Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Mc.7,1-13 (6/02/2024)

1      Nu verzamelden zich de farizeeën
       en enkele schriftgeleerden die uit Jeruzalem gekomen waren,
       bij Jezus.
2      Zij merkten op dat sommige van zijn leerlingen
       met onreine – dat wil zeggen: ongewassen – handen het brood aten.

3      (De farizeeën en alle Joden eten immers nooit
       zonder eerst de handen te wassen
       – vasthoudend aan de traditie van de oudsten.
4      Als ze bijvoorbeeld terugkomen van de markt,
       zullen ze niet eten zonder zich eerste te besprenkelen.
       Zo zijn er nog vele andere gewoontes waar ze aan vasthouden,
       zoals de onderdompeling van drinkbekers, kannen en koperen vaten.)

5      Nu vroegen de farizeeën en schriftgeleerden hem:
       “Waarom handelen jouw leerlingen
       niet naar de traditie van de oudsten,
       maar eten zij het brood met onreine handen?”
6      Hij antwoordde hun:
       “Hoe goed heeft Jesaja over jullie geprofeteerd, huichelaars [hypokrites, voorbij het oordeel],
       waar geschreven staat:

       Dit volk eert mij met de lippen,
       maar hun hart is ver van mij verwijderd!
7      Tevergeefs vereren ze mij.
       Wat ze leren, zijn geboden van mensen. [Jes.29,13]

8     Terwijl je het gebod van God loslaat,
       hou je vast aan de traditie van mensen.
9     ’t Is mooi: Je schaft het gebod van God af
       om je eigen traditie in stand te houden!
10     Want bijvoorbeeld:
       Mozes heeft gezegd:

       Eer je vader en je moeder,
       en: Wie aan zijn vader of moeder het kwade toezegt,
       moet sterven. [Ex.20,12]

11    Maar jullie zeggen:

       Als iemand tegen zijn vader of moeder zegt:
       Alles waarmee ik jullie zou kunnen helpen
       is een korban – een offergave [dus voor God bestemd, en niet voor de ouders],

12    dan hoeft hij zijn vader en moeder niet meer te helpen.
13    Zo ontkracht je Gods woord
       door jullie eigen traditie.
       En je doet veel dergelijke dingen.”

We horen vandaag een gedetailleerde discussie tussen Jezus en de Joodse religieuze overheden. Dat is interessant om te begrijpen wat dat toch was dat tussen hem en die ‘farizeeën en schriftgeleerden’ altijd maar opspeelde – en hem uiteindelijk zijn leven heeft gekost. Maar we mogen ons niet blind staren op die Joodse gebruiken van toen.
De te onderzoeken vraag is wat wij zelf, vandaag, doen dat in diezelfde discrepantie staat. Zoeken wij zelf niet – soms of vaak – eigengemaakte uitvluchten om niet te hoeven te doen wat wij redelijkerwijze of vanuit G-ds oogpunt zouden moeten doen? Het wordt ongetwijfeld wat lastig als wij deze vraag ernstig nemen.
Maar is dat nu net niet de bedoeling van een Vastentijd, om onszelf nader te durven onderzoeken waar wij – meer dan we bedoelden en door hadden – ons verwijderden van G-d, om dan met de kracht van zijn roepende Liefde terug te keren en ons wél opnieuw helemaal naar hem te richten?

Mc.8,27-33 (20/02/2025)

27    Jezus ging met zijn leerlingen van daar weg
       naar de dorpen van Caesarea van Filippi [ca. 40km noordelijker, aan de voet van de Hermon, bij de bronnen van de Jordaan; overwegend heidens].
       Onderweg vroeg hij hen: “Wie zeggen de mensen dat ik ben?”
28   Ze antwoorden: “Ze zeggen: Johannes de doper;
       anderen zeggen Elia, of nog anderen één van de profeten.”
29    Toen vroeg hij hun:
       “Maar jullie, wie zeggen jullie dat ik ben?”
       Petrus antwoordde: “Jij bent de Gezalfde [Christos/Messiah]!”
30    Streng zei hij hen hierover met niemand te spreken.

31    Hij begon hen te onderrichten
       dat het ‘moest’ [= nodig, noodzakelijk, in de lijn v.d. Bijbelse/Goddelijke logica van de Liefde]
       dat de mensenzoon veel zou lijden
       en worden verworpen
       door de oudsten, hogepriesters en schriftgeleerden,
       dat hij zou worden gedood
       en na drie dagen opstaan.
32    Hij zei dit vrijmoedig [= in blij vertrouwen].
       Petrus nam hem apart
       en begon hem hierover te weerleggen.
33    Maar Jezus keek om naar zijn leerlingen
       en sprak Petrus streng toe:
       “Ga weg, achter mij, weerstrever [satan],
       want wat je bedenkt is niet van God, maar van mensen.”

Wie is hij toch? Wie is hij voor mij, voor jou? Een eerlijk en oprecht antwoord geven op deze vraag is echter niet vrijblijvend. Het daagt je uit om ook daad-werkelijk met hem op weg te gaan.
In de verschillende fasen van het leven zal het antwoord veranderen. Misschien is een van de antwoorden: “Ik weet het niet.” Niet omdat je de vraag wilt ontwijken, maar omdat je ruimte wilt openhouden. Het is niet zomaar een ‘niet weten’, maar eerder het niet kunnen of willen vastleggen.
Als ik dan stamelend probeer toch woorden te vinden, woorden opkomend in de stilte, besef ik dat hij het antwoord is op G-ds verlangen. Hij zoekt zichzelf niet, valt niet op zichzelf terug en geeft zich volledig. Hij laat altijd ruimte open tussen zichzelf en de ander. Heilige ruimte. Omwille van de liefde schuwt hij de confrontatie niet. Hij gaat tot het uiterste om iemand te winnen. Voor Hem is de nacht niet het einde. In het volkomen duister zal hij de verbinding bewaren.
Deze mens: hij is een plaats van G-d.

Mc.2,18-22 (18/1/2021)

De leerlingen van Johannes en die van de farizeeën hielden vasten.
Ze kwamen naar Jezus: “Waarom vasten die leerlingen wel, maar jouw leerlingen niet?”
Jezus antwoordde: “De vrienden van de bruidegom kunnen toch niet vasten zolang de bruidegom bij hen is?
Al de tijd dat zij hem bij zich hebben, kunnen zij niet vasten.
Maar er zullen dagen komen dat de bruidegom van hen is weggenomen. Dan zullen zij vasten.
Niemand naait een lap van ongekrompen stof op een oud kledingstuk;
anders trekt het nieuwe aan het oude en wordt de scheur erger.
En niemand doet nieuwe wijn in oude leren zakken;
anders doet de wijn de zakken barsten en gaat de wijn verloren met de zakken.
Nee. Nieuwe wijn hoort in nieuwe leren zakken.”

Het mopperen blijft aanhouden. Gisteren werd Jezus vriendschap en het feesten met tollenaars en zondaars in vraag gesteld.
Nu klinkt de vraag over hun vastenpraktijk. “Waarom vasten jouw leerlingen niet?”
Blijkbaar zien de ander wél al datgene wat in hun beleving niet klopt
(er wordt niet gevast, Jezus die omgaat met tollenaars, regels die overtreden worden…) maar wat er écht gebeurt, dat zien ze niet.
Ze zien niet de aanwezigheid van G-d in hun midden, niet de blijdschap,
noch de vreugde en het helende effect dat die Aanwezigheid met zich meebrengt.
Net zo min als de ommekeer, die het toelaten van die Aanwezigheid in je leven, teweeg brengt.
Jezus’ logica is duidelijk van een andere orde en vereist een nieuwe manier van kijken en denken,
die pas te zien is als je je eigen logica durft op te schorten.
Misschien is het niet zo gek om af en toe een vastendag in te bouwen.
Vast-en om los te komen van onze manier van denken, wetten en regels, vastgeroeste ideeën, overtuigingen…
Om te (kunnen) zien waar G-d – hier en nu – gebeurt.

 

Mc. 8,14-21 (14/02/2023)

Nu hadden ze vergeten brood mee te nemen waardoor ze maar één brood bij zich hadden in de boot. Jezus drukte hen op het hart: “Zie toe, pas op voor het zuurdesem van de farizeeën en het zuurdesem van Herodes!”
Zij bleven onder elkaar overleggen dat ze geen broden hadden. Toen Jezus dat merkte, zei hij tegen hen: Waarom blijven jullie zeggen dat je geen broden hebt? Besef en begrijp je het nu nog niet? Is jullie hart nog zo verhard? Jullie hebben ogen, en je ziet niet? Jullie hebben oren, en je hoort niet? Herinneren jullie je niet dat ik de vijf broden heb gebroken voor vijfduizend mensen? Hoeveel korven vol resten heb je toen verzameld?” Ze zeiden: “Twaalf.” [Mc.6,41-44] “En toen ik de zeven broden brak voor vierduizend mensen, hoeveel manden met resten heb je toen verzameld?” Ze zeiden: “Zeven.” [Mc.8,5-9]
Hij zei hen: “En je begrijpt het nóg niet …?”

Jezus ziet dat zijn leerlingen zich blind staren op wat ze (niet) hebben: dat ene brood. Hij probeert ze duidelijk te maken dat de essentie van het leven niet het brood maar het desem is. Het is de innerlijke drive die je in beweging zet – die te zien zal zijn in heel je doen en laten – waar je werk van moet maken. Wanneer binnen- en buitenkant in overeenstemming zijn, hoef je niet bezorgd te zijn over dat ene brood. Jezus heeft het nog maar net laten zien: er is overvloed als je deelt vanuit een innerlijke, G-dgerichte drive.
Wil je dus weten of je binnen en buitenkant in overeenstemming zijn, kijk dan naar wat er overblijft als je deelt van wat je hebt.
Waar gedeeld wordt vanuit overeenstemming, die ons altijd op de a/Ander richt, zal er overvloed zijn; waar geleefd wordt vanuit niet-overeenstemming, die ons altijd op onszelf richt, zal er tekort zijn.

Mc.6,53-56 (5/02/2024)

53    Ze staken over naar het gebied van Gennesaret
       en legden aan.
54    Toen ze uit de boot kwamen,
       herkende men hem onmiddellijk.
55    Ze liepen druk de hele omgeving af
       en brachten van overal de zieken op bedden
       naar waar ze hoorden dat Jezus was.
56    Overal waar hij ook kwam,
       in steden, dorpen of gehuchten,
       legde men de zieken op de marktplaats.
       Zij smeekten hem
       dat ze alleen al maar de zoom van zijn kleed
       mochten aanraken.
       En al wie hem aanraakte, werd genezen.

Ik vraag me af: Waaraan zou men Jezus zo goed herkend hebben? Vergeet niet dat er geen TV e.d.m. was! Denk nog even terug aan het commentaar van gisteren, zondag. (En denk er vanaf nu elke keer aan als je Jezus bezig ziet met de zieken etc. …)
O.k., Jezus is duidelijk veel van het ene dorp naar het andere getrokken, maar toch … Het zal uiteraard ook wel opgevallen zijn als iemand met een groepje volgelingen rondtrok, maar toch … Het zal ook ongetwijfeld makkelijk aantrek gevonden hebben als hij genezingen kon doen (ook al deed hij ze meestal in het verborgene), maar toch …
Zou het ‘geheim’ van zijn aantrekkingskracht niet ergens veel dieper liggen? Zou men in hem niet een kracht ontwaren die zoveel dieper, groter, weider en omvattender is dat ze alleen nog ‘g-ddelijk’ genoemd kan worden? Ik denk dat je nog maar ergens in de buurt van Jezus moest komen om dat al te voelen!
En is dat dan verleden tijd? Valt hij vandaag niet meer te herkennen / ervaren / voelen? Toch wel … als wíj hem (na)volgen …

Mc.6,7-13 (14/07/2024)

     Jezus riep nu de twaalf bij zich.
       Hij begon hen twee aan twee uit te zenden [aposteloo]
       en gaf hun volmacht over nog niet gereinigde geesten.
     Hij droeg hun op
       dat ze niets mee zouden nemen op weg
       dan alleen een stok;
       geen reiszak, geen brood, geen geld.
     Sandalen mochten ze wel dragen,
       geen extra kleren.
10    Hij zei tegen hen:
       “Waar je ook onderdak krijgt in een huis,
       verblijf daar tot je weer verder gaat.
11    En overal waar ze jullie niet ontvangen
       en niet naar jullie luisteren:
       trek daar weg
       en schud het stof van je voeten
       als een getuigenis tegen hen.”
12    Ze gingen op weg
       en verkondigden [de bevrijdende boodschap]
       zodat ze zich zouden bekeren.
13    Ze dreven veel demonen uit,
       zalfden veel zieken met olie
       en heelden hen.

Wanneer Jezus zijn leerlingen opdraagt wat hen te doen staat, legt hij tegelijkertijd heel zijn missie uiteen. Het wordt duidelijk wie hij zendt om te gaan verkondigen: Zij die leven van genoeg, geen extra geld, geen extra eten en net genoeg kleren om zich te kunnen vertonen. Dat is wat hij hen vraagt: “Ga zonder iets op weg, geen reiszak, geen brood, geen geld.” Je hebt al die extra’s niet nodig. Je zal onderdak krijgen en er zal voor je gezorgd worden.
Maar stel je even voor dat er iemand aan je deur belt. Je doet open en de man/vrouw voor je vraagt om onderdak. Je zou vreemd opkijken en vermoedelijk nog verbaasder zijn als blijkt dat deze man/vrouw geen geld en kleren bij zich heeft. In het beste geval verwijs je hen door naar een B&B of hotel. Een toevallige passant zonder koffer of reiszak, onderdak geven is bij de meeste van ons geen optie, denk ik. Nochtans zendt Jezus zo zijn leerlingen de wereld in, om zijn boodschap te verkondigen.
Durven wij ons voor hen open te stellen? Mogen zij bij ons binnenkomen?