Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Mt.9,9-13 (11/06/2023)
9 Jezus ging van daar verder
en zag een zekere Matteüs bij het tolhuis zitten.
“Volg mij,” zei hij tegen hem,
en hij stond op en volgde Jezus.
10 Jezus ging in op zijn uitnodiging voor een afscheidsmaal.
En kijk: Veel tollenaars en zondaars kwamen ook
en lagen mee aan tafel met Jezus en zijn leerlingen.
11 Toen de Farizeeën dit zagen,
insinueerden ze tegen zijn leerlingen:
“Waarom eet die meester van jullie
met tollenaars en zondaars?”
12 Maar Jezus had dit gehoord en antwoordde:
“Niet de gezonden hebben een dokter nodig,
maar de zieken.
13 Ga, en onderzoek wat dit wil zeggen.
Mededogen wens ik, geen holle offers.
Niet om de rechtvaardigen te roepen,
ben ik gekomen,
maar de zondaars.”
Wij “gaan” al een tijdje doorheen de mensengeschiedenis en door ons eigen leven. Hebben wij ook al “onderzocht wat het wil zeggen: Mededogen wens ik, geen holle offers. Niet om de rechtvaardigen te roepen, ben ik gekomen, maar de zondaars”? Ik vrees dat, als we eerlijk zijn, de conclusie is dat we er nog niet zo ver mee gekomen zijn.
Met het mededogen misschien nog wel ergens, omdat we het vervolg van de zin vooral interpreteren als ‘voor anderen’. Dat Jezus er voor de ‘sukkelaars en zondaars’ wil zijn, vinden we wel mooi en misschien proberen we dat zelf ook een beetje. Maar dat die ‘sukkelaars en zondaars’ ook mezelf omvatten … ho maar!
Nochtans, wie zich werkelijk door Jezus wil laten vinden, zal moeten ontdekken hij/zijzelf ook zo’n ‘sukkelaar en zondaar’ is. Hoe zouden wij kunnen ervaren dat G-d Liefde is en Barmhartigheid, als wij hem daarvoor de ‘plek in ons’ ontzeggen, door ons te pantseren als ongenaakbaar, en onszelf ervan te overtuigen dat het nog zo is ook …?
Mt.11,20-24 (12/07/2022)
Toen begon hij de steden waarin de meeste van zijn krachtsdaden gebeurd waren, te verwijten dat zij zich niet hadden toegekeerd:
“Wee, Chorazin, wee, Betsaïda [dorpen van de eerste verkondiging, maar die haar niet ontvingen], want als in [de iconisch goddeloze steden] Tyrus en Sidon de krachtsdaden zouden zijn gebeurd die bij jullie zijn gebeurd, dan zouden zij al lang – in zak en as gezeten – zich bekeerd hebben. Voor hen zal het bij het oordeel draaglijker zijn dan voor jullie.
En jij, Kafarnaüm, zul jij tot de hemel verheven worden [omdat ik er vertoefde en verkondigde]? Tot in het dodenrijk zul je afdalen, want als in Sodom de krachtsdaden waren gebeurd die bij jullie gebeurd zijn, het zou tot vandaag zijn blijven bestaan. Maar ik zeg je: Voor het land van Sodom zal het op de dag van het oordeel draaglijker dan voor jou.
Jezus kon blijkbaar ook behoorlijk zwaar uithalen als zijn verkondiging niet het verhoopte succes had. We verwachten dat zo niet omdat we meestal een vrij vroom plaatje van hem gewoon zijn. Toch zijn er wel duidelijk een aantal passages in het Evangelie waar we hem werkelijk kwaad zien worden en hij daar ook straffe taal voor gebruikt.
Mag dat? Een Jezus die kwaad wordt? Of hoort dat niet?
Waarom niet? Ook in het Oude Testament lezen we over een G-d die kwaad wordt en dat ook uit. De profeten waren ‘kwaad in naam van G-d’. En in de Psalmen staat de prachtige zin: “Jij omgordt Je met de woede van de mens, zodat ze tot kracht en lof wordt.” (Ps.76,11)
Waar kwaadheid geboren wordt uit verdriet (en dat is vaak zo, ga het maar even na), spreekt ze van wat iemand bijzonder dierbaar is en waar hij of zij echt niet wil dat er aan geraakt wordt. Er is een ‘heilig doel’ dat met ‘heilige toorn’ verdedigd wordt. Als het doel het rijk Gods is, dan kan het blijkbaar – alleen moet ik natuurlijk wel onderzoeken of het rijk Gods mijn doel is, en niet een of ander eigen rijkje …
Mt.14,22-36 (2/08/2022)
Onmiddellijk dwong Jezus zijn leerlingen in de boot te stappen en voor hem uit naar de overkant te varen, terwijl hij de menigte zou wegzenden.
En nadat hij hen had weggezonden, ging hij de berg op om in afzondering te bidden. Toen de avond viel, was hij daar alleen.
De boot was al midden op het meer, ver van het land, en werd geteisterd door de golven. Ze hadden immers de wind tegen. In de vierde nachtwake [laatste kwart van de nacht] kwam Jezus tot bij hen, wandelend op het meer. Toen de leerlingen hem zagen wandelen op het meer, raakten ze in grote verwarring. “Een spook [phantasma]!”, zeiden ze – en ze schreeuwden van angst.
Onmiddellijk echter sprak Jezus tegen hen: “Hou moed, ik ben het, vrees niet.”
Petrus antwoordde hem nu: “Heer, als jij het bent, beveel mij dan bij jou te komen op het water.” Hij zei: “Kom!” En Petrus stapte uit de boot, wandelde op het water en ging naar Jezus. Toen hij echter de wind zag, werd hij bang en begon te zinken. Hij schreeuwde: “Heer, red mij!” En onmiddellijk strekte Jezus zijn hand uit en greep hem vast. Hij zei hem: “Klein-vertrouwende, waarom wankelde je?” Ze stapten in de boot en de wind ging liggen.
Zij die in de boot zaten, bogen voor hem neer: “Waarlijk, jij bent Gods zoon!”
Ze staken over en kwamen aan land in Gennesaret. De mannen van die plaats herkenden hem en zonden de boodschap in heel die omgeving, en men bracht allen bij hem die er slecht aan toe waren. Ze smeekten hem dat ze alleen al maar de zoom van zijn kleed mochten aanraken. En wie dat deed, werd bevrijd.
Hij zendt de menigte weg, en zijn leerlingen stuurt hij alvast met de boot vooruit, naar de overkant. Halverwege wordt het hen te machtig. Ze worden geteisterd door golven van angst en onzekerheid. Ze zijn ‘alleen’, vooruit gestuurd. Wat moeten ze daar aan die overkant gaan doen of vertellen? Onrust overvalt hen.
Ondertussen neemt Jezus de tijd om zich af te zonderen, even alleen te zijn en te bidden. Hij neemt de tijd om zich in verbinding te stellen met G-d. Levend in Verbondenheid kan hij – persoonlijk – de vele stormen aan. Maar er is meer… het reikt verder dan hemzelf. Hij brengt golven tot rust. Hij brengt rust en vertrouwen daar waar angst aanwezig is – zelfs al is het vertrouwen klein. Levend in Verbondenheid neemt hij degenen die wankelen bij de hand en is hen tot steun. Levend in Verbondenheid is hij bevrijdend nabij.
Hij reikt ook ons de hand: wil ik in zijn verlengde leven in Verbondenheid?
Mt.9,32-38 (9/07/2024)
32 Toen ze uit het huis kwamen,
brachten ze iemand bij hem
die stom was en door een demon bezeten.
33 Nadat hij de demon had verdreven,
begon de stomme te spreken.
Iedereen was vol verwondering:
“Nog nooit heeft zoiets zich getoond in Israël!”
34 De farizeeën echter zeiden:
“Het is door de aanvoerder van de demonen
dat hij de demonen verdrijft.”
35 Jezus trok rond langs alle steden en dorpen.
Hij gaf onderricht in hun plaatsen van samenkomst
en verkondigde het bevrijdende nieuws van het koninkrijk
en hij heelde elke ziekte en elke zwakte onder het volk.
36 Toen hij de menigte echter overzag,
werd hij diep innerlijk bewogen om hen,
omdat ze opgejaagd en krachteloos waren,
als schapen zonder herder.
37 Hij zei tegen zijn leerlingen:
“De oogst is wel overvloedig,
maar arbeiders zijn er weinig.
38 Vraag daarom aan de heer van de oogst
dat hij arbeiders uitstuurt in zijn oogst.”
Als Jezus vandaag langs onze steden en dorpen zou trekken en de mensenmenigte overzien, wat zou hij dan zien? Ik vrees dat hij hetzelfde zou zien als toen: “dat ze opgejaagd en krachteloos zijn”. Én hij zou er “diep innerlijk bewogen om raken”, want de mensen gaan hem ter harte. Hij wil ze leiding geven, niet uit machtsberekening, maar omdat hij Léven voor hen wenst.
Daarom roept hij zijn leerlingen op “arbeider voor de oogst” te zijn. Daarom roept hij míj op …
Kan en durf ik langs te gaan in de steden en dorpen – het kan ook mijn straat of mijn werk zijn – en te zien wat er te zien ís: dat mensen opgejaagd en krachteloos zijn?! En zou / mag het mij raken? Mag het mij tot in mijn diepste wezen beroeren en in beweging brengen? En zal ik – uit loutere mede-menselijke dienstverlening hen wegen ten Léven aanwijzen en aanreiken? En zal ik dat blíjven doen, ook als de frustratie zál optreden dat de oogst groter is dan het aantal arbeiders? …
Mt.9,32-38 (5/07/2022)
Toen ze uit het huis kwamen, brachten ze iemand bij hem die stom was en door een demon bezeten. Nadat hij de demon had verdreven, begon de stomme te spreken. Iedereen was vol verwondering: “Nog nooit heeft zoiets zich getoond in Israël!” De farizeeën echter zeiden: “Het is door de aanvoerder van de demonen dat hij de demonen verdrijft.”
Jezus trok rond langs alle steden en dorpen. Hij gaf onderricht in hun plaatsen van samenkomst en verkondigde het bevrijdende nieuws van het koninkrijk en hij heelde elke ziekte en elke zwakte onder het volk. Toen hij de menigte echter overzag, werd hij diep innerlijk bewogen om hen, omdat ze opgejaagd en krachteloos waren, als schapen zonder herder.
Hij zei tegen zijn leerlingen: “De oogst is wel overvloedig, maar arbeiders zijn er weinig. Vraag daarom aan de heer van de oogst dat hij arbeiders uitstuurt in zijn oogst.”
Gekwetsten, blinden, stommen … allemaal mensen die niet meetellen en aan de kant gezet worden. Ze waren er toen en ze zijn er nog steeds. Met dit gegeven kan je twee kanten uit.
Of je wordt fatalistisch: Er is toch niets aan te doen. De wereld zit nu eenmaal zo in elkaar.
Of je laat je raken en komt in beweging.
Jezus kiest voor de tweede optie. Hij laat zich raken, heelt mensen, doet hen weer spreken en brengt hen terug in de maatschappij. Hij heeft immers een Visioen voor ogen, nl. een nieuwe wereld waar Léven mogelijk is voor elke mens. Maar goede werken zien doen, is blijkbaar geen garantie dat deze ook positief worden ervaren. Ze roepen weerstand op (ook bij wie erbij was).
Daarbij ziet hij de moedeloosheid en het gebrek aan toekomstperspectief bij de mensen en hij heeft met hen te doen. Ze zijn leidingloos. Ze hebben leiders nodig die zich dienstbaar opstellen. Zulke leiders zijn er te kort …veel tekort (nog steeds). Jezus zag dat en hij deed wat moest gedaan en hoopt dat zijn leerlingen (jij? en ik?) eveneens in beweging zullen komen en bidden zodat er ogen open gaan en er dienende leiders opstaan.
Mt.13,54-58 (2/08/2024)
54 Hij kwam in zijn vaderstad [Nazareth, ca. 40km van Kafarnaüm]
en onderrichtte hen
in hun plaats van samenkomst [synagoge],
zodat ze versteld stonden:
“Vanwaar heeft hij die wijsheid
en die machtige daden [wonderen]?
55 Is dat niet de zoon van de timmerman?
Heet zijn moeder niet Maria
en zijn broers Jakobus, Joses, Simon en Judas ?
56 En wonen zijn zussen niet allemaal bij ons?
Vanwaar heeft hij dan dit alles?”
57 En ze namen aanstoot aan hem.
Maar Jezus zei:
“Nergens wordt een profeet zo miskend
als in zijn eigen vaderstad en in zijn huis.”
58 En hij kon daar niet veel machtige daden doen
omwille van hun niet-vertrouwen.
Wat durf ik thuis te vertellen? Wat op het werk? Wat onder vrienden of wat op straat? Maak ik een verschil in wát ik zeg tegen wié? Of laat ik het er vooral van afhangen hoe ze zullen reageren? Of – wellicht nog een beetje menselijker-realistischer: laat ik het er van afhangen of ze niet mijn boodschap maar mijzelf zullen aanvaarden of verwerpen?
Het blijkt van alle tijden te zijn dat mensen makkelijk een boodschap verwerpen door de boodschapper te verketteren of te kleineren. Meestal gebeurt dat omdat men de boodschap wel degelijk wel begrijpt, maar het lastig vindt die ook te aanvaarden. Dan zoekt men een gemakkelijke uitweg.
Als Christen die probeert Jezus’ boodschap uit te dragen, kan ik daar dus ook slachtoffer van worden – zoals hijzelf trouwens ook ondervond. Tegelijk moet ik mij echter ook de vraag durven stellen of ik niet alleen slachtoffer ben, maar misschien ook zelf wel dader!? Een Christen is niet automatisch vrij van klein-menselijkheid …