Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Mt.10,7-13 (11/06/2022)

Ga en verkondig:
Het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen.
Heel de verzwakten, reinig de melaatsen,
wek de doden op, verdrijf de demonen.
Voor niets heb je ontvangen,
voor niets moet je geven.
Neem geen goud mee,
geen zilver of koper in je gordel,
geen reiszak, geen extra kleren,
geen sandalen en geen stok,
want ‘wie werkt is zijn voedsel waard’.
In welke stad of dorp je ook binnenkomt,
onderzoek wie het daar waard is
en blijf daar dan tot je er weggaat.
Als je in een huisgezin binnenkomt,
groet hen [= zegen hen met vrede].
Als zij het waard zijn,
zal je vrede over hen komen,
maar als zij het niet waard zijn,
laat dan je vrede over jezelf terugkeren.

Barnabas, wiens feest we vandaag vieren, is geen apostel uit de 12 die Jezus aanstelde. Toch wordt hij apostel genoemd en krijgt hij hier in ‘zijn’ Evangelie dezelfde opdracht als andere apostelen. Apostel zijn is dan ook niet beperkt tot tot een bepaald clubje te behoren. Apostel zijn is de opdracht van elke Christen.
Barnabas heeft dit vanaf het begin heel ernstig genomen. Hij was het “die een akker verkocht en het geld ervan neerlegde aan de voeten van de leerlingen” (Hand.4,36). Hij was het die de pas bekeerde Paulus in contact bracht met de leerlingen in Jeruzalem, terwijl die er nog allemaal doodsbang van waren (Hand.9,27). Later vergezelde hij hem ook op diens missiereizen.
Wat hij gedaan heeft om zijn mooie bijnaam te verdienen – hij heette Jozef, maar ze noemden hem Barnabas, zoon van de vertroosting – daar hebben we het raden naar, maar het zal ongetwijfeld veel goeds geweest zijn.
En van op die ‘grond’, in deze levensingesteldheid, gaat hij er op uit. Ik denk dat hij als apostel niet veel hoefde te zéggen om te verkondigen, maar dat zijn levenswijze ‘boekdelen sprak’ …

Mt.18,15-20 (14/08/2024)

15    Als je broer een fout begaat,
       ga erheen en wijs hem terecht
       – alleen onder jullie.
       Als hij naar je luistert,
       heb je je broer gewonnen.
16    Als hij echter niet luistert,
       neem dan nog één of twee mensen met je mee
       – omdat elk woord gestaafd wordt op grond van twee of drie getuigen. [Deut.19,5]
17    Als hij echter ook aan hen geen gehoor geeft,
       zeg het dan [pas] aan de gemeente [ekklesia/kerk],
       en als hij ook aan de gemeente geen gehoor geeft,
       moet hij voor jullie zijn als een heiden en tollenaar [een buitenstaander].
18    Amen, ik zeg jullie:
       Wat je zult binden op de aarde,
       zal gebonden zijn in de hemelen,
       en wat je zult vrij maken op de aarde,
       zal vrij gemaakt zijn in de hemelen.
19    Opnieuw zeg ik jullie:
       Als twee van jullie
       over wat voor zaak op aarde ook
       in overeenstemming iets vragen,
       zal mijn Vader in de hemelen het voor hen laten gebeuren.
20    Want waar twee of drie bijeen zijn in mijn naam,
       daar ben ik middenin hen!”

Wat een oproep! Wat een kracht! Wij kunnen medemensen vrij maken … of binden!
Ik mag er van uitgaan dat we het allemaal al wel (meer dan eens) ondervonden hebben hoe bevrijdend en levengevend het is als iemand ons wel op een tekortkoming wijst, maar dat doet op een niet-veroordelende en zelfs liefhebbende manier, en ons niet publiekelijk aan de schandpaal nagelt.
Als we wéten hoe bevrijdend – losmakend – dat werkt, waarom dóen we het dan zo weinig? Waarom staan we toch zo snel met onze veroordeling klaar en uiten die dan meestal eerst nog aan anderen i.p.v. de persoon zelf?
’t Zal wel weer zijn omdat het allemaal zo menselijk is. Maar wil Jezus ons nu net niet komen vinden in dat menselijke en ons optillen naar ‘de hemelen’? Wij kunnen voor elkaar – in het spoor van Jezus – echt dat verschil maken!
Als wij er vanaf vandaag nu eens zouden voor kiezen medemensen vrij te maken …

Mt. 5,38-48 (19/02/2023)

“Jullie hebben gehoord dat er gezegd is: Een oog voor een oog, een tand voor een tand. [Ex.21,24]
Ik echter zeg jullie: Bied geen weerstand tegen wie jou kwaad doet, maar als iemand jou op je rechterwang slaat, keer ook de andere naar hem toe. En als iemand je voor het gerecht wil dagen en je onderkleding afnemen, laat hem ook je bovenkleding. En als iemand je opeist één mijl met hem mee te gaan, ga er twee met hem mee. Geef aan wie jou iets vraagt, en keer je niet af van wie iets wil lenen van jou.”
Jullie hebben gehoord dat er gezegd is: Je zult wie je nabij is daad-werkelijk liefhebben en je vijand haten. [Lev.19,18] Ik echter zeg jullie: Heb je vijanden daad-werkelijk lief, zegen wie jou vervloekt, doe goed aan wie jou haat en bid voor wie jou vervolgt.
Dan worden jullie kinderen van de Vader in de hemelen, want hij laat zijn zon opgaan over slechten en goeden en laat het regenen over integeren en niet-integeren.
Want als jullie [alleen] liefhebben wie jullie liefheeft, wat is dan je verdienste? Doen de tollenaars [die hun eigen volk uitbuiten] niet hetzelfde? En als jullie alleen je vrienden begroeten [= zegenen met vrede], wat doe je dan extra? Doen de niet-Joden [die volgens de wet buiten Gods plan vielen] niet hetzelfde?
Wees dus volkomen integer zoals jullie Vader in de hemelen volkomen integer is.

We zijn waarschijnlijk een beetje té gewoon geraakt aan deze woorden.
Ga het even na: toen je daarnet dit stukje Evangelie las, was je toen geschokt, verbouwereerd, uit je lood geslagen? Of dacht je eerder: ha, dat ken ik? Ik pronostiek dat dat tweede meer het geval zal zijn dat dat eerste.
En herbegin nu eens met lezen – en lees eens wat er echt staat. Dat is om van achterover te vallen! Aan duidelijkheid laat het eigenlijk niets te wensen over. Aan haalbaarheid …
En toch is het dat wat Jezus zijn leerlingen voorhoudt. We moeten er dus van uitgaan dat op een of andere manier we minstens in die richting kunnen groeien. Jezus was verre van een utopist, eerder een heel nuchtere realist! Zijn woord is niet te hoog, niet te zwaar, je kunt het volbrengen! (Deut.30,10-14)
Laten we dus beginnen, met alvast ons door die woorden te durven laten raken, en vervolgens er ook echt mee te beginnen. Elke stap telt. Dán worden wij kinderen van de Vader, wiens ‘rijk’ tastbaar wordt in deze wereld.

 

Mt.9,9-13 (5/07/2024)

     Jezus ging van daar verder
       en zag een zekere Matteüs bij het tolhuis zitten.
       “Volg mij,” zei hij tegen hem,
       en hij stond op en volgde Jezus.
10    Jezus ging in op zijn uitnodiging voor een afscheidsmaal.
       En kijk: Veel tollenaars en zondaars kwamen ook
       en lagen mee aan tafel met Jezus en zijn leerlingen.
11    Toen de Farizeeën dit zagen,
       insinueerden ze tegen zijn leerlingen:
       “Waarom eet die meester van jullie met tollenaars en zondaars?”
12    Maar Jezus had dit gehoord en antwoordde:
       “Niet de gezonden hebben een dokter nodig,
       maar de zieken.
13    Ga, en onderzoek wat dit wil zeggen.
       Mededogen wens ik, geen holle offers.
       Niet om de rechtvaardigen te roepen, ben ik gekomen,
       maar de zondaars.”

Roepingsverhalen worden in het Evangelie altijd met een verbluffende kortheid vermeld: “Volg mij,” zei hij tegen hem, en hij stond op en volgde Jezus. Ik sta daar telkens wat van te kijken: zou ík dat doen? Anderzijds moet ik ook erkennen dat ik eigenlijk niet al te veel sluitende uitleg kan geven waarom ik eigenlijk Jezus volg. Ergens ga ik ook in op een roepstem die ik niet precies kan aanwijzen, maar tegelijk ook niet wil buitensluiten.
Misschien heeft dat – toen en nu – te maken met het feit dat Jezus heel ‘reële’ mensen roept, d.w.z. mensen van vlees en bloed die zijn – en mogen zijn – zoals ze zijn, dus allemaal (allemaal!) met hun beperkingen en ‘zonden’. Dáár doet G-d het mee in deze wereld! Het is een beetje een pijnlijk besef, maar tegelijk een erg helend besef dat ikzelf ook zo’n ‘tollenaar en zondaar’ ben, maar dat G-d dus net míj wil om zijn rijk verder op te bouwen!
Als ik wacht met mij in te zetten voor G-ds rijk tot ik ‘gezond’ ben, zal hij lang moeten wachten; als ik inga op zijn roep, ook ín mijn ongeheeldheid, zal ik ‘gezond(en)’ worden!

Mt. 5,17-19 (10/06/2020)

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen : Denkt niet dat Ik gekomen ben om Wet en Profeten op te heffen;
Ik ben niet gekomen om op te heffen, maar om de vervulling te brengen.
Want voorwaar, ik zeg je: Eerder nog zullen hemel en aarde vergaan, dan dat een jota of haaltje vergaat uit de Wet,
voordat alles geschied is. Wie dus een van die voorschriften, zelfs het gering­ste, opheft en zo de mensen leert,
zal de geringste geacht worden in het Rijk der hemelen, maar wie ze onderhoudt en leert zal groot geacht worden in het Rijk der hemelen.

Enkele dagen geleden klonk: “Aan deze twee geboden (God liefhebben en je naaste als jezelf) hangt de ganse wet en de profeten.”
Over die wet en de profeten gaat het nu. Hiervan zegt Jezus dat Hij niets zal opheffen. Neen, ook niet het kleinste deeltje mag
ervan losgemaakt worden. De Wet is één groot geheel en alles is onlosmakelijk met elkaar verbonden. Dus niets afschaffen ervan en
ze onderhouden in z’n totaliteit. Dat is de boodschap! Jezus echter gaat nog een stap verder. Hij zal de Wet vervullen, vol-maken, inhoud geven.
Met heel zijn leven maakt Hij duidelijk dat goddelijk leven geen kwestie is van nauwgezet regeltjes naleven maar dat zo’n leven verder, dieper gaat.
Het gaat over de ingesteldheid van waaruit je leeft, de gerichtheid naar ‘G-d’, weg van jezelf.
De norm van Léven zal dus Liefde zijn. Een liefde die ook wel Agapè genoemd wordt, een dienende liefde. Wat dit in de praktijk betekent zullen we
maar begrijpen als we
    - de Wet onderhouden levend vanuit die goddelijke Liefde en gericht op de ander
    - erop durven te vertrouwen dat wij mensen niet perfect hoeven te zijn zolang onze gerichtheid maar juist zit

Mt.10,17-22 (26/12/2022)

En pas op voor de mensen! Want ze zullen jullie overleveren aan gerechtshoven en jullie geselen in hun samenkomsten [synagoge]. Je zult voor stadhouders en koningen geleid worden omwille van mij, tot getuigenis voor hen en voor de volken.
Wanneer ze echter jullie overleveren, wees dan niet gezorgd over hoe of wat je moet zeggen, want op dat uur zal wat je te zeggen hebt je gegeven worden, want niet jullie zijn het die dan spreken, maar het is de Geest van de Vader die in jullie spreekt.
Een broer zal een broer uitleveren ter dood, een vader een kind, kinderen zullen opstaan tegen hun ouders en hen doden; je zult door allen gehaat worden omwille van mijn naam; maar wie standvastig blijft ten einde toe, zal bevrijd worden.

Als we aandachtig de lezingen volgen, dan zouden we vandaag wel gechoqueerd mogen zijn! We zijn nog aan het nagenieten van de geboorte van het Kerstkind, of daar komt men al af met geseling, vervolging, marteling en dood! Het is weinig waarschijnlijk dat Stefanus precies op deze dag de marteldood onderging. Het is dus een bewuste keuze van de opstellers van de liturgische lezingen om die eerste martelaar te vieren in onmiddellijke aansluiting op het Kerstgebeuren.
Nee, Kerstdag is geen idyllisch plaatje van een proper gewassen kindje onder een kerstboom! Het is de aankondiging én het feitelijke begin van een levensstijl die heel veel tegenkanting zal oproepen. Wie de ‘kribbe’ ernstig neemt, komt uit bij het ‘kruis’. ‘Kribbe en kruis zijn uit hetzelfde hout gesneden’, zegt de volksmond terecht.
Toch is het niet het lijden dat het laatste woord heeft. Net zoals in het hele verhaal, is dat de bevrijding, de ‘redding’ – want Jeshua: G-d redt, is in ons midden!