Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Mt.8,23-27 (4/07/2023)
23 Jezus stapte in de boot
en zijn leerlingen volgden hem.
24 Kijk! Er stak een hevige storm op over het meer
zodat de boot overspoeld werd door de golven.
Hij echter sliep.
25 Zijn leerlingen gingen hem wakker maken:
“Heer, red ons, wij vergaan!”
26 Hij zei tegen hen:
“Waarom ben je zo bang, klein-vertrouwenden?”
Hij stond op en bestrafte de wind en de zee
en er werd een grote stilte geboren.
27 De mensen verwonderden zich:
“Wat voor iemand is hij toch,
dat zelfs de wind en de zee hem gehoorzamen?”
Meestal spreken we over stilte ‘voor’ de storm, maar hier wordt ‘na’ de storm een grote stilte geboren. Stilte kan blijkbaar verschillende verschijningsvormen aannemen. Het kan een beangstigende stilte zijn, waarin de onzekerheid toeslaat, of een drukkende stilte, als je voor een spannende gebeurtenis staat en de zenuwen gespannen staan. Het kan ook een gevulde stilte zijn, waarvan je geniet bij een deugddoend samenzijn met vrienden. Of het kan een stilte zijn die als een weldaad over je komt, waarin je dicht bij jezelf komt en waarin je het suizen van een zachte bries hoort als een fluistering van G-d …
Wat zou de grote stilte hier kunnen betekenen? Mij lijkt het dat er bij de leerlingen een stilte geboren wordt die rust brengt en openheid creëert. Een stilte vol van verwondering, verwachting en van mogelijkheden, of m.a.w. de stille zekerheid van het geloof die hen vertrouwen geeft. Het is een grondeloze stilte die zwijgt aan alle zwijgen voorbij. Een stilte om te koesteren.
Mt.19,13-15 (14/08/2021)
Toen werden er kleine kinderen naar hem gedragen met de bedoeling dat hij ze de handen zou opleggen en bidden [over hen, voor hen, met hen?], maar de leerlingen weerden hen af.
Maar Jezus zei: “Laat de kinderen!, en verhinder hen niet bij mij te komen, want het koningschap der hemelen is voor wie zijn als zij.” En hij legde hen de handen op.
Toen vertrok hij van daar.
Hoe komt het dat we het moeilijker hebben Jezus’ ‘radicale’ boodschap over huwelijk en andere zaken te beamen, terwijl zijn boodschap over het ‘worden als de kinderen’ zéker niet minder radicaal is!? Omdat we dat te idyllisch opvatten?
Wie láát zich graag dragen? – We lopen liever zelf!
Wie láát zich graag de handen opleggen? – We houden liever afstand (en ik heb het hier niet over corona)!
Wie láát voor/met/over zich bidden? – We hebben dat al lang verwezen naar ‘oude tijden’ of hooguit ‘iets voor oude mensen’.
Kunnen wij louter ‘zijn’, zoals de kinderen (hier heeft Jezus het over zuigelingen!)? Wij menen steeds dat we onze betekenis moeten halen uit wat we doen en hebben. Terwijl kinderen niets van dat alles kunnen realiseren. Ze kunnen alleen ontvangen. Ze leven – uit de aard van hun zijn zelf – in louter vertrouwen!
Wij zeggen dan wel dat we daar graag een voorbeeld zouden aan nemen, maar durven wij het – in al z’n radicaliteit – ook echt te beleven?
Mt. 16,13-20 (23/08/2020)
In die tijd toen Jezus in de streek van Caesarea van Filippus gekomen was, stelde Hij zijn leerlingen deze vraag:
'Wie is, volgens de opvatting van de mensen, de Mensenzoon?'
Zij antwoordden: 'Sommigen zeggen Johannes de Doper, anderen Elia,
weer anderen Jeremia of een van de profeten.'
'Maar jj', sprak Hij tot hen, 'wie zeg jij dat Ik ben?'
Simon Petrus antwoordde: 'Jij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.'
Jezus hernam: 'Zalig zijt gij Simon, zoon van Jona, want niet vlees en bloed
hebben jou dit geopenbaard maar mijn Vader die in de hemel is.
Op mijn beurt zeg ik je: Jij bent Petrus; en op deze steenrots zal Ik mijn Kerk bouwen
en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen.
Ik zal je de sleutels geven van het Rijk der hemelen en wat jij zult binden op aarde,
zal ook in de hemel gebonden zijn en wat jij zult ontbinden op aarde,
zal ook in de hemel ontbonden zijn.'
Daarop verbood Hij zijn leerlingen nadrukkelijk iemand te zeggen, dat Hij de Christus was.
Jezus houdt géén examen! De antwoorden van ‘sommigen’ wijst hij niet af! Belangrijker blijkbaar dan het ‘juiste’ antwoord, is de vraag:
wat zeg jíj?! Een persóónlijk antwoord, zelfs als dat misschien dogmatisch niet helemaal volledig is (wanneer is het dat wel?), staat voor Jezus duidelijk voorop.
Is het niet dat wat Jezus ‘in alle toonaarden’ probeerde duidelijk te maken, dat ‘onze G-d’, zijn ‘Vader’, niet zozeer een rationele God is
(te (be)grijpen en te modelleren naar ons verstand), maar een relationele?! Alleen als ik voluit in de ándersheid van de Ander wil/durf meegaan,
word ik meegenomen naar dat nieuwe en onvermoede land dat Jezus ‘het koninkrijk der hemelen’ noemt.
Vanuit mijn menselijk gegeven is dat natuurlijk niet niks, zo al mijn éigen denken los te durven laten om mij in dat relationele – dus gans Andere – avontuur te storten.
Maar Jezus zegt: “Gelukkig ben je!” Ja, wonder van vervulling zal het zijn, waar ik dat toelaat. Maar wie vervuld is, zal/moet overlopen: “Bouw mijn kerk op!”
Mt.20,17-28 (3/3/2021)
Toen Jezus opging naar Jeruzalem, nam hij alleen de twaalf met zich mee. Onderweg zei hij tegen hen:
“Kijk! Nu gaan we op naar Jeruzalem en de mensenzoon zal overgeleverd worden aan de hogepriesters en schriftgeleerden en ze zullen hem ter dood veroordelen. Ze zullen hem overleveren aan de niet-Joodse volken
om hem te bespotten, te geselen en te kruisigen en op de derde dag zal hij worden opgewekt.”
Toen kwam de moeder van de zonen van Zebedeüs, samen met haar zonen, naar hem en boog voor hem neer om iets van hem te vragen. Hij vroeg haar: “Wat wil je?” Ze zei hem: “Zeg dat in jouw koninkrijk deze twee zonen van mij mogen zetelen, één rechts en één links van jou.” Maar Jezus antwoordde: “Je weet niet wat je vraagt. Kunnen jullie de beker drinken die ik zal drinken, of je laten onderdompelen met de onderdompeling die ik zal ondergaan?” Ze zeiden hem: “Ja, dat kunnen wij.”
Hij ging tegen hen verder: “Ja, mijn beker zul je wel drinken en ondergedompeld worden waarin ik ondergedompeld wordt, maar wat betreft het rechts of links van mij zetelen: het is niet aan mij dat te geven, dat is voor hen voor wie mijn Vader dit bereid heeft.”
De tien [overige leerlingen] hoorden dit en ergerden zich aan de twee broers.
Maar Jezus riep hen bij zich en zei: “Jullie weten dat de leiders van de volken hen overheersen en dat de groten hun macht misbruiken tegen hen.
Zo mag het bij jullie niet zijn! Wie onder jullie groot wil worden, moet jullie dienaar zijn, en wie onder jullie de eerste wil zijn, moet jullie knecht zijn; zoals de mensenzoon niet gekomen is om gediend te worden,
maar om te dienen en zijn leven te geven als losgeld voor velen [= allen].”
Jezus trekt op naar Jeruzalem, dé religieuze hoofdstad. Helder van geest (Geest) als hij is, heeft hij ondertussen wel door
waar zijn liefde hem toe zal leiden. De consequentie van elke doorgetrokken liefde is het kruis.
En als dat voor hem het geval is, zal dat ook zo zijn voor zijn leerlingen. Dus probeert hij ze daarop voor te bereiden.
En waar zijn zij mee bezig? Mama er op uit sturen om wat te gaan vleien bij Jezus om toch maar op een goed blaadje te geraken
in dat koninkrijk van hem … Of – maar wat eigenlijk op hetzelfde neerkomt – je ergeren aan die pogingen (omdat je eigen kansen dan verkleinen?).
Wat moet Jezus toch met zo’n stelletje?
En toch zál hij het er mee doen. Hij weet (’t is te zeggen: vertrouwt) dat ze het uiteindelijk wel zullen begrijpen én doen,
ook al zal dat met nog veel vallen en opstaan gepaard gaan. En voor wie écht leerling wil zijn, geeft hij in de laatste alinea nog onschatbare woorden mee.
Ze zouden boven het bed van elke ‘leerling’ moeten hangen: lees, herlees, prent ze in je hart én je handen!
Mt.16,24-28 (9/08/2024)
24 Toen zei Jezus tegen zijn leerlingen:
Als het iemands bedoeling is
achter mij aan te komen,
moet hij zichzelf verloochenen,
zijn kruis opnemen en mij volgen.
25 Want wie zijn leven [psyche] wil redden,
zal het verliezen,
maar wie zijn leven verliest omwille van mij,
zal het vinden.
26 Want wat baat het een mens
de hele wereld te winnen
maar zijn leven [psyche] erdoor te schaden?
Of wat zal een mens geven
als losgeld voor zijn leven?
27 Ja, de mensenzoon zál komen
in de grootsheid van zijn Vader,
samen met zijn engelen,
en dan zal hij ieder teruggeven naar zijn daden. [Ps.62,13]
28 Amen, ik zeg jullie:
sommige van de aanwezigen hier
zullen de dood niet proeven
voordat zij de mensenzoon gezien hebben,
komend in zijn koningschap.”
Duidelijker kan Jezus niet zijn. Als je hem wilt volgen moet je
1e jezelf verloochenen:
Pas als je jezelf kent, kun je jezelf verloochenen en de neiging tegengaan jezelf als centrum van de wereld te beschouwen. Je leert verder te kijken dan de logica van het persoonlijk belang.
2e zijn kruis opnemen:
Wie met hem optrekt, moet bereid zijn alle consequenties op te nemen. In dat trouw-zijn biedt het kruis zich sowieso aan.
3e hem volgen:
Als je hem echt wilt volgen, dan zal jouw weg dezelfde zijn als zijn weg: lijden en dood – en vanuit de Liefde opstaan.
Hiermee brengt deze passage ons naar de kern van de paradox van het leerling zijn: Wie zijn leven wil redden en het met menselijke overwegingen in handen wil houden, zal het verliezen. Maar wie zijn leven verliest – wie het uit handen geeft, en dat kan slechts in de Liefde – zal het winnen.
Mt. 16,13-19 (29/06/2020)
In die tijd toen Jezus in de streek van Caesarea Filippi gekomen was, stelde hij zijn leerlingen deze vraag:
'Wie is, volgens de opvatting van de mensen, de Mensenzoon?' Zij antwoordden: 'Sommigen zeggen Johannes de Doper, anderen Elia,
weer anderen Jeremia of een van de profeten.' 'Maar gij' - sprak hij tot hen - 'wie zegt gij dat ik ben?' Simon Petrus antwoordde:
'Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.'
Jezus hernam: 'Zalig zijt gij Simon, zoon van Jona, want niet vlees en bloed hebben u dit geopenbaard maar mijn Vader die in de hemel is.
Op mijn beurt zeg ik u: gij zijt Petrus; en op deze steenrots zal ik mijn kerk bouwen en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen.
Ik zal u de sleutels geven van het rijk der hemelen en wat gij zult binden op aarde, zal ook in de hemel gebonden zijn
en wat gij zult ontbinden op aarde, zal ook in de hemel ontbonden zijn.'
Petrus en Paulus, wat een duo om je Kerk aan toe te vertrouwen.
De ene verloochende Jezus tot drie keer toe (zo herkenbaar) en de ander was een fervente vervolger (als ik eerlijk kijk naar hoe ik omga met bepaalde groepen in onze Kerk,
komt het misschien ook heel dicht bij vervolging vrees ik).
En toch … aan die ‘mensen’ vertrouwde Jij jouw Kerk toe. Zalig dat zij, net als wij, gewone mensen waren met al hun menselijke zwakheden.
Misschien durf ik juist daarom met al mijn beperktheden ook mee werk te maken van die Kerk.
Een Kerk die ik graag mijn Kerk noem. Tenminste als ze het aandurft om kwetsbaar te zijn en de eigen klein-menselijkheid in de ogen durft te kijken.
Want de Kerk waar ik van hou, is een gewonde Kerk, net als Jezus die ze toch wil volgen? Het is een Kerk die juist daar te vinden is,
te midden van de wonden van de wereld, bij de gewonde mens en die haar eigen wonden, haar eigen klein-menselijkheid niet verloochent.
Gelukkig dus voor mij dat dit o, zo menselijke duo de basis mag zijn van onze Kerk.