de tempel.

Als je met de gewone logica van de rationaliteit naar Jezus uitspraken vandaag kijkt, dan hebben ‘de Joden’ gelijk: dit klopt niet. Je kunt niet ‘nog geen 50 zijn’ én ‘Abraham gezien hebben’; je kunt niet ‘in eeuwigheid de dood niet zien’.
Blijkbaar spreekt Jezus over een ander soort tijdsverloop. Die speelt zich wel af ín de wereld, maar is niet die ván de wereld. De logica van de r-el-ationaliteit speelt zich op een andere laag af.
Verbondenheid overbrugt ook de ogenschijnlijke grenzen van tijd en ruimte. Ik kan verbonden zijn met wie niet hier is; ik kan verbonden zijn met wie nu niet hier is; en dat strekt zich ook uit over de ogenschijnlijke grens van de dood.
‘Be-waren’ in de logica van de rationaliteit is: veilig opbergen in een goed afgesloten hokje, zodat er niets mee kan gebeuren en het steriel blijft. ‘Be-waren’ in de logica van de r-el-ationaliteit is: durven aan de slag gaan met wat je krijgt, het waarmaken, het in beweging brengen, om het levend te kunnen doorgeven aan anderen …

Joh.3,22-30 (9/1/2021)

Hierna [na het gesprek met Nicodemus in Jeruzalem] ging Jezus met zijn leerlingen naar de landstreek van Judea.
Hij verbleef daar enige tijd met hen en doopte er. Maar ook Johannes doopte er, in Enan, dicht bij Salem, omdat daar veel water was.
Men kwam en werd gedoopt, want Johannes was nog niet in de gevangenis geworpen.
Er ontstond een discussie vanuit de leerlingen van Johannes met een Jood over reiniging. Ze kwamen naar Johannes:
“Meester, diegene die bij jou was aan de overzijde van de Jordaan, over wie je toen getuigde, kijk, nu doopt hij en allen gaan naar hem!”
Johannes antwoordde: “Geen mens kan zich ook maar iets toe-eigenen als het hem niet gegeven wordt uit de hemel.
Jullie zijn zelf mijn getuigen dat ik heb gezegd: Niet ik ben de gezalfde [christos-messiah], maar ik ben gezonden voor hem uit.
Wie de bruid heeft, is de bruidegom. Maar de vriend van de bruidegom, die naast hem staat en zijn stem hoort, is vol vreugde om de bruidegom.
Welnu, met deze vreugde ben ik vervuld.
Hij moet groter worden, ik kleiner.”

Hoe mooi is dat, vriend van de bruidegom te mogen zijn! Zijn stem te horen, dicht in zijn nabijheid mogen zijn,
‘op de eerste rij’ in het feestgedruis, … en voorál: zijn vreugde voelen! Blij zijn om zíjn blijheid,
vervulling voelen om zíjn vervulling, feeststemming om zíjn feeststemming.
Hoe mooi is dat … Wellicht beamen we dat wel, maar dóen we het ook? Kúnnen we dat ook?
Want uiteindelijk is het toch een ‘tweede plaats’, een verborgen plaats. Meer nog: Het ‘werkt’ zelfs maar als wij ook voluit
die verborgen plaats innemen: niet wíllen op de voorgrond komen en enkel de weg bereiden voor de ánder!
Vanuit het verhaal van Johannes de doper zouden we onszelf nu kunnen in zijn plaats stellen: onszelf zien als de vriend van de bruidegom Jezus.
Het zou zeer terecht zijn! De hele spiritualiteitsgeschiedenis (en uitdrukkelijk nog die van de mystiek) doet dat!
Maar éven terecht zou het zijn – getuige daarvan het leven van Jezus zelf – élk-ander op die plaats van de bruidegom te stellen!
Dan zal híj/zíj groter worden! (en ik kleiner, ja, maar is dat erg?)

Joh.15,18-21 (21/05/2022)

Als de wereld jullie haat, besef dan dat ze mij eerder heeft gehaat dan jullie. Als jullie van de wereld zouden zijn, dan zou ze wel vriendelijk behandelen wat haar eigen is, maar omdat jullie niet van de wereld zijn, omdat ik jullie heb uitgekozen úit de wereld, daarom haat de wereld jullie. Her-inner je het woord dat ik tegen jullie sprak: Een dienaar is niet groter dan zijn heer. [Joh.13,16] Als ze mij hebben vervolgd, zullen ze ook jullie vervolgen; en als ze mijn woord hebben be-waar-d [waargemaakt], zullen ze ook dat van jullie be-waren.
En dit alles zullen ze jullie aandoen omwille van mijn naam, omdat ze geen voeling hebben met wie mij gezonden heeft!

Heb je al ervaren dat ‘de wereld je haat’? Het is wat straf gesteld zo, maar eigenlijk zou dat moeten. Een leven in het spoor van Jezus staat nu eenmaal haaks op wat ‘de wereld’ voorstaat. Een waarachtige leerling zal dus gelijkaardige confrontaties meemaken als de leraar.
In de recente tijd waarin ‘de wereld’ algemeen christelijk georganiseerd was, was dat niet zo’n probleem. – Het is wellicht ook daardoor dat christenen ingedut zijn en zo lauw. – Maar vandaag (en wellicht steeds sterker de komende tijden) is ‘de wereld’ georganiseerd volgens principes die behoorlijk ver van het christendom af staan. Wie dus ín de huidige wereld leeft, maar dat wil doen als christen, komt onvermijdelijk in een lastig parket. We mogen hopen dat het ‘mild’ blijft en dat het er ‘alleen’ op aan komt dat we eigen keuzes maken, maar ook nu al is vaak duidelijk dat de christelijke keuze wordt ‘gehaat’, d.i. belachelijk gemaakt, afgewezen, onmogelijk gemaakt, monddood, …
Als je dat ervaart, laat het dan een troost – en vooral een kracht – wezen, dat je in het spoor van je Heer loopt …

Joh. 3,31-36 (23/4/2020)

 In die tijd zei Jezus tot Nikodemus:
“Wie van boven komt, staat boven allen. Wie van de aarde is, behoort tot de aarde en spreekt de taal van de aarde.
Wie uit de hemel komt en boven allen staat, legt getuigenis af van wat Hij zag en hoorde, maar toch aanvaardt niemand zijn getuigenis.
Wie zijn getuigenis wel aanvaardt, bezegelt daarmee dat God waarachtig is. Want Hij die door God gezonden is, spreekt Gods eigen woorden.
Zo mateloos schenkt God zijn Geest. De Vader heeft de Zoon lief en heeft Hem alles in handen gegeven.
Wie in de Zoon gelooft heeft het eeuwig leven. Wie weigert in de Zoon te geloven, zal het leven niet zien, integendeel, de toorn Gods blijft op hem.”

Anders dan het lectionarium in z’n openingszin vermeldt, is dit stuk tekst niet uitgesproken door Jezus tegen Nikodemus. (Lees ev. de hele passage even na in je Bijbel.)
Na dat gesprek is Jezus met zijn leerlingen naar Judea gegaan, waar ze opnieuw in de buurt van Johannes de Doper komen die daar ook actief is.
Johannes’ leerlingen zien het een beetje met argusogen aan dat er heel wat volk naar Jezus gaat i.p.v. naar hen. Precies hierop geeft Johannes het getuigenis
zoals het vandaag beschreven wordt. Het is de uitwerking van de woorden die we van hem kennen: “Ik ben de Messias níet. Jezus moet groter worden, ik kleiner.”
Maar het getuigenis van Johannes is inderdaad wel degelijk hetzelfde als dat wat Jezus in het stukje Evangelie gisteren tegen Nikodemus geeft: Jezus is de gezondene van God;
hij is de verbinding tussen de hemel en de aarde; een verbinding die een liefdesband is en leven geeft aan wie zich ook in die band laat opnemen door te geloven in Jezus.
Nikodemus voelde wel dat er met Jezus iets bijzonders was, maar had er toch moeite mee zich eraan over te geven. Johannes, hoezeer hij ook zelf succes had,
ziet het helemaal en schrikt er ook niet voor terug dat openlijk te getuigen.
En dan is er natuurlijk de vraag wat ík ermee zal doen …
Mijn Jezus,
open mijn durf – dat ik geloof
leg vertrouwen onder mijn leven – dat ik hoop
en laat mij bovenal overstromen van liefde – voor Jou!


Joh. 16,23b-28 (20/05/2023)

23b   Amen, amen, ik zeg jullie:
       Al wat je de Vader vraagt [je verlangen uitspreken] in mijn naam,
       zal hij je geven.
24    Tot nu toe hebben jullie niets gevraagd in mijn naam!
       Verlang, en je zult ontvangen,
       opdat je vreugde vervuld wordt.
25     Ik heb in beelden tegen jullie gesproken,
       maar er komt een uur
       waarop ik niet meer in beelden zal spreken,
       maar vrijmoedig jullie over de Vader zal verkondigen.
26    Op die dag zul je in mijn naam verlangend vragen
       – ik hoef dat niet meer te doen voor jullie,
27    want de Vader houdt zelf van jullie
       omdat jullie van mij hebben gehouden
       en hebben geloofd dat ik van de Vader ben uitgegaan.
28     Ik ben van de Vader uitgegaan
       en ben in de wereld gekomen;
       nu verlaat ik de wereld weer
       en ga naar de Vader.”

Misschien hebben we wel de neiging om deze Jezus’ woorden met een ongemakkelijk gevoel terzijde te schuiven, want heeft bidden wel zin? Onverhoorde (?) gebeden zorgen ervoor dat we daaraan gaan twijfelen en dat het vertrouwen in G-d verzwakt.
En toch … bidden heeft zin, maar dan wel vanuit een liefdevolle verbondenheid met G-d. Jezus wil ons maar al te graag betrekken in het bloedstollende, of liever bloedvloeiende avontuur van de Liefde. Heel zijn hart maakt hij bekend aan degene die het willen horen, met als doel dat zij op die manier verder aan de slag gaan. Het is een kwestie van niet langer zonder G-d te willen bestaan. Als je te midden van die verbondenheid voelt dat je iets nodig hebt, roep dan maar! Niets is op voorhand uitgesloten, want voor G-d is niets onmogelijk. Dit gaat niet over wat G-d allemaal kan, maar over hoe het staat met je relatie met G-d? Heb je je twijfels volledig laten varen? Durf je te vertrouwen? Ben je één met hem? Helemaal ‘in hem’? Naarmate dat het geval is, kan de vrijmoedigheid in het vragen toenemen. Als je iets nodig hebt, roep maar!

Joh. 3,31-36 (15/4/2021)

“Wie van boven komt, is boven allen. Wie uit de aarde is, is uit de aarde en spreekt uit de aarde. Wie uit de hemel komt, is boven allen. Wat hij gezien en gehoord heeft, daar getuigt hij van. Maar niemand neemt zijn getuigenis aan. Wie zijn getuigenis wél aanneemt, bezegelt daarmee dat God waarachtig ís. Want wie God gezonden heeft, spreekt de woorden van God, want God geeft de geest-adem [pneuma/ruach] zonder maat.
De Vader heeft de Zoon lief en heeft hem alles in handen gegeven. Wie zijn vertrouwen stelt in de Zoon, heeft het volle leven, maar wie geen gehoor heeft aan de Zoon, zal het leven niet zien – maar Gods genegenheid blijft op hem.”

Klinkt nogal orakeltaal! In dit stukje tekst is het niet te zien, maar eigenlijk is het Johannes de doper die aan het woord is, over Jezus, maar ook over zichzelf, én in één (geest-)adem door dus ook over ons. Het komt vlak na zijn fameuze woorden “hij moet groter worden, ik kleiner”.
Johannes is ervan overtuigd – en gétuigt ervan – dat G-ds Geest werkt in de mens Jezus en in al wie zijn spoor wil volgen. Ze ontvangen zijn Geest en worden zo gezonden in een wereld die niet noodzakelijk dat getuigenis aanneemt. Lastig dus (heb je ongetwijfeld ook al ondervonden), maar het is de enige manier waarop G-d in de wereld aanwezig kan komen.
Aan wie wél de Zoon volgt, zegt Johannes het ‘volle leven’ toe – Léven dus: leven dat de moeite waard is, leven dat er toe doet voor anderen, leven dat overstroomt van zin (én zaligheid)!
Het is een lastige waarheid dat de wereld vol loopt met mensen die niet leven! Maar nooit mag dit een veroordeling inhouden; eigenlijk integendeel: herlees het laatste zinsdeel!