Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Mt. 20,20-28 (25/07/2020) 

In die tijd trad de moeder van de zonen van Zebedeus samen met hen op Jezus toe
en wierp zich voor zijn voeten om Hem iets te vragen.
Hij sprak tot haar: 'Wat verlangt ge?' Zij antwoordde Hem: 'Laat deze twee jongens van mij
in uw Koninkrijk zitten, een aan jouw rechter ‑ en een aan jouw linkerhand.'
Maar Jezus antwoordde: 'Je weet niet wat je vraagt. Ben jij in staat de beker te drinken die Ik ga drinken?'
Zij zeiden hem: 'Ja, dat kunnen wij.'
Hij sprak: 'Inderdaad, mijn beker zul je drinken, maar het is niet aan Mij jou te doen zitten aan mijn rechter ‑ of linkerhand,
omdat alleen zij dit verkrijgen voor wie mijn Vader dit heeft bereid.'
Toen de tien anderen dit hoorden, werden zij kwaad op de beide broers.
Jezus echter riep hen bij zich en sprak: 'Gij weet, dat de heersers der volkeren hen met ijzeren vuist regeren
en dat de groten misbruik maken van hun macht over hen.
Dit mag bij jullie niet het geval zijn; wie onder jullie groot wil worden, moet dienaar van jullie zijn,
en wie onder jullie de eerste wil zijn, moet slaaf van jullie wezen,
zoals ook de Mensenzoon niet gekomen is om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen.'

Vandaag vieren we het feest van Jacobus. Zijn graf is het doel van vele pelgrims (Camino de Santiago).
Als jonge man liet hij zich - net als zijn broer - raken door Jezus. De aanraking was zo intens dat hij
alles achterliet en met Jezus op weg ging. Onderweg worstelt hij met vragen over dat o zo menselijke verlangen naar macht
maar hoe is dat te combineren met die goddelijke dienstbaarheid - zo herkenbaar !
Ambitie hoeft toch niet fout te zijn? Er is toch nood aan mensen die het voortouw nemen, op de voorgrond durven te gaan staan.
Jezus’ standpunt hierover is duidelijk. Ja, er moeten er zijn die de leiding nemen maar niet door macht te misbruiken, wel door ze ten dienst te stellen van …
Niet heersen, maar dienen! Zo zou je het ook kunnen samenvatten. Maar dat is zo verdomd lastig. Het kost je je hele inzet, jezelf, ja zelfs je leven.
Wil je de belangrijkste zijn? Dan zul je de anderen moeten dienen. Dat is geen erebaantje, maar echt slavenwerk. J
e bent niet alleen de minste, je kiest er ook heel bewust voor. Dienstbaarheid heeft een hoge prijs.
Kijk maar naar het voorbeeld dat hijzelf geeft en dan besef je, dat kan je niet uit eigen kracht.

Mt.14,22-33 (13/08/2023)

22    Onmiddellijk dwong Jezus zijn leerlingen in de boot te stappen
       en voor hem uit naar de overkant te varen,
       terwijl hij de menigte zou wegzenden.
23    En nadat hij hen had weggezonden,
       ging hij de berg op
       om in afzondering te bidden.
       Toen de avond viel, was hij daar alleen.
24    De boot was al midden op het meer, ver van het land,
       en werd geteisterd door de golven.
       Ze hadden immers de wind tegen.
25    In de vierde nachtwake [laatste kwart van de nacht]
       kwam Jezus tot bij hen,
       wandelend op het meer.
26     Toen de leerlingen hem zagen wandelen op het meer,
       raakten ze in grote verwarring.
       “Een spook [phantasma]!”, zeiden ze
       – en ze schreeuwden van angst.
27    Onmiddellijk echter sprak Jezus tegen hen:
       “Hou moed, ik ben het, vrees niet.”
28     Petrus antwoordde hem nu:
       “Heer, als jij het bent,
       beveel mij dan bij jou te komen op het water.”
29    Hij zei: “Kom!”
       En Petrus stapte uit de boot,
       wandelde op het water
       en ging naar Jezus.
30 Toen hij echter de wind zag,
       werd hij bang en begon te zinken.
       Hij schreeuwde: “Heer, red mij!”
31 En onmiddellijk strekte Jezus zijn hand uit
       en greep hem vast.
       Hij zei hem: “Klein-vertrouwende, waarom wankelde je?”
32 Ze stapten in de boot
       en de wind ging liggen.
33 Zij die in de boot zaten, bogen voor hem neer:
       “Waarlijk, jij bent Gods zoon!”

Het Evangelie van vandaag klinkt heel vertrouwd in onze oren: De leerlingen worden geteisterd door een strakke tegenwind. Jezus gaat over het water naar hen toe en Petrus wil hem tegemoet gaan, maar gaat kopje onder … Het klinkt zo vertrouwd dat we geneigd zijn om de eerste zinnen over te slaan waardoor iets belangrijks verloren zou gaan. Het verhaal begint immers met Jezus die iedereen wegzendt én zich afzondert. Hij gaat de berg op om e bidden. Hij neemt de tijd om zich te verbinden met G-d.
In het vervolg van dit verhaal blijkt hoe essentieel die verbondenheid met G-d is, om zelf niet kopje onder te gaan, maar staande te blijven als de wind tegen zit en anderen gered moeten worden. Essentieel ook om te blijven vertrouwen, terwijl angst de overhand dreigt te halen en alles en iedereen rondom begint te wankelen.
Ik vermoed dat we hier als leerling nog wel iets van kunnen leren, nl. de tijd nemen om regelmatig de stilte op te zoeken en de verbinding met G-d onderhouden. Alleen dan zal Góds Geest ons kunnen leiden en zal angst ons niet kopje onder doen gaan.

Mt.21,28-32 (15/12/2020)

“Wat denken jullie [vroeg Jezus aan de afgezanten van de Joodse oversten]: Iemand had twee kinderen.
Hij ging naar de eerste en zei: “Kind, ga vandaag werken in mijn wijngaard.”
Die antwoordde echter: “Ik wil niet.” Later veranderde hij van gedacht en ging toch.
Hij ging naar de tweede en zei hetzelfde. Die antwoordde: “Ik zal gaan, heer.” Maar hij ging niet.
Wie van de twee deed de wil van de vader?” Zij antwoordden: “De eerste.”
“Zeker, ik zeg jullie, ging Jezus verder, dat tollenaars en hoeren jullie zullen voorgaan naar het koninkrijk van God.
Want Johannes is naar jullie toe gekomen met een oproep tot de rechte weg, maar jullie zijn er niet op ingegaan.
Tollenaars en hoeren zijn er echter wel op ingegaan.
En jullie zagen dit gebeuren maar toch ben je niet van gedacht veranderd om alsnog op zijn roep in te gaan.”

Het blijft gaan over wispelturigheid die zich (o.a.) laat zien in de al of niet erkenning van Johannes de doper.
Als wij onszelf daarin plaatsen, zullen we wellicht meteen volhartig zeggen: “Ja, natuurlijk erken ik Johannes.
Hij is toch de wegbereider voor de Heer en naar Hem zie ik uit! O.k., zijn oproep tot ommekeer is soms wat lastig, maar ik wil het echt wel.”
Er is geen reden om de eerlijkheid van dit soort woorden in twijfel te trekken, maar laten we toch maar voorzichtig zijn.
Heb je er op gelet in welk gezelschap we terecht komen als we zo met Johannes meegaan? “Tollenaars, hoeren, …” willen wij in dát rijtje gaan staan?
Het gaat er uiteraard niet om dat wij de moraal maar overboord moeten gooien
(integendeel wellicht: échte innerlijke ommekeer zal ook gevolgen hebben voor onze morele houding).
Wél gaat het erom dat wij moeten durven zien wie wij ‘maar’ zijn: kleine, behoeftige, ‘brokkelachtige’ en brokkenmakende mensen.
Alleen in een hart dat weet dat het niets te bieden heeft, maar alleen te ontvangen, is er ruimte voor een toenaderende G-d …

Mt.21,28-32 (1/10/2023)

28    “Wat denken jullie:
      [vroeg Jezus aan de afgezanten van de Joodse oversten]
       Iemand had twee kinderen.
       Hij ging naar de eerste en zei:
       “Kind, ga vandaag werken in mijn wijngaard.”
29    Die antwoordde echter: “Ik wil niet.”
       Later veranderde hij van gedacht
       en ging toch.
30    Hij ging naar de tweede en zei hetzelfde.
       Die antwoordde: “Ik zal gaan, heer.”
       Maar hij ging niet.
31    Wie van de twee deed de wil van de vader?”
       Zij antwoordden: “De eerste.”
       “Zeker, ik zeg jullie, ging Jezus verder,
       dat tollenaars en hoeren
       jullie zullen voorgaan naar het koninkrijk van God.
32    Want Johannes is naar jullie toe gekomen
       met een oproep tot de rechte weg,
       maar jullie zijn er niet op ingegaan.
       Tollenaars en hoeren zijn er echter wel op ingegaan.
       En jullie zagen dit gebeuren
       maar toch ben je niet van gedacht veranderd
       om alsnog op zijn roep in te gaan.”

Het klinkt allemaal wel logisch, wat Jezus hier zegt. Maar dat zou ertoe kunnen leiden dat we nogal achteloos voorbijgaan aan wat hij éigenlijk aan het zeggen is. Wíj zijn die ‘afgezanten van de Joodse oversten’ tegen wie hij deze gelijkenis vertelt.
Wij zijn niet die ‘hedendaagse onverlaten’ die zich van god noch gebod aantrekken en er maar op los leven. Nee, wij zijn brave Christenen die ‘ja’ gezegd hebben op zijn boodschap.
Maar is het al kommer en kwel wat die ‘onverlaten’ doen? En is al wat ík doe zo in lijn met Jezus’ boodschap? Zijn er naderhand ook geen prachtige dingen te zien bij die ‘onverlaten’ en zouden míjn daden niet nog wat verdieping en consequentie kunnen krijgen?
Lastige vragen, maar ze zijn even logisch te beantwoorden als die van Jezus aan de Joodse oversten. Ze zijn wel degelijk aan ons gesteld. Net omdat Jezus hoopt op niet alleen een eerste, impulsief navolgelingschap, maar op een ver-strekkende en consequente versie daarvan, daagt hij ons uit daarover te durven nadenken … en niet alleen te denken …

Mt.13,31-35 (31/07/2023)

31    Hij [Jezus] legde hen [het volk] nog een andere gelijkenis voor:
       “Het koningschap der hemelen is te vergelijken
       met een mosterdzaadje
       dat iemand zaaide in zijn akker.
32     Het is veel kleiner dan alle andere zaden,
       maar als het is opgegroeid,
       wordt het groter dan alle tuingewassen
       en wordt bijna een boom,
       zodat de vogels in zijn takken kunnen nestelen.”
33      Nog een andere gelijkenis vertelde hij hen:
       “Het koningschap der hemelen is te vergelijken
       met zuurdeeg
       dat een vrouw verwerkte in drie maten meel,
       zodat het in z’n geheel doordesemd werd.”
34    Jezus sprak deze gelijkenissen uit tegen de menigte.
       Tegen hen sprak hij niet anders dan in gelijkenissen,
35    opdat vervuld zou worden wat de profeet zei:
       “Mijn mond zal ik opendoen in gelijkenissen;
       ik zal uitspreken wat verborgen was vanaf de grondlegging van de wereld.”

Als de schrijvers van de Bijbel planten gebruiken om koninkrijken uit te beelden, nemen ze altijd machtige, majestueuze bomen. In het boek Daniël wordt het Babylonische rijk voorgesteld als “een reus van een boom, die met zijn top tot in de hemel reikte”(Daniël 4,11). De profeet Ezechiël vergelijkt het rijk van de farao van Egypte met “een ceder van de Libanon, met mooie takken, met schaduwrijk gebladerte en een rijzige stam”(Ezechiël 31,3).
Jezus’ keuze voor de mosterdplant is dan wel verrassend: een bescheiden, onopvallende struik, die op de akker groeit, in de moestuin, of als ‘onkruid’ in een rommelige hoek van de tuin. Zo is het koninkrijk Gods! Het is alsof het veel gewoner is dan je denkt. Het is geen machtige ceder, veeleer een eenvoudige huis-tuin-en-keukenplant die tot bloei komt in het gewone leven van elke dag. Heel dichtbij. Het heeft niets spectaculairs. Overal waar mensen alert en zorgzaam omgaan met elkaar of m.a.w. Jezus proberen na te volgen, daar is G-d. Verder hoef je het rijk G-ds niet te zoeken.

Mt. 21,23-27 (14/12/2020)

Jezus kwam in de tempel en gaf er onderricht. De hogepriesters en oudsten van het volk vroegen:
“Met welke bevoegdheid doe jij deze dingen, en wie heeft jou deze bevoegdheid gegeven?”
Jezus antwoordde hen: “Ik zal jullie ook een vraag stellen. Als je mij daarop antwoordt,
kan ik jullie zeggen met welke bevoegdheid ik deze dingen doe.
De doop van Johannes, vanwaar was die, van de hemel uit, of van de mensen uit?”
Zij overlegden nu onder elkaar: “Als we zeggen ‘van de hemel uit’,
zal hij ons zeggen: waarom heb je hem dan niet geloofd?; als we echter zeggen ‘van de mensen uit’,
zijn we bang voor het volk, want zij houden Johannes voor een profeet.”
Ze gaven Jezus dus als antwoord: “We weten het niet.”
Daarop zei Jezus ook tegen hen: “Dan kan ik jullie ook niet zeggen met welke bevoegdheid ik deze dingen doe.”

Deze passage kan voor ons, nuchtere westerlingen, een beetje overkomen als een flauwe uitvlucht
om geen antwoord te geven, maar er is echt wel meer aan de hand.
Een vraag beantwoorden met een wedervraag, was (en is nog) in de Joodse ‘religieuze discussiekunst’ een heel gewoon gebeuren.
Men wil juist een open gesprek aangaan waar verschillende meningen bij elkaar worden gelegd. Maar daar wringt het nu:
Wíllen ze ‘een open gesprek’ aangaan? Willen ze uitspreken wat ze écht denken? Nee dus.
Heb je al eens iets (serieus) willen zeggen tegen iemand waarvan je merkt dat hij/zij het antwoord niet wil horen?
Dáárom ‘kan’ Jezus ook geen antwoord geven op hun vraag!
De Advent is de tijd om ons bewust te worden van deze, blijvende, vraag: Wíl ik dat open gesprek met G-d aangaan?
Durf ik mij open te stellen, d.i. kenbaar maken wie ik écht ben én mij laten raken door wie de a/Ander is?
Als ik de ‘voorboden’ niet (wil) zie(n), hoe zou ik dan G-ds Komst kunnen zien?