Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Mt.14,22-33 (9/08/2020)
Na de broodvermenigvuldiging dwong Jezus zijn leerlingen in de boot te gaan en alvast naar de overkant te varen, terwijl Hij het volk naar huis zou zenden.
Toen Hij het volk had weggezonden, ging Hij de berg op om in afzondering te bidden. De avond viel en Hij was daar alleen.
De boot was reeds vele stadien uit de kust en werd geteisterd door de golven, want zij hadden tegenwind.
In de vierde nachtwake kwam Hij te voet over het meer naar hen toe.
Maar toen de leerlingen Hem zo over het meer zagen gaan, raakten zij van streek omdat zij een spook meenden te zien en zij begonnen van angst te schreeuwen.
Maar Jezus zei onmiddellijk tot hen: 'Weest gerust. Ik ben het. Vreest niet.'
'Heer', antwoordde Petrus,'als Gij het zijt, zeg mij dan dat ik over het water naar U toe moet komen.'
Waarop Jezus sprak: 'Kom!' Petrus stapte uit de boot en liep over het water naar Jezus toe.
Maar toen hij merkte hoe hevig de wind was, werd hij bang; hij begon te zinken en schreeuwde: 'Heer, red mij!'
Terstond stak Jezus zijn hand uit en greep hem vast, terwijl hij tot hem zei: 'Kleingelovige, waarom heb je getwijfeld?'
Nadat zij in de boot gestapt waren, ging de wind liggen.
De inzittenden wierpen zich voor Hem neer en zeiden: 'Waarlijk. Jij bent de Zoon van God.'
We herkennen in deze passage een voortdurende afwisseling tussen onrust en rust. De onrust is niet noodzakelijk slecht
(ze is vaak net een uiting van levendigheid), maar wordt maar hanteerbaar (en vruchtbaar) vanuit een rust.
Zo’n ankerpunt – om in het beeld van het bootje in de storm te blijven – hebben we nodig om koers te kunnen houden.
We zien Jezus dan ook vaak, na drukke momenten waarop er veel van hem gevraagd wordt, zich terugtrekken in de stilte.
Dáár is het blijkbaar dat hij dat ankerpunt vindt. Dáár – in de stilte en de teruggetrokkenheid – is het dat hij contact kan maken met zijn ‘Grond’.
Ja, daar is het juist dat hij ‘met zijn voeten op de grond’ komt!
Een gebed dat ons boven de realiteit van onze dagen doet zweven, is in christelijk opzicht eigenlijk geen gebed!
Bidden in de geest (Geest) van Jezus, is zó paradoxaal: Je zó terugtrekken in de rust, dat je de onrust aankan en vruchtbaar maakt;
zó contact maken met de Grond, dat je met de voeten op de grond komt …
De Evangeliepassage eindigt ermee … dat er een menigte noodlijdenden staat te wachten …
Mt.17,22-27 (14/08/2023)
22 Toen ze rondtrokken in Galilea,
zei Jezus tegen hen:
“De mensenzoon zal overgeleverd worden
in de handen van de mensen
23 en ze zullen hem doden
en op de derde dag zal hij opstaan.”
Ze werden diep bedroefd.
24 Toen ze in Kafarnaüm waren,
kwamen de inners van de tempelbelasting naar Petrus
[een in de Joodse wet bepaalde belasting van 2 daglonen per jaar]
en vroegen:
“Betaalt jullie meester de tempelbelasting?”
25 “Jawel!”, zei Petrus.
En toen hij thuis kwam,
was Jezus hem voor met de vraag:
“Wat denk je, Simon:
de koningen van de wereld,
van wie ontvangen zij belastingen,
van hun zonen of van de vreemden?”
26 Petrus antwoordde: “Van de vreemden.”
Jezus zei: “Dan zijn de zonen vrij.
27 Maar om hen geen aanstoot te geven:
Ga naar het meer, werp een vishaak uit,
neem de eerste vis die bovenkomt, open zijn bek
en je zult een stater [munt van 4 daglonen] vinden.
Neem die en betaal ermee voor mij en jou.”
De ‘lijdensvoorspelling’ lijkt hier een beetje verloren te staan tussen de rest. Waarschijnlijk waren zijn leerlingen meer bezig met andere dingen, of werden ze er op aangesproken zoals hier met de kwestie van de ‘tempelbelasting’. Voor Jezus is díe kwestie duidelijk: betaal die belastingen gewoon, maar doe het in vrijheid. Maak je niet druk over de centen. G-d zal er wel in voorzien.
Maar waarom komt Jezus’ dood hier dan ter sprake, als het niet gaat om de ‘banaliteiten’ van al of niet belastingen betalen?
Mij lijkt het te gaan over vrij worden net als Jezus, niet in de betekenis van zomaar ‘alles doen wat je wilt’, maar wel: je niet laten tegenhouden om te doen wat je – van binnenuit – moet doen. Écht vrij worden is je door niets laten tegenhouden om te doen wat G-d je ingeeft en consequent G-ds weg gaan.
En dat is zo anders dan wat de goegemeente automatisch aanneemt en doet, dat het als het ware vanzelf aanstoot geeft en gewelddadige reacties uitlokt.
Jezus laat zich dáár alvast niet door doen … En ik?
Mt.13,47-53 (29/7/2021)
“En opnieuw.
Het koningschap der hemelen is te vergelijken met
een sleepnet dat neergelaten wordt in het meer
en allerlei soorten [vissen] bijeenbrengt.
Als het vol is, trekt men het op de oever,
men gaat zitten en verzamelt de goede [vissen] in kuipen,
de slechte werpen ze weg.
Zo zal het zijn bij de voleinding van de tijden. De engelen zullen er op uittrekken en zij zullen de slechten [verdwaasden] van de rechtvaardigen [integeren] scheiden en hen in de vuuroven werpen. Daar zal er geween en tandengeknars zijn.”
Jezus vroeg hen nu: “Hebben jullie dit alles begrepen?” “Ja”, antwoorden zij. Nu zei hij: “Zo lijkt iedere schriftgeleerde die leerling is geworden in het koningschap der hemelen op een huisvader die uit zijn schat oud en nieuw voortbrengt.”
Toen Jezus deze gelijkenissen had beëindigd, vertrok hij van daar [Kafarnaüm].
Veel van deze ‘verhaaltjes’ heeft Jezus verteld in Kafarnaüm, waar hij als volwassen man woonde. Het stadje had in die regio enig belang omdat het aan het meer lag. Veel van de arbeid die daar gebeurde had met het vissen te maken.
Als Jezus dus zijn verhalen vertelt aan het meer, heeft dat niets van doen met wat wij misschien ‘een idyllisch uitstapje naar zee met wat diepzinnige gedachten’ zouden noemen! Langs dat meer bevond hij zich op ‘de werkvoer’, tussen mensen die aan het – soms zware – werk waren! De beelden die Jezus gebruikt om over ‘het koningschap der hemelen’ te spreken, zijn meestal ook ontleend aan dat alledaagse leven.
Wij hebben Jezus helaas niet meer rechtstreeks bij ons, maar de vraag kan dezelfde blijven: Wat zie ik in mijn alledaagse omgeving rond mij gebeuren dat mij vertelt over ‘het koningschap der hemelen’. We hoeven het echt niet ver te zoeken. De schat ligt in onze alledaagse handen! Zullen wij uit het oude het nieuwe voortbrengen?
Mt.13,47-53 (30/07/2020)
In die tijd zei Jezus tot de menigte: Het Rijk der hemelen gelijkt op een sleepnet
dat in de zee geworpen, vissen van allerlei soort bijeenbracht.
Toen het vol was trok men het op het strand; men zette zich neer om de goede vissen uit te zoeken
en in manden te doen, de slechte echter werden weggeworpen.
Zo zal het ook gaan op het einde van de wereld: de engelen zullen uittrekken om de slechten
tussen de rechtvaardigen uit te zoeken en in de vuuroven te werpen. Daar zal geween zijn en tandengeknars.
Hebben jullie dit alles begrepen?' Zij antwoordden Hem: 'Ja.'
Hij zij hun: 'Daarom is iedere schriftgeleerde die onderwezen is in het Rijk der hemelen gelijk aan een huisvader
die uit zijn schat nieuw en oud te voorschijn haalt.'
Toen Jezus deze gelijkenissen had beeindigd, ging Hij vandaar weg.
Deze korte parabel loopt eigenlijk parallel met die over het goede graan en het onkruid. (zie Mt.13,24-30 – 19 juli)
In de ‘school’ van de samenleving zwemmen de ‘goede’ en de ‘slechte’ vissen allemaal dooreen.
Als je Jezus’ beeld van de ‘mensenvissers’ er op toepast, mag je ook zeggen dat ze állemaal geroepen zijn
deel uit te maken van zijn ‘rijk der hemelen’. Maar het blijkt dus zeer menselijk (en dus van alle tijden)
dat níet ‘alle vissen’ in dezelfde richting (van het rijk G-ds) zwemmen.
Onderscheiding, daar komt het opnieuw op aan. Wie ‘onderwezen is in het rijk der hemelen’ moet ergens het verschil weten te vinden.
Evenwel met alle behoedzaamheid én barmhartigheid eigen aan een huisvader, zoals Jezus die zich voorstelt (uit ervaring?).
Ja, in de praktijk van het leven in de wereld moet het onderscheidend oordelen soms gebeuren.
De ‘huisvader’ weet echter dat hij slechts ‘rentmeester’ is, beheerder van de geheimen en rijkdommen van een ander (Ander in dit geval).
Het uiteindelijke oordeel is aan G-d, en daar zal ik zelf, én mijn ge-oordeel over anderen, óók onder vallen.
Mt.14,22-36 (3/08/2020)
Na de broodvermenigvuldiging dwong Jezus zijn leerlingen in de boot te gaan en alvast naar de overkant te varen,
terwijl Hij het volk naar huis zou zenden. Toen Hij het volk had weggezonden, ging Hij de berg op om in afzondering te bidden.
De avond viel en Hij was daar alleen.
De boot was reeds vele stadien uit de kust en werd geteisterd door de golven, want zij hadden tegenwind.
In de vierde nachtwake kwam Hij te voet over het meer naar hen toe. Maar toen de leerlingen Hem zo over het meer zagen gaan,
raakten zij van streek omdat zij een spook meenden te zien en zij begonnen van angst te schreeuwen.
Maar Jezus zei onmiddellijk tot hen: 'Weest gerust. Ik ben het. Vreest niet.'
'Heer', antwoordde Petrus,'als Jij het bent, zeg mij dan dat ik over het water naar U toe moet komen.'
Waarop Jezus sprak: 'Kom!' Petrus stapte uit de boot en liep over het water naar Jezus toe.
Maar toen hij merkte hoe hevig de wind was, werd hij bang; hij begon te zinken en schreeuwde: 'Heer, red mij!'
Terstond stak Jezus zijn hand uit en greep hem vast, terwijl hij tot hem zei: 'Kleingelovige, waarom heb je getwijfeld?'
Nadat zij in de boot gestapt waren, ging de wind liggen.
De inzittenden wierpen zich voor Hem neer en zeiden: 'Waarlijk. Jij bent de Zoon van God.'
Toen zij overgestoken waren, bereikten zij de kust bij Gennesaret.
Toen de mannen van die streek Hem herkenden, verspreidden zij in heel de omtrek het bericht van zijn komst en brachten Hem al hun zieken. Ze smeekten Hem of ze tenminste de zoom van zijn kleed mochten aanraken. En allen die dit deden, werden gezond.
We herkennen in deze passage een voortdurende afwisseling tussen onrust en rust. De onrust is niet noodzakelijk slecht
(ze is vaak net een uiting van levendigheid), maar wordt maar hanteerbaar (en vruchtbaar) vanuit een rust.
Zo’n ankerpunt – om in het beeld van het bootje in de storm te blijven – hebben we nodig om koers te kunnen houden.
We zien Jezus dan ook vaak, na drukke momenten waarop er veel van hem gevraagd wordt, zich terugtrekken in de stilte.
Dáár is het blijkbaar dat hij dat ankerpunt vindt. Dáár – in de stilte en de teruggetrokkenheid – is het dat hij contact
kan maken met zijn ‘Grond’. Ja, daar is het juist dat hij ‘met zijn voeten op de grond’ komt!
Een gebed dat ons boven de realiteit van onze dagen doet zweven, is in christelijk opzicht eigenlijk geen gebed!
Bidden in de geest (Geest) van Jezus, is zó paradoxaal: Je zó terugtrekken in de rust, dat je de onrust aankan en vruchtbaar maakt;
zó contact maken met de Grond, dat je met de voeten op de grond komt …
De Evangeliepassage eindigt ermee … dat er een menigte noodlijdenden staat te wachten …
Mt.14,13-21 (7/08/2023)
13 Toen Jezus dit hoorde [het bericht van de dood van Johannes],
trok hij zich in een boot van daar terug
naar een eenzame plaats, alleen.
En toen de menigte dit hoorde,
volgden ze hem te voet vanuit hun steden.
14 Toen Jezus uitstapte, zag hij dan ook een grote menigte.
Hij werd ten diepste bewogen om hen
en hij genas de zieken onder hen.
15 Toen het avond werd,
kwamen zijn leerlingen bij hem en zeiden:
“Dit is een eenzame plaats en het [etens]uur is al voorbij.
Stuur de menigte weg
zodat ze in de dorpen rondom
voedsel voor zichzelf kunnen gaan kopen.
16 Maar Jezus zei hen:
“Het is niet nodig dat zij weggaan;
geven jullie hen maar te eten.”
17 “Maar, antwoordden zij,
wij hebben niet meer dan vijf broden en twee vissen!”
18 Hij zei: “Breng ze mij.”
19 En hij liet de mensen zich neervlijen op het gras.
Hij nam de vijf broden en de twee vissen,
keek op naar de hemel,
zegende en brak de broden,
en gaf ze aan zijn leerlingen
en de leerlingen aan de menigte.
20 Allen aten tot ze voldoende gevoed waren.
En van de overgebleven stukken verzamelden ze twaalf korven.
21 Het waren ongeveer vijfduizend mannen die gegeten hadden,
vrouwen en kinderen niet meegeteld.
Na de dood van Johannes de doper beseft Jezus waar het ook voor hem kan op uitlopen. Daar moet hij toch eventjes over bezinnen: kan ik dit wel, durf ik dit wel? Alsof hij naar zijn ‘tweede adem’ zoekt, trekt hij zich terug in de stilte – net zoals hij dat ook had gedaan net voor het begin van zijn openbaar optreden. Ook nu neemt zijn leven weer een diepere wending – en het is slechts ‘op de adem van de Geest’ dat hij die zal kunnen vervullen.
Dat is al één iets om als leerling een voorbeeld aan te nemen: regelmatig, en zeker op scharniermomenten, een langere tijd van stilte zoeken, om ons te laten leiden door Góds Geest, en niet door de onze.
En het andere is dat waardoor wij ons úit die stilte laten trekken: de honger van de mensen, de fysieke honger – ja, ook daar heeft Jezus ruimschoots aandacht voor – en de geestelijke honger – mensen hebben o zo’n nood aan een woord van bevrijding en richting!
Het krachtigste woord van bevrijding en richting zal overigens pas geboren worden uit de stilte …