Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Joh.6,24-35 (4/08/2024)
24 Toen de menigte dus zag
dat noch Jezus noch zijn leerlingen daar waren,
stapten zij zelf in de bootjes
en kwamen in Kafarnaüm om hem te zoeken.
25 Toen ze hem vonden aan de overzijde van het meer,
vroegen ze: “Meester, wanneer ben je hier gekomen?”
26 Jezus antwoordde hen:
“Amen, amen, ik zeg jullie:
Jullie zoeken mij,
niet omdat je tekenen hebt [in]gezien,
maar omdat je van de broden hebt gegeten
en je verzadigd werd.
27 Doe geen moeite voor voedsel dat vergaat,
maar voor het voedsel dat blijft tot het volle leven
en dat de mensenzoon jullie zal geven,
want op hem heeft God, de Vader, zijn zegel gedrukt.”
28 Ze vroegen hem dan:
“Wat moeten wij doen
opdat onze werken Gods werken zouden zijn?”
29 Jezus gaf hen ten antwoord:
“Dit is het werk van God:
dat je vertrouwt in wie hij gezonden heeft.”
30 Ze zeiden hem daarop:
“Welk teken doe jij dan zodat wij [in]zien en je vertrouwen?
Wat is jouw werk?
31 Onze voorvaderen hebben het manna gegeten in de woestijn
– zoals geschreven staat:
brood uit de hemel gaf hij hen te eten.” [Ps.78,24]
32 Jezus antwoordde hen:
“Amen, amen, ik zeg jullie:
Niet Mozes heeft jullie het brood uit de hemel gegeven,
maar mijn Vader geeft jullie het ware brood uit de hemel.
33 Want het brood van God
is hij die neerdaalt uit de hemel
en leven geeft aan de wereld.”
34 Nu zeiden ze tegen hem:
“Heer, geef ons altijd dat brood!”
35 En Jezus zei: “Ik ben het brood ten leven.
Wie naar mij toe komt, zal geen honger meer hebben,
en wie in mij vertrouwt, zal nooit meer dorst hebben.”
Waarom volg ik Jezus? Om ‘brood’ van hem te krijgen, een of ander voordeel waar ik baat bij heb? Een beetje rust, zekerheid, leiding, troost, …? Is dat het ‘brood’ dat ik zoek bij Jezus?
Let wel, deze dingen zijn niet per se slecht. Jezus heeft effectief ook zelf voor dit soort ‘brood’ gezorgd. Maar toch is dat volgens hem niet de essentie van zijn komst in de wereld. Die essentie is: hijzelf is het brood! Ik moet Jezus dus niet zoeken of volgen om een of ander voordeel te verkrijgen, maar louter omwille van hemzelf!
Het is een vraag die wij ons als Christen niet zo vaak – in elk geval te weinig – stellen: Hoe staat het met mijn relatie met Jezus? Hou ik echt van hem – omwille van hemzelf en dus niet omwille van zijn ‘brood’? Ga ik graag met hem om? Vertoef ik graag in zijn aanwezigheid? Vertrouw ik mij toe in zijn armen? Alleen als ik vanuit die diepe relatie met Jezus zelf leef, zal mijn honger en dorst gestild worden.
Joh.18,33b-37 (24/11/2024)
33 Pilatus ging het pretorium weer binnen.
Hij liet Jezus roepen en vroeg hem:
“Jij bent de koning van de Joden?”
34 Jezus antwoordde hem:
“Zeg je dit vanuit jezelf,
of hebben anderen je dit gezegd over mij?”
35 Pilatus zei:
“Ben ik dan een Jood?
Jóuw volk en hogepriesters hebben je aan mij uitgeleverd.
Wat heb je gedaan?”
36 Jezus antwoordde:
“Mijn koningschap is niet van deze wereld.
Als dat zo was geweest,
dan zouden mijn dienaars er wel voor hebben gestreden
dat ik niet werd uitgeleverd aan de Joden.
Maar mijn koningschap is niet van hier.”
37 Pilatus zei hem nu:
“Maar je bent dus toch koning?”
Jezus antwoordde:
“Jíj zegt dat ik koning ben.
Ik, ik ben met dit [hetvolgende] doel geboren
en met dit doel in de wereld gekomen:
om te getuigen voor de waarheid.
Al wie uit de waarheid is,
luistert naar mijn stem.”
38 Pilatus wierp op:
“Wat is waarheid?!”
Op dit ‘Christus-Koning-Feest’ gaan we samen met Pilatus in gesprek met Jezus over wat Koning-zijn nu eigenlijk is. Hopelijk wordt het ook geen dovemansgesprek, maar vallen Jezus’ woorden bij ons wél in begrijpende oren – en vooral hart.
Pilatus kan niet anders dan in zijn politieke ideeën denken: Als Jezus troonpretendent is, is hij een concurrent voor de door de Romeinen aangestelde ‘koning van de Joden’ Herodes. En volksopstand willen de Romeinen ten allen prijze vermijden. Hij probeert zich neutraal op te stellen door zich – uiteraard – als niet-Jood te benoemen. Maar even uiteraard is hij níet neutraal, omdat hij wel degelijk zijn politieke, en daarmee ook zijn persoonlijke, belangen heeft.
Jezus benadert het koningschap op een heel andere wijze, en noemt het zelf “niet van deze wereld”. Het is het koningschap van de diepe waarheid. Deze waarheid is echter alleen te vinden voor wie de woorden niet alleen het verstand, maar ook het hart laat raken. M.i. had Guido Gezelle zo’n hart als hij in een schitterend anagram op Pilatus’ vraag – in het Latijn: Quid est veritas? – het antwoord laat volgen: Est vir qui adest! – Het is de mens die voor je staat!
Joh.6,1-15 (29/04/2022)
Hierna trok Jezus naar de overzijde van het meer, dat van Galilea of Tiberias [twee namen voor hetzelfde – grote – meer]. Een grote menigte trok met hem mee, omdat zij telkens de tekens zagen die hij aan de zieken deed. Jezus ging de berg op en zette zich daar met zijn leerlingen neer [= onderrichtte]. Het was dicht bij het pascha-feest van de Joden.
Toen Jezus opkeek, zag hij de grote menigte die naar hem toekwam. Hij zei tegen Filippus: “Waar kunnen we brood kopen om hen te eten te geven?” Dit vroeg hij om hem te toetsen; zelf wist hij wat hij zou doen. Filippus antwoordde: “Zelfs voor tweehonderd daglonen brood zal niet genoeg zijn om elk een klein beetje te geven!” Een andere leerling, Andreas, de broer van Simon Petrus, zei hem: “Er is hier wel een jongetje die vijf armemensenbroodjes en twee visjes bij heeft. Maar wat is dat voor zovelen?”
Maar Jezus zei: “Laat de mensen zich neervlijen – er was op die plaats [en in die tijd van het jaar] veel gras [het leek op een idyllisch feestmaal … maar dan zonder eten]. Men vlijde zich dus neer – het aantal mannen was ongeveer vijfduizend [‘gewoontegetrouw’ werden vrouwen en kinderen niet meegeteld, maar ze waren er wel]. Jezus nam nu de broden en na gedankt te hebben [eucharistein] verdeelde hij ze aan de leerlingen, en de leerlingen aan de gezetenen. Zo gebeurde ook met de vissen, zoveel ze wilden.
Toen ze vervuld waren, zei hij tegen zijn leerlingen: “Verzamel de overvloedige stukken, opdat niets verloren gaat!” Zij verzamelden ze dus en vulden twaalf korven met stukken van de vijf armemensenbroodjes die men had gegeten. De mensen die gezien hadden welk teken Jezus had gedaan, zeiden: “Hij is zeker de profeet die in de wereld komende is!” Maar Jezus, die inzag dat zij van plan waren om hem te komen halen om hem tot koning te maken, trok zich weer terug op de berg, geheel alleen.
Terwijl Jezus volop bezig is met in te gaan op wat mensen nodig hebben, verzamelen er zich meer en meer mensen rondom hem. Als hij opkijkt, ziet hij de menigte en vraagt de leerlingen om brood.
Filippus denkt vooral in onmogelijkheden. Hij ziet de massa. Hij ziet ook hun nood en wil er ook wel iets aan doen, maar denkend in cijfers is de som snel gemaakt. Einde verhaal dus. Het gecijfer doet de deur dicht voor het wonder.
Andreas op zijn beurt, is overweldigd. Hij heeft ook geen concrete oplossing voorhanden. Hij denkt in kleine stapjes en brengt in, het beetje dat er wel is. Ergens tussen de massa had hij een jongetje gezien, bereid om zijn vijf armzalige gerstebroden en twee gedroogde visjes af te staan. Het leek de moeite niet. Maar hij zag het en bracht het voor Jezus.
Jezus had kunnen zeggen: “Tja, dat is inderdaad niet veel. Daar gaan we niet ver mee komen”. Hij had het ventje opzij kunnen schuiven. Maar dat is niet wat er gebeurt. Hij neemt aan wat hem wordt toevertrouwd, zegent, breekt en geeft het terug. Het is zo dat het wonder kan geschieden!
Joh. 3,1-8 (20/4/2020)
Er was onder de Farizeeën iemand die Nikodemus heette. Hij behoorde tot de voornaamste van de Joden. Eens kwam deze in de nacht bij Jezus en zei:
'Rabbi, wij weten dat gij van Godswege als leraar gekomen zijt, want niemand kan die tekenen doen die gij verricht als God niet met hem is.'
Jezus gaf hem ten antwoord: 'Voorwaar, voorwaar, ik zeg u: als iemand niet wedergeboren wordt kan hij het Rijk Gods niet zien.' Nikodemus zei tot hem:
'Hoe kan een mens geboren worden als hij al oud is? Kan hij soms in de schoot van zijn moeder terugkeren en opnieuw geboren worden?' Jezus antwoordde:
'Voorwaar, voorwaar, ik zeg u: als iemand niet geboren wordt uit water en geest kan hij het Rijk Gods niet binnengaan.
Wat geboren is uit het vlees is vlees en wat geboren is uit de Geest is geest. Verwonder u niet dat ik u zei: gij moet opnieuw geboren worden.
De wind blaast waarheen hij wil; gij hoort wel zijn gesuis maar weet niet waar hij vandaan komt, en waar hij heengaat; zo is het met ieder die geboren is uit de Geest.'
Midden in de nacht komt Nikodemus bij Jezus en spreekt hem aan. 'Rabbi, wij weten dat gij van Godswege als leraar gekomen zijt, want niemand kan die tekenen doen
die gij verricht als God niet met hem is.' De man intrigeert hem. Wie is hij toch? Misschien wil hij hem wel volgen. Maar hoe?
De kunstenaar Gustav Hagelstange maakte hiervan een kleien beeld.
Twee stille gestalten, zittend naast elkaar, op blote voeten (symbool voor het op weg gaan met God).
Lichtjes buigt Nikodemus het hoofd naar Jezus toe en luistert.
Met lege ogen kijkt hij voor zich uit. Hij staart in de verte, begrijpt nog niet wat hij zojuist gehoord heeft. Hij aarzelt, ziet het nog niet.
Jezus’ ogen zijn neergeslagen. In zichzelf gekeerd wacht hij af, luistert naar woorden die in hem opwellen om gesproken te worden.
Zijn handen spreken, zegenen. Ze lijken Nikodemus in de goede richting te leiden en te zeggen ga maar, vertrouw op mij.
Geef je over aan de Ruach, Gods Geest die leven geeft en jou de levens-adem inblaast. Durf het aan om opnieuw geboren te worden.
Durft hij het aan? Durf ik het aan?
Joh.17,1-11a (21/05/2023)
1 Zo sprak Jezus.
Toen hief hij zijn ogen naar de hemel en bad:
“Vader, het uur is gekomen.
Toon nu de grootsheid van Je Zoon,
opdat Je Zoon Jouw grootsheid kan tonen.
2 Jij hebt hem volmacht gegeven over alle mensen
opdat hij alles wat Jij aan hem hebt gegeven
aan hun zou geven:
het volle leven.
3 En dit is het volle leven:
Dat zij Jou leren kennen,
de enige, waarachtige God,
en degene die Jij gezonden hebt:
Jezus de gezalfde [Christos / Messiah].
4 Ik heb Jouw grootsheid getoond op aarde:
Ik heb het werk volbracht
dat Jij mij te doen gegeven had.
5 Toon dan nu, Vader,
mijn grootsheid bij Jou,
die ik bij Jou had voor de wereld was.
6 Ik heb Jouw naam geopenbaard
aan de mensen die Jij mij gegeven hebt uit de wereld.
Zij waren van Jou;
Je hebt ze mij gegeven
en zij hebben Jouw woord be-waar-d.
7 Zij hebben leren kennen
dat alles wat Jij mij gegeven hebt
van bij Jou komt
8 omdat ik de woorden die Jij mij gegeven hebt
aan hen heb gegeven,
en zij ze hebben aangenomen
en erkennen naar waarheid dat ik van Jou ben uitgegaan.
Zij geloven dat Jij mij hebt gezonden.
9 Ik bid voor hen,
niet voor de wereld bid ik
maar voor wie Jij mij gegeven hebt
omdat zij van Jou zijn.
10 Al het mijne is van Jou
en het Jouwe is van mij
– daarin is mijn grootsheid getoond.
11a Ik ben niet meer in de wereld.
Zij zijn wel in de wereld,
terwijl ik naar Jou kom.
Op de laatste uren van zijn leven zit Jezus met zijn leerlingen samen. Hij beseft dat de wereld hem definitief de mond zal snoeren. En dan slaat hij zijn ogen op en bidt. Hij neemt zijn leerlingen mee in zijn bidden. Hij trekt hen, nu het erop aankomt, helemaal binnen in zijn intimiteit met G-d. En wij, eeuwen later, mogen daarin meegaan. Leven in intimiteit met God maakt het mogelijk om in de wereld te staan, maar niet van de wereld te zijn. Dat is wat Jezus zelf heeft geleefd en daar neemt hij zijn leerlingen in mee en zo worden ze ook gezonden.
Jezus’ bidden heeft blijkbaar te maken met het waarmaken van de G-ds Naam. Deze G-ds Naam maakte het voor hem mogelijk om, ondanks al het wereldse onbegrip, doorheen pijn en lijden, niet terug te buigen op zichzelf of de relatie te verbreken.
Misschien is het zinvoller om dit gebed volledig door ons heen te laten gaan, te beseffen dat hij voor ons bidt en dat wij uitgenodigd worden om te bidden voor hen die aan ons zijn toevertrouwd, dan het te voorzien van commentaar …